Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) bezoekt WMO loket Huizen

Zo langzamerhand is iedereen weer terug (of bijna terug) van vakantie. Ook voor mij zit het er weer op. Terug in Nederland heb ik overigens nog wel een paar redelijk rustige weken gehad, maar nu loopt de agenda langzamerhand toch weer vol.

In de vrije tijd die ik vooral in de avonduren had kreeg ik de kans om een aantal verkiezingsdebatten aan te horen. Zo ook gisteren, het debat tussen Rutte, Roemer, Samsom en Wilders. Ik moet eerlijk zeggen dat -zodra het over gezondheidszorg gaat- ik tot nu toe nog geen enkele partij (zelfs mijn eigen CDA niet) een echte oplossing voor de stijgende zorgkosten heb horen aandragen. De teneur is dat ‘links’ vooral wil snijden in de bureaucratie (maar hoe dat dan concreet moet, daar hoor ik niemand over) en dat ‘rechts’ het vooral zoekt in het snijden in voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de VVD die wil snijden in de thuiszorg. Ook dat lijkt me een heilloze weg, omdat er nu eenmaal mensen zijn die deze zorg hard nodig hebben en die echt niet zomaar zelf kunnen bekostigen.

Ik heb wel eens gezegd: “Kom nou toch eens naar Huizen”. Wij hebben hier in Huizen een manier gevonden om met zorg en ondersteuning van mensen om te gaan, die aansluit bij de behoeften van mensen, maar toch kostenverlagend werkt. En die werkwijze wordt ook nog eens door alle partijen, van links tot rechts, gesteund.

En ja hoor, eindelijk kwam er vandaag een kamerlid naar Huizen om te zien hoe wij dat hier in Huizen toch fiksen. Pieter Omtzigt (CDA) heeft zich uitgebreid laten informeren over het Huizer WMO beleid. Hij is geen zorgspecialist, maar wel een financieel specialist die overigens tijdens het bezoek liet blijken goed op de hoogte te zijn van de pijnpunten in de zorg. Ik hoop dat hij zijn collega’s in de Tweede Kamer nog een beetje bij kan praten voor het op verkiezingen en formeren aankomt.

Pieter Omtzigt bezoekt WMO loket Huizen

Wat doen we in Huizen anders? In de kern ligt het antwoord in het feit dat wij niet bezuinigen op voorzieningen. In Huizen dus geen bezuiniging op maatschappelijk werk, op trapliften, op sportrolstoelen, op mantelzorgondersteuning. Niets van dit al en dat is ook helemaal niet nodig! Wij luisteren naar de vraag die burgers hebben. We noemen dit ‘vraagsturing’, wat wil zeggen, dat mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben, zelf het beste kunnen overzien of en tot hoever zij dit zelf kunnen regelen waar ze  ondersteuning vanuit de overheid bij nodig hebben. Is dat dan ‘u vraagt, wij draaien?’ is dan onmiddelijk de reactie. Waarop ik steevast antwoord: ‘Ja. En dat is veel voordeliger dan wat we nu doen, namelijk al draaien voor er een reële vraag is’. Immers, het aanbod schept vaak de vraag. Zo is het in de economie. Zo is het ook in de gezondheidszorg. In Huizen is de vraag -en dus niet het aanbod- bepalend. Samen met de burger de beste oplossing zoeken, daar gaat het om.

Toen we dit gingen doen, had niemand daar bezwaar tegen. ‘Wij werken al lang vraaggestuurd’ lieten tal van instellingen ons weten. Maar toen we het ook ‘vraagvolgend’ gingen financieren veranderde die houding wel enigszins. We betalen inmiddels geen subsidies meer aan instellingen voor dienstverlening aan burgers, maar betalen wel pér geval keurig alles wat de burger echt nodig heeft en wat hij/zij niet zelf kan organiseren. De omzetten van zorg- en welzijnsinstellingen liepen drastisch terug, maar de tevredenheid van onze burgers ging met sprongen vooruit. Dit hoeft niet alleen in Huizen zo te zijn, maar dit kan in heel Nederland. Het CDA heeft vraagvolgende financiering dus ook voorgesteld voor de hele AWBZ en wat mij betreft moeten we in de campagne dit uitgangspunt ook veel beter aan Nederland uitleggen. Doen wat nodig is (en dus niet waar we recht op hebben), wie wil dat nou niet? Niemand wil toch in ons welvarende land bezuinigen op noodzakelijke zorg? Kom op politici! Wees helder in hoe we in Nederland de stijgende zorgkosten gaan aanpakken. En wie zoekt naar een voorbeeld van hoe het ook kan: wees welkom in Huizen!

 

CDA congres stemt in met actief donorregistratiesysteem

Heel blij ben ik dat het CDA congres afgelopen zaterdag de resolutie heeft gesteund die oproept tot het wijzigen van het beslissysteem in de wet op de orgaandonatie.

In de toelichting op het afwijkende standpunt van het bestuur van het CDA zei Mirjam Sterk: “de overheid gaat niet over uw organen”. Die opmerking ging mij door merg en been. Natuurlijk gaat de overheid daar niet over en dat weet Mirjam Sterk ook best wel. Waar de overheid wel over gaat, is het wettelijke beslissysteem voor orgaandonatie. Nu is het zo, dat de meeste Nederlanders zich niet laten registreren. Als dan het moment daar is dat iemand orgaandonor zou kunnen zijn, weet de familie vaak niet wat de overledene zou hebben gewild en wordt meestal door de familie besloten om niet voor  orgaandonatie te kiezen. Heel begrijpelijk, want het is een emotionele keuze, op een heel moeilijk moment.

Het actief donorregistratiesysteem (ADR) waar door het CDA congres voor is gekozen dwingt mensen niet om orgaandonor te zijn. Integendeel. Het dwingt mensen wél om een beslissing te nemen. Die beslissing bij leven wordt na het overlijden altijd gerespecteerd. Bijkomend voordeel is dat ook nabestaanden dan weten wat de wens van de overledene was.

Veelal -zo blijkt ook uit onderzoek- blijft donorregistratie achter uit onverschilligheid of omdat mensen er liever niet over na willen denken.  Bij een ADR systeem is het zo dat, als iemand na herhaalde oproepen niet tot registratie overgaat, hij of zij geacht wordt donor te zijn. Dat is een logische gedachte, want als je het echt niet wilt, dan is het niet zo lastig om dat te laten registreren. Je hebt dan ook de garantie dat je na het overlijden ook geen orgaandonor bent, zelfs niet als familieleden er anders over denken. Overigens heeft iedereen een heel leven de tijd om desgewenst op een eerder genomen besluit terug te keren. Maximale zelfbeschikking dus, maar wel in een solidair systeem.

De overheid gaat niet over organen. Maar de overheid mag wel aan mensen vragen om, vanwege de grote maatschappelijke problematiek van het tekort aan orgaandonoren, tenminste uit te spreken welke keuze zij maken.

Ik zie het besluit van het CDA congres als een enorme steun in de rug voor al die honderden mensen die op de wachtlijst staan voor orgaandonatie. Op dit moment overlijden jaarlijks nog steeds ruim tweehonderd vaak nog jonge mensen terwijl ze op de wachtlijst stonden voor een donororgaan, omdat voor hen niet tijdig een donororgaan beschikbaar was.

Dank CDA-ers voor de getoonde solidariteit met deze groep mensen. Ik ben er trots op om bij dit CDA te horen!

Verplicht pubergesprek?

Deze week las ik het nieuws over de maatregel van het verplichte pubergesprek. Om pubers bekend te maken met de problemen van overgewicht moeten alle kinderen vanaf 14 jaar in het voortgezet onderwijs vanaf volgend jaar een gesprek krijgen met een arts of verpleegkundige. Niet alleen de risico’s van overgewicht, maar ook andere problemen zoals pesten of eenzaamheid kunnen aan bod komen. Ook kunnen de leerlingen informatie krijgen over veilig vrijen en de gevaren van alcohol en drugs. Het ‘pubergesprek’ is een onderdeel van een actieplan van minister Edith Schippers en staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten (beiden Volksgezondheid).

Tsja, wat moeten we hier nu van vinden? Is dit ultieme bemoeizucht van de overheid? Of zal deze maatregel tot positieve effecten voor onze kinderen leiden?

Ik ben als wethouder gezondheidszorg al jaren een groot voorvechter van preventie van overgewicht bij kinderen. Het is bekend dat kinderen met overgewicht sneller medische klachten krijgen (zoals gewrichtsproblemen) en ook meer kans hebben op ernstige aandoeningen in de toekomst (zoals diabetes, hart- en vaatziekten etc.). Ook leidt overgewicht bij kinderen vaak tot psychische problemen. Kinderen worden gepest met hun overgewicht en hun zelfvertrouwen neemt af.

Dé oplossing  bestaat niet. Het zijn vaak meerdere acties tegelijkertijd die moeten leiden tot het terugdringen van overgewicht bij kinderen. Om kinderen op een gezond gewicht te houden, promoten we als gemeenten (i.s.m. onze GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin en de betrokken scholen, gezondheidscentra en maatschappelijke organisaties) de zogenaamde ‘BOFT’ boodschap. Dat staat voor:

Borstvoeding heeft de voorkeur

Beweeg elke dag (kinderen en jongeren een uur per dag)

Ontbijt elke dag

Fris water uit de kraan. Laat zoete dranken staan.

TV en PC, zeg wat vaker nee.

U ziet: een combinatie van bevorderen van gezond gedrag, maar ook verbieden van ongezond gedrag. Dat heet dus ‘opvoeden’.

Dat opvoeden niet altijd gemakkelijk is, dat weten we allemaal. Daarom is het ook prettig als overheidsbeleid ondersteunend is voor ouders. Zo vind ikzelf bijvoorbeeld de boodschap: ‘tot 16 jaar geen druppel alcohol’ aan mijn 15 jarige puber heel helder en die wordt ondersteund door overheidsbeleid, dat verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 verbiedt. Maar als je kind dan eenmaal 16 is? Het huidige beleid geeft eigenlijk het signaal: ‘dan mag het!’. Terwijl we allemaal weten dat de hersenen van pubers dan nog volop in ontwikkeling zijn en dat alcohol daar een schadelijke invloed op heeft. De maatregel die het CDA voorstaat om de leeftijd voor het verbod op de verkoop van alcohol op te trekken tot 18 jaar zie ik dan ook als een ondersteunende maatregel voor ouders.

Ik heb me in de afgelopen week afgevraagd of het ‘verplichte pubergesprek’ nu ook zo’n ondersteunende maatregel is. Mijns inziens is dat niet het geval. In de eerste plaats moeten we het probleem van overgewicht in een veel vroeger stadium aanpakken en op jonge leeftijd investeren in gesprekken met kinderen én hun ouders over het belang van een gezond gewicht. Dat begint al bij de consultatiebureau’s. Als de kinderen al 14 jaar oud zijn, is het wel erg aan de late kant. In de tweede plaats zijn er, om deze groep op gezond gewicht te houden, op dit moment ook al veel goede initiatieven op middelbare scholen, zoals o.a. ‘de gezonde kantine’ en de aandacht voor sport en beweging. Dit soort initiatieven kunnen ouders heel goed ondersteunen bij de opvoeding.  In de derde plaats ben ik van mening dat, als het gaat om voorlichting over alcohol en drugs en veilig vrijen, de leeftijd van 14 jaar erg laat is. Heus, pubers in die leeftijd weten dan inmiddels echt wel hoe het zit. Tenslotte kan een gesprek over pesten of eenzaamheid mogelijk voor de puber van toegevoegde waarde zijn, maar moet dit met een arts? Ook daarvoor hebben de meeste scholen al een beleid en een contactpersoon.

Mijn voorlopige conclusie is dat deze maatregel de samenleving veel geld kost, terwijl het beoogde resultaat gering zal zijn. Als ouder ervaar ik deze maatregel ook niet echt als ‘ondersteunend aan de opvoeding’. Ik zie er persoonlijk dus niet zoveel in, maar misschien kan iemand me van het tegendeel overtuigen?

 

Burkaverbod

Met verbazing heb ik de discussies aangehoord over het standpunt van het CDA m.b.t. het burkaverbod. Ik kan het niet laten om daar toch ook iets over te schrijven op mijn weblog, omdat het CDA hier altijd volstrekt helder over is geweest en er wat mij betreft geen enkele reden is om daar nu opeens onhelder over te communiceren.

Laat ik beginnen met een paar citaten uit het rapport “Kiezen en Verbinden” van het Strategisch Beraad van het CDA.

Het CDA steeft een samenleving na waarin mensen van elkaar mogen verschillen. Een respectvolle samenleving, waarin mensen niet meteen oordelen over dat wat anders is, maar proberen te begrijpen waar die verschillen vandaan komen. (…) Een samenleving die het CDA voor ogen staat geeft alle ruimte aan de beleving en uiting van levensbeschouwing en religie (…).

Het CDA is altijd duidelijk geweest over de burka. Die hoort niet thuis in publieke functies. Mensen achter een loket, buschauffeurs, verpleegkundigen, etc. horen geen gezichtsbedekkende kleding te dragen. Het dragen van dit soort kleding bemoeilijkt de communicatie.

Het meewerken aan een burkaverbod was voor het CDA dus ook geen heikele kwestie, want we stonden daar zelf ook achter. Echter, tijdens de periode Wilders is er een nare geur rond dit onderwerp ontstaan. Het burkaverbod zoals het CDA dat voorstond, werd in de beeldvorming één van de maatregelen om een bevolkingsgroep in ons land (de moslimgemeenschap) in een kwaad daglicht te stellen. Het CDA werd in die beeldvorming meegesleept, terwijl dit juist zo lijnrecht indruist tegen onze principes (zie ook de citaten van het Strategisch Beraad). Om die reden werd dan ook door veel CDA-ers meer dan opgelucht gereageerd toen Wilders de stekker uit dit kabinet trok. Met het vertrek van Wilders zijn we als CDA (maar hopelijk straks ook als Nederland) verlost van verdergaande polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Daarom dus ook maar even geen prioriteit aan het burkaverbod. Er zijn belangrijker dingen in ons land te doen.

Misschien werd dit in de afgelopen week niet altijd in even handige bewoordingen geuit, maar ik vind het wel begrijpelijk. Het CDA past niet bij de PVV en we willen als CDA-ers dit soort polarisatie en onverdraagzaamheid in ons land niet. Wat mij betreft was het avontuur met de PVV eens, maar nooit meer!

 

Nieuwe klus voor CDA

In het afgelopen weekend zijn we als Strategisch Beraad van het CDA nog een laatste keer in Lunteren bij elkaar geweest om de inbreng van de CDA afdelingen op ons rapport “Kiezen en Verbinden” te bespreken. Het was een inspirerend weekend, waarin we natuurlijk ook veel over de actuele politieke situatie hebben gesproken.

Strategisch beraad (niet helemaal compleet)

De inkt van het rapport ‘Kiezen en Verbinden is nog niet droog, of er moet al weer een volgende klus geklaard worden. Door de val van het kabinet moet er een nieuw CDA verkiezingsprogramma komen. De basis voor het nieuwe verkiezingsprogramma wordt gevormd door het rapport “Kiezen en Verbinden” van het Strategisch Beraad. Dit rapport is in de afgelopen maanden bij ruim honderd bijeenkomsten in het land besproken en kan rekenen op een breed draagvlak onder de leden van het CDA.

In het afgelopen weekend hebben we in het Strategisch Beraad de vele reacties vanuit CDA afdelingen uit het hele land besproken. Voor een deel hadden die reacties te maken met een verdere verdieping van de strategische koers. Voor een belangrijk deel echter waren het ook wensen en suggesties voor concreet beleid. De commissie die zich gaat bezig houden met het verkiezingsprogramma van het CDA zal nu ook die wensen en suggesties bij haar werk betrekken.  

Om de uitwerking van het rapport van het Strategisch Beraad in concrete punten voor het verkiezingsprogramma vorm te geven zijn een aantal leden van het beraad opnieuw gevraagd voor de programmacommissie. Ook aan mij is die vraag gesteld en ik heb daar direct positief op gereageerd. Voor mij is dit een mooie kans om de strategische lijnen die we als Strategisch Beraad hebben uitgezet nu ook écht concreet invulling te geven. Daarna is het natuurlijk belangrijk dat we aansprekende kandidaten voor de lijst én een aansprekende lijsttrekker krijgen, die het CDA geluid ook op authentieke wijze kunnen uitdragen.

Persoonlijk zie ik mijn rol in de programmacommissie vooral ook als een kans om het landelijke beleid van het CDA met betrekking tot gezondheidszorg, ouderenzorg en zorg en welzijn voor mensen met beperkingen nu ook écht vanuit onze CDA visie vorm te geven. Daarbij staat wat mij betreft centraal dat mensen zoveel en zo lang als mogelijk zelf de regie houden over hun eigen leven, ook als zij te maken krijgen met beperkingen door ziekte of ouderdom.

Voordeel van deze nieuwe klus is dat er een enorme tijdsdruk op zit. Qua tijd is het dus goed te overzien, maar er zal wel even heel hard gewerkt moeten worden. Met het oog op de verkiezingsdatum van 12 september 2012 heeft de programmacommissie tot opdracht in een zeer kort tijdsbestek het nieuwe verkiezingsprogramma van het CDA op te stellen. Het concept-programma wordt al op 31 mei a.s. al door het Partijbestuur vastgesteld. Daarna wordt het voor bespreking en amendering verzonden aan de CDA-afdelingen in het land. Het definitieve programma wordt vastgesteld tijdens het verkiezingscongres van 29 en 30 juni.  

Samenstelling programmacommissie:

Paul Doop, in het dagelijks leven vicevoorzitter en waarnemend voorzitter (2011/2012) van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), wordt voorzitter van de programmacommissie.

Hubert Bruls wordt de vice voorzitter. Hij is tot 21 mei a.s. burgemeester van Venlo. In maart van dit jaar is hij door de ministerraad benoemd tot nieuwe burgemeester van Nijmegen. Voor zijn burgemeesterschap was hij van 2002 tot 2005 lid van de Tweede Kamer.

De commissie bestaat op dit moment uit de volgende leden:

Mustafa Amhaouch, senior manager ASML
Peter Arensman, financieel directeur BAS Consultancy
Janny Bakker-Klein, wethouder Huizen
Lans Bovenberg, hoogleraar economie Tilburg University
Hans de Bruijn, hoogleraar bestuurskunde TU Delft
Guusje Dolsma, teamleider algemeen economisch beleid VNO NCW/MKB
Leonard Geluk, voorzitter College van Bestuur ROC Midden-Nederland
Marianne Luyer, interim-manager en organisatie-adviseur
Marnix van Rij, senior partner Ernst & Young
Michel Rog, voorzitter CNV onderwijs
Jan Schinkelshoek, communicatie-adviseur
Petra Tielemans, projectleider duurzame zuivelketen (NZO + LTO)
Jeroen van Velzen, oud-voorzitter CDJA

 

 

Klus Strategisch Beraad bijna geklaard

Gisteren presenteerden we als strategisch beraad van het CDA ons rapport: “Kiezen en Verbinden”. Een politieke visie vanuit het radicale midden.

Vanaf juni zijn we als strategisch beraad iedere twee weken op zaterdag bijeen geweest. Het waren bijzonder inspirerende bijeenkomsten, waarbij tal van onderwerpen de revue passeerden. Geen bespreekpunt was taboe en er werd met veel respect voor elkaars standpunten gediscussieerd. Het was een bijzonder mooie ervaring om deel uit te mogen maken van zo’n bijzondere groep mensen, met zoveel kennis en competenties. Toen we gisteren als (bijna) voltallig strategisch beraad bij elkaar zaten, had ik ook echt het gevoel om tussen vrienden te zitten. We deelden in de opluchting dat het rapport bij onze achterban erg goed is gevallen en ook in de trots dat we dit toch op een relatief korte termijn voor elkaar hebben gekregen.

Half december sloeg bij mij wel even de twijfel toe. Gaan we het op tijd halen? Is de inhoud wel vernieuwend en inspirerend genoeg? De verwachtingen waren zo hoog gespannen, dat ik er een beetje zenuwachtig van werd. We hebben toen ook besloten om een weekend (vrijdag en zaterdag) aan een stuk door te werken, om van alle losse eindjes die we tot dan toe op schrift hadden gezet één samenhangend verhaal te maken. In dat weekend is ook een enorme slag gemaakt. Maar ook daarna moest nog hard gewerkt worden om alle puntjes op de i te zetten.

Ik denk dat het voor onze partij goed is dat dit rapport er nu is. Het geeft een helder beeld aan een ieder, waar het CDA nu precies voor staat. Dat beeld was in de afgelopen periode wat vertroebeld geraakt. Voor mij is het erg belangrijk dat we dezelfde vaste ankerpunten, die de christen democratie al vanaf het begin dragen, weer opnieuw hebben bevestigd . Ik noem daar enkele ankerpunten van, die in ons rapport -samen met andere ankerpunten- uitvoeriger aan de orde komen, die mij in het bijzonder aanspreken:

  • De bijbel en de christelijk sociale traditie blijven de bronnen vanwaaruit wij onze inspiratie putten.
  • Het CDA blijft ook de partij die waarden en normen voortdurend op de agenda zet, niet alleen om aan te geven waar we voor zijn, maar ook waar we tegen zijn en waar we ons dus altijd tegen zullen blijven verzetten, zoals de zucht naar het snelle geld, de onverschilligheid en het zaaien van verdeeldheid tussen mensen.
  • Het CDA gelooft in de kracht van de samenleving, die onder meer zichtbaar wordt in de nog steeds grote onderlinge betrokkenheid van mensen en de vele (innovatieve) initiatieven van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.
  • Het CDA biedt zekerheid en houvast, maar daagt mensen ook uit om mee te doen. In het rapport wordt dat treffend verwoord met: “Iedereen heeft het recht om mee te doen en de plicht om bij te dragen”. Niemand mag aan de kant blijven staan. Dat is pas écht sociaal. Zij die niet de veerkracht bezitten of onvoldoende toegerust zijn om hun plek op de arbeidsmarkt te vinden, moeten natuurlijk altijd op de solidariteit van de samenleving kunnen blijven rekenen.
  • Het CDA blijft ook kiezen voor het gezin. Voor een sterke samenleving zijn sterke gezinnen nodig. In gezinnen worden waarden en normen overgedragen op de kinderen en wordt een veilige omgeving geboden om te leren. 
  • Het CDA kiest ervoor om de overheid, maar óók de markt, als instrument te zien voor de samenleving. Daarmee kiest het CDA dus niet voor links (meer overheid) of rechts (meer markt) maar voor het midden (meer samenleving). Dat is een radicale keuze, vandaar de term “radicale midden”. De keuze voor de samenleving betekent dat het CDA veel ruimte wil voor het maatschappelijk initiatief en de verschillen accepteert die dat tot gevolg heeft.

In het rapport worden de grootste uitdagingen van de komende tijd benoemd en wordt beschreven hoe we die uitdagingen tegemoet willen treden. Het zal niemand die mij goed kent verrassen dat ik buitengewoon tevreden ben voor de keuze voor vraaggestuurde zorg en keuzevrijheid in de zorg. Ook kiest het CDA met nadruk voor de inclusieve samenleving, waar ook mensen met beperkingen, tot hun recht kunnen komen. Het CDA kiest ook voor een slagvaardige overheid en degelijke overheidsfinanciën. We mogen het voor onze kinderen toch niet accepteren dat iedere Nederlander al met een schuld van 50.000 euro wordt geboren? We zullen echt zuiniger moeten worden, ook al vraagt dat soms om pijnlijke keuzes. Ook de keuze voor duurzaamheid spreekt mij zeer aan. Respectvol omgaan met natuur en milieu en dat combineren met een gezonde economische groei. Hoewel het Strategisch Beraad nergens met geld strooit, wordt een uitzondering gemaakt voor onderwijs. Daar dient verder in geïnvesteerd te worden, om Nederland op een toppositie te houden en om mensen maximaal te laten meedoen in de samenleving.  

Aan het eind van het rapport wordt voorgesteld om met elkaar in beweging te komen, om Nederland structureel te versterken. Die bewegingen zijn:

  1. Van vrijblijvend naar betrokken
  2. Van grenzen naar ruimte
  3. Van verbruiken naar waarderen
  4. Van polarisatie naar participatie
  5. Van nazorg naar voorzorg

De klus van het strategisch beraad is bijna geklaard. Bijna, want met het rapport dat er nu ligt gaan we de komende maanden het land in. We hopen dat tal van CDA afdelingen het rapport gaan agenderen, zodat er binnen onze partij een gedegen, inhoudelijke discussie over kan gaan plaatsvinden. Gisteren op het congres was daarvoor de aftrap, die me het vertrouwen gaf dat we tot veel zinvolle en geïnspireerde gesprekken zullen komen. In het congres op 2 juni zal de partij zich uitspreken over de strategische koers.

 

Moet Mauro blijven?

Moet Mauro blijven? Deze vraag heeft in de afgelopen week de gemoederen in ons land flink in beweging gebracht, tot zelfs in de Tweede Kamer aan toe. Al die Nederlanders, die zo hard roepen dat we ‘overspoeld’ worden met buitenlanders en die zelfs om die reden op de PVV hebben gestemd, staan nu vooraan om het voor Mauro op te nemen. En dat is ook niet verwonderlijk. Wat Mauro heeft ‘een gezicht’ gekregen.

Toen ik nog voorzitter was van de stichting Kerk en Vluchteling in Huizen, had ik ook dagelijks te maken met mensen die voor mij een ‘gezicht’ gekregen hadden. En ik heb sindsdien de overtuiging dat geen enkele asielzoeker (of economische vluchteling) voor zijn of haar plezier het eigen land ontvlucht. Ieder mens, ieder gezin, dat naar Nederland komt heeft, net als Mauro, een eigen verhaal. Het zijn mensen zoals u en ik. Kinderen, jongeren, en volwassenen. Zij zoeken allemaal, net als wij, naar kansen om van hun eigen leven iets zinvols te maken. En de ouders die hier met hun kinderen naartoe komen maken zich, net als wij, druk om de toekomst van hun kinderen.

Als CDA vrouwen in Huizen stuurden wij enkele weken geleden een brief aan minister Leers, met de volgende boodschap:

We zullen als CDA, misschien tegen de publieke opinie in, een duidelijke christen-democratische stellingname moeten kiezen die de gastvrijheid, maar óók de menselijke maat als uitgangspunt neemt. Daar hoort wat het CDAV Huizen betreft het volgende bij:  

a.         Zo veel als mogelijk opvang van vluchtelingen in de eigen regio organiseren (daar mag dus ook meer ontwikkelingsgeld naar toe). Dit niet vanuit het eigenbelang, maar vanuit het belang van de mensen die het betreft. Deze door oorlog of armoede vaak totaal ontredderde mensen krijgen in onze westerse wereld namelijk óók nog eens een culturele shock te verwerken. Veelal zijn deze mensen -ook op de langere termijn-  uiteindelijk gelukkiger in hun eigen cultuur dan in een vervreemdend en complex westers land als Nederland.

b.         Snelle asielprocedures in Nederland, om wachtende mensen niet lang in de huidige gekmakende onzekerheid te laten.

c.         Mensen iets ruimer de tijd geven om het land te verlaten (het besluit dat dit onvermijdelijk is moet verwerkt worden en mensen moeten weer een nieuw plan kunnen maken, ook mentaal).

d.         In die tijd in ieder geval opvang garanderen (geen mensen op straat).

e.         Meer investeren in organisaties als Cordaid, voor maatwerk aan mensen in individuele terugkeerprogramma’s.

f.          Een strenge aanpak voor mensen die niet in Nederland mogen blijven, maar willens en wetens hun uitzetting tegenwerken (hoe begrijpelijk vanuit hun perspectief soms ook). Deze mensen moeten niet in de illegaliteit terechtkomen, maar daadwerkelijk uitgezet worden.

g.         Altijd oog houden voor schrijnende situaties van mensen (niet omdat omstanders het ‘zielig’ vinden, maar na overleg met professionele én maatschappelijke organisaties die dit ook goed kunnen beoordelen en die van oudsher ook de CDA achterban vormen). In die zin voorziet ons stelsel niet voor niets in een eigen discretionaire bevoegdheid van de minister. Maak daar ruimhartig gebruik van, als dat nodig is.

h.         Maatwerk leveren als er kinderen van asielzoekers bij een uitzetting zijn betrokken, die zo lang in Nederland wonen, dat zij de taal van het land van herkomst vaak niet eens meer spreken en totaal ‘verwesterd’ zijn. Deze kinderen mogen uiteindelijk niet de dupe worden van het gedrag van hun ouders of van rigide regelgeving.

Wij hebben van minister Leers nog geen reactie op deze brief ontvangen, maar voelen ons wel gesteund door de brede CDA achterban, die op het congres gisteren ook pleitte voor een meer mensgericht asielbeleid.

In mijn optiek moeten kinderen als Mauro direct na hun aankomst in Nederland weer met hun biologische ouders herenigd worden. Dat is waar kinderen thuis horen. Als die ouders er niet zijn, of niet te vinden zijn, dan zouden deze kinderen, -begeleid door een Nederlandse organisatie- in een kindertehuis in het land van herkomst (of in een veilig buurland) opgevangen moeten worden. Daar kunnen zij zich binnen hun eigen taal en cultuur verder ontwikkelen. Dat zijn ook rechten van een kind.  

Voor Mauro is dit nu te laat. Dat geldt, zoals ik me dat heb laten vertellen, ook voor zo’n 75 andere kinderen in een vergelijkbare situatie. Laten we dan ook erkennen dat het huidige asielbeleid, destijds ingezet door Job Cohen, vanuit het oogpunt van de rechten van het kind, hier gefaald heeft. Dat we in het verleden onvoldoende rekening hebben gehouden met het gegeven dat een kind zich na enkele jaren nu eenmaal hecht aan een nieuwe omgeving. Voor deze kinderen dienen we als CDA compassie te hebben. Mededogen, barmhartigheid, om het maar in christelijke termen te zeggen. Genade moet nu dan dus ook maar gelden voor recht. Om vervolgens het recht zodanig aan te passen, dat we ons in de toekomst niet meer hoeven te schamen met hoe wij in ons land met deze mensen (met én zonder gezicht naar het brede Nederlandse publiek toe) omgaan.

Eigen bijdrage GGZ

In de afgelopen week werd ik door een psychiater gewezen op een wel heel vreemde passage uit het regeerakkoord VVD-CDA.

“De eigen bijdragen in de eerste lijn-ggz worden verhoogd en voor de tweede lijn-ggz wordt een eigen bijdrage ingevoerd”.

 Om eerlijk te zijn heb ik daar bij de totstandkoming van het regeerakkoord echt overheen gelezen. Ik heb mijn twijfels bij het eigen bijdragesysteem voor kostenbeheersing in de zorg, omdat de kosten in de zorg mijns inziens niet stijgen door de vraag, maar door een ongebreideld uitbreiden van het aanbod, ook als daar bij de betrokkenen helemaal geen behoefte aan is.

Ik ben wel een voorstander van inkomensafhankelijke eigen bijdragen. Dat sluit aan bij mijn overtuiging dat mensen in principe zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid en hun welzijn en dus ook –voor zover dat in hun vermogen ligt-  daar zelf financieel in voorzien. Pas als dat niet mogelijk is, komt hulp vanuit de overheid in beeld. “Gespreide verantwoordelijkheid waar het kan, solidariteit waar het moet” noemen we dat.

 Het bijzondere hier is echter, dat de eigen bijdrage alleen in de GGZ wordt toegepast. Er wordt dus een verschil gemaakt  tussen mensen met een aandoening van de hersenfuncties en mensen met een aandoening in andere lichamelijke functies. De minister zou volgens de betreffende psychiater het beleid hebben verdedigd met een uitspraak dat “mensen eerst meer moeten zoeken naar hulp in de eigen omgeving”. In het algemeen kan ik deze mening delen, maar dit argument schiet om meerdere  redenen tekort voor mensen met een psychiatrische aandoening.

 Ten eerste, de problematiek die psychiaters in de regel behandelen zijn geen kleine klachten, maar ernstige depressies, manisch depressiviteit, schizofrenie, dan wel andere ernstige verstoringen in hersenfuncties die zich uiten in stoornissen in denken, voelen of gedrag. Deze stoornissen zijn niet op te lossen met ‘praten’ met de buurman of buurvrouw.

 Ten tweede leert de ervaring dat de drempel om naar een psychiater te gaan erg hoog is. Immers, als bekend is dat je onder behandeling van een psychiater bent (geweest), verlaagt dat toch de kansen op een baan en zelfs op vriendschappen. Er is nu eenmaal helaas nog veel onbegrip en negatieve beeldvorming rond mensen met een psychiatrische aandoening in onze maatschappij.

 Ten derde is een gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening vaak ook dat mensen maatschappelijk minder goed functioneren. In veel gevallen uit zich dit onder meer in een laag inkomen of in schuldenproblematiek. Daarbij opgeteld dat deze mensen ook niet altijd een goed beeld hebben van de ernst van de eigen aandoening, is de kans groot dat men zich vanwege de kosten gaat afsluiten voor behandeling. Los van de gevolgen die dit voor de betrokkene heeft, vergroten we hiermee overigens ook een bredere maatschappelijke problematiek, met alle kosten (voor o.a. gemeenten en politie) die dat weer met zich meebrengt.

 Ik vind het dan ook echt heel erg fout dat nu juist de mensen met een psychiatrische aandoening kennelijk minder serieus worden genomen dan mensen met een ‘aantoonbaar’ lichamelijk defect. Natuurlijk is dit onkunde, maar ik vind het ook een respectloze opvatting die volstrekt haaks staat op de ernst en de omvang van het lijden van deze mensen en dat van hun naasten. Het ventileren van deze opvatting door nota bene onze eigen overheid is overigens ook -vanuit een maatschappelijke context gezien, waar we nu juist proberen om betrokkenheid bij deelname van GGZ cliënten aan de samenleving te vergroten- niet zonder risico’s.  

 Ik heb de betreffende psychiater dan ook beloofd om in mijn netwerk  duidelijk maken dat deze eenzijdige maatregel voor mensen met psychiatrische aandoeningen écht onverstandig is en ook zeker niet past bij ons christen democratisch uitgangspunt dat we er als overheid moeten zijn voor alle burgers die op eigen kracht hun deelname aan de samenleving niet kunnen organiseren, ongeacht de (medische) reden daarvan. 

 Eigen bijdragen in de zorg zijn goed te onderbouwen, maar dan inkomensafhankelijk en zeker niet alleen ten koste van een doelgroep waarvan we nu al weten dat zij zich toch niet zullen verweren!

Uitgangspunten CDA onder de loep

Gisteravond waren we met een delegatie vanuit Huizen aanwezig bij een bijeenkomst over de CDA uitgangspunten. De bijeenkomst was in Houten (één van de vier soortgelijke bijeenkomsten door het hele land) en werd uitstekend geleid door Jacobine Geel. Wat een aansprekend mens is dat toch! Er werd volop gediscussieerd en daar was ook veel ruimte voor. Over de betekenis van de C van het CDA bijvoorbeeld, maar ook over onze kernwaarden zoals gespreide verantwoordelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap. Passen die oude woorden nog in deze tijd en zo ja, hoe vertalen we die dan in de praktijk. Mooie woorden zijn belangrijk, ook voor onszelf, om ons steeds weer te realiseren welke idealen we nastreven. Maar geloofwaardig zijn we pas als we die woorden ook zichtbaar omzetten in daden.

CDA Huizen doet ook actief mee in de discussie

We hadden ook een interessante discussie over de ‘ik cultuur’. Aanwezige jongeren wezen erop dat jongeren van nu juist heel erg in een ‘wij cultuur’ leven. Ze zoeken elkaar op en delen dingen samen. Wat me uit deze discussie duidelijk werd is dat we heel vaak ‘beelden’ hebben die -als we echt goed kijken- niet altijd blijken te kloppen. Dat geldt niet alleen voor de beeldvorming van onze jeugd, maar ook van bijvoorbeeld groepen allochtonen, religies etc. We moeten onze beelden steeds weer durven herzien en dat kan alleen als we dicht bij mensen blijven.

Jacobine Geel probeert een samenvatting te geven
Ik vind het goed om zo nu en dan eens stil te staan bij waar we mee bezig zijn. Die reflectie zouden we misschien zelfs wat vaker moeten hebben. Het was voor mij in ieder geval een inspirerende avond. Nu er weer tegenaan in de praktijk van alle dag!

Wat doet een wethouder uit Huizen in het strategisch beraad van het CDA?

In Huizen hebben we al jaren een innovatief beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Als ik dit beleid aan gewone mensen uitleg, begrijpen ze vaak niet wat er zo innovatief aan is. “Vraaggestuurd”, dus ondersteuning bieden op basis van wat mensen zelf vinden dat zij écht nodig hebben en op een manier zoals zij het graag zouden willen, dat klinkt toch eigenlijk heel gewoon?

De mensen die het betreft weten wel beter. Als je door ziekte of beperkingen afhankelijk bent geworden van hulpmiddelen of van ondersteuning of zorg door anderen, dan ervaar je dagelijks aan den lijve hoe weinig “vraaggestuurd” zorg en welzijn in ons land geregeld zijn. Veel voorzieningen passen totaal niet bij wat mensen daadwerkelijk nodig hebben, maar worden gebruikt vanwege gebrek aan beter. En wat wel nodig of gewenst is, dat is er vaak gewoonweg niet. Ik kan daar -uit mijn eigen praktijk als wethouder- tal van voorbeelden van geven.

In Huizen zijn we het daarom anders gaan doen. We gaan dus uit van “vraagsturing”. De kern is dat we de regie over de vraag hoe iemand zijn of haar eigen leven wil inrichten hebben neergelegd bij de betrokkene zelf, óók als daarbij ondersteuning van anderen nodig is. Niet de (gemeentelijke) overheid bepaalt wat nodig is. Ook niet de professional. Ook niet een ‘indicatie-orgaan’. Maar uitsluitend de betrokkene zelf. Mocht datgene wat nodig is er simpelweg niet zijn, dan moet de (gemeentelijke) overheid ervoor zorgen dat het er komt.

Vraagsturing is niet: “U vraagt, wij draaien”. Het is veel meer “samen de beste oplossing zoeken”. Dan sta je als overheid en burger naast elkaar, niet tegenover elkaar. Dan neem je ook beiden je verantwoordelijkheid. Inherent daaraan is dus, dat de betrokken burger zelf ook aangeeft wat hij of zij op eigen kracht kan doen, al dan niet met behulp van de eigen sociale omgeving. Als dit niet voldoende is, dan geeft de betrokkene ook zelf aan waar en welke professionele ondersteuning nodig is. En als overheid sta je er dan natuurlijk voor in, dat die passende ondersteuning er komt. 

 Als ik nu de landelijke discussies volg, dan denk ik: “Kom nou eens in Huizen kijken”. Natuurlijk moet er bezuinigd worden, óók in de zorg en óók in de maatschappelijke ondersteuning. Als we dat niet doen, dan houden we op de langere termijn de zorg en de ondersteuning niet meer betaalbaar voor de mensen die dat écht nodig hebben. Dat zou pas echt asociaal zijn. Maar we moeten niet de fout maken die we -bijna als reflex- altijd maken als we gaan bezuinigen, namelijk met de botte bijl voorzieningen wegsaneren.

Hoe dan wel?

Laten we -óók in de AWBZ- een kanteling maken van aanbodsturing naar vraagsturing. Maar dan ook een echte kanteling, dus rigoureus! Geen voorzieningen blijven financieren, maar de vraag gaan  financieren. Dat kan door middel van een PGB, maar het kan ook, zoals we dat in Huizen doen, klantvolgend. Ik pleit dus voor een veel meer op de individu toegespitste aanpak op de terreinen van zorg en welzijn. Als we dat in Nederland gewoon gaan doen, dus óók in de AWBZ, dan gaan we hetzelfde zien als wat in Huizen is gebeurd:

1.) Gebleken is dat veel meer mensen dan wij aanvankelijk dachten in staat zijn om hun leven op eigen kracht te regelen, zonder daar persé door de overheid gefinancierde hulp bij nodig te hebben;

2.) Maar voor iedereen die daarbij wél door de overheid gefinancierde zorg of ondersteuning  nodig heeft, wordt die zorg of ondersteuning dan ook wel gegarandeerd ! (al dan niet met een PGB);

3.) Voorkomen wordt dat mensen die de eigen zorg of ondersteuning prima zelf kunnen regelen toch een beroep doen op (overheids)voorzieningen;

4.) Voorkomen wordt dat voorzieningen, soms met de beste bedoelingen, constant maar uitdijen of toenemen, terwijl de toegevoegde waarde voor mensen die daarvan gebruik maken nihil is.

 De invoering van vraagsturing leidt in Huizen inmiddels al tot een beter passende zorg en ondersteuning voor onze burgers, maar levert tegelijkertijd ook behoorlijke bezuinigingen op, door tal van zaken niet meer te bekostigen, omdat er simpelweg geen vraag naar blijkt te zijn. Dat noemen we in Huizen: sociaal bezuinigen!

In de afgelopen week is bekend geworden dat het CDA een strategisch beraad heeft gevormd, dat mee moet gaan denken over de strategische koers van het CDA. Door CDA voorzitter Ruth Peetoom ben ik enige tijd geleden benaderd om deel te nemen aan het strategisch beraad. Zij deed dit, nadat zij mij in den Haag een toespraak had horen houden voor de bestuurdersvereniging van het CDA, waarin ik mijn visie op zorg en ondersteuning naar voren heb gebracht in relatie tot de situaties die ik meemaak in mijn dagelijkse praktijk als wethouder. Een visie, die mijns inziens naadloos aansluit bij datgene waar het CDA altijd voor heeft gestaan: de menselijke maat! Ik ben dan ook zeer vereerd dat aan mij gevraagd is om aan het strategisch beraad bij te dragen. Ik zie het ook als een grote verantwoordelijkheid.  Het zal niemand verrassen dat ik de visie die ik heb op passende zorg en ondersteuning voor mensen die dat nodig hebben, ook buiten Huizen, stevig zal inbrengen.

We mogen als CDA mijns inziens nooit(!) meegaan in kille saneringen in de zorg en in de ondersteuning van mensen. Dat staat haaks op onze uitgangspunten, op ons mensbeeld, op wie wij zijn en op wie wij willen zijn voor anderen! Wij moeten er daarentegen pal voor staan, dat zorg en ondersteuning voor mensen die dat nodig hebben beschikbaar is en beschikbaar blijft. En dan niet magertjes en schraal, maar aansluitend bij de wens van veel mensen om hun levensloop, ondanks ziekte of beperkingen, op een waardige manier voort te kunnen zetten.

 Ik ben ervan overtuigd dat dit kan. Oók binnen het huidige beperkte beschikbare budget. En óók binnen de huidige coalitie. Maar het vraagt wel om visie én daadkracht om deze omslag in ons land te maken.