Zijn sociale wijkteams een hype?

Met belangstelling las ik het artikel van Margot Limburg van 6 juli jl. in het blad ‘Binnenlands Bestuur’. Zij stelt daarin dat gemeenten het ene na het andere sociale wijkteam uit de grond, stampen. Beter gecoördineerde zorg voor minder geld is het idee. De praktijk blijkt volgens haar anders. Wijkteams kunnen ook een markt voor zorg creëren of juist extra hulpvragen oproepen. Vandaar haar vraag, of we met de sociale wijkteams wellicht een bureaucratisch monster aan het optuigen zijn.

In het artikel worden ook opvattingen van o.a. Jos de Blok, directeur van Buurtzorg Nederland, de vereniging voor sociale diensten, Divosa, en de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening, de NVVK, uiteengezet.

Jos de Blok, op zichzelf een voorstander van sociale wijkteams, beschrijft in het artikel het risico dat er een te groot overleg­circuit wordt opgetuigd, waar betrokkenen zelf (de inwoners) te weinig in worden gehoord.

De vereniging voor sociale diensten Divosa noemt de wijkteams een trend die zelfs al een hype dreigt te worden. Daarbij lijkt het erop dat het inrichten van een wijkteam eerder doel is dan middel. Volgens Divosa-leden hebben de wijkteams veel voordelen, maar bestaat het risico dat de teams te zwaar worden opgetuigd. Groot bezwaar is dat de wijkteams in sommige gemeenten worden ingezet voor iedereen met een hulpvraag en dus als toegang dienen voor álle dienstverlening. Dat is onnodig en het kost veel geld. Met name als de grote groep mensen waar de problematiek enkelvoudig is, via deze brede toegangspoort naar hulp wordt geleid. Daarbij kost volgens Divosa het oprichten van wijkteams veel geld. De leden van Divosa vinden bovendien dat wijkteams erg op zorg gericht zijn en minder op participatie. ‘Het kan daarmee ook een markt voor zorg creëren of juist extra hulpvragen ophalen’, is de vrees.

De brancheorganisatie voor schuldhulpverlening, NVVK, is ook kritisch over de inzet van wijkteams. Voorzitter Joke de Kock: ‘In sneltreinvaart worden de teams ingericht, soms zelfs visieloos. Als je maar een sociaal wijkteam hebt, lijkt het idee.’ Volgens De Kock worden de teams ook te zwaar opgetuigd. Tegelijkertijd is schuldhulpverlening niet in alle teams aanwezig. Over de problemen die ontstaan als een regisseur zonder kennis van zaken zich met schuldhulp bezighoudt, komen inmiddels de eerste geluiden binnen. Ook wordt schuldenproblematiek soms niet opgepakt.

In Huizen (en dat geldt overigens voor de hele regio Gooi en Vechtstreek) hebben we in de afgelopen jaren heel bewust gekozen voor een centrale toegang tot alle individuele maatschappelijke ondersteuning via de gemeentelijke consulenten. Achterliggende gedachte was, dat onze inwoners zélf daardoor weer in staat gesteld worden om aan te geven wat nodig is, zonder dat professionals dat perse voor hen moeten vaststellen. We blijven die vraaggestuurde lijn ook na 2015 voortzetten. Onze inwoners hoeven dus niet naar een sociaal wijkteam, waarin professionals met elkaar de schaarse middelen moeten verdelen. Zij kunnen met hun hulpvraag terecht bij de gemeentelijke consulent.

Wij weten uit gesprekken met onze inwoners dat de formele scheiding tussen zorgvoorzieningen (met name via de huisarts) en welzijnsvoorzieningen (met name via de gemeentelijke consulent) in het dagelijks leven van mensen niet altijd mogelijk en/of wenselijk is. Daarom is het nu al van groot belang dat er in complexe individuele situaties een goede afstemming plaats vindt tussen huisartsen en gemeentelijke consulenten. In Huizen investeren huisartsen en consulenten daar al enkele jaren in.

Toch zien wij zeker wel een rol voor sociale wijkteams, met name waar het gaat om signalering van knelpunten in buurten en wijken en de preventie van sociaal isolement. Daarvoor is afstemming van preventieve activiteiten tussen de eerstelijnszorg en de welzijnssector beslist nodig. Wat ons betreft tuigen we daarvoor geen grote bureaucratische wijkteams op, maar bestaan onze wijkteams vooralsnog uit de wijkverpleegkundige (als schakel naar de huisarts en de eerstelijnszorg) en de welzijnswerker (als schakel naar de gemeentelijke consulent). Samen hebben zij in buurten en wijken een sterk netwerk (denk maar aan huisartsen, schoolbegeleiders, wijkagenten, maatschappelijk werkers etc.), dat hen behulpzaam kan zijn bij het signaleren van problemen en het vroegtijdig helpen aanpakken van problemen in het eigen netwerk van mensen, waarbij dan vaak helemaal geen gemeentelijke voorzieningen nodig zijn.

Ik maak mij in deze constructie niet zoveel zorgen over het ontstaan van een nieuwe ‘markt’ en het oproepen van extra hulpvragen. Dat risico is er mijns inziens niet, omdat de toegang tot zorg en individuele maatschappelijke ondersteuning gewoon via het gesprek bij resp. de huisarts en de gemeentelijke consulenten blijft verlopen. Veel belangrijker vind ik dat sociale wijkteams hun signalerende functie in buurten en wijken goed kunnen vervullen. Niet iedereen komt helaas nog uit zichzelf of via de huisarts bij de gemeente terecht. Als de sociale wijkteams erin slagen om beter en tijdiger te signaleren waar individuele hulp nodig is en de noodzaak van individuele hulp uit het gesprek met de inwoner duidelijk kan worden vastgesteld, dan horen we er als gemeente juist ook voor deze inwoners te zijn.

Uitgiftepunt voedselbank in Thomaskerk

Deze week hoorde ik dat er een uitgiftepunt van de voedselbank komt in de Thomaskerk. Dat is om meerdere redenen fantastisch nieuws, waar ik helemaal blij van word.
 
In de eerste plaats vind ik het een grote pluim waard, dat de katholieke kerk in Huizen niet alleen met woorden en met collectes mensen in armoedesituaties ondersteunt, maar ook bereid is om heel concreet een bijdrage te leveren aan het helpen oplossen van locale armoedeproblematiek. Het is nogal wat, om als geloofsgemeenschap je eigen kerkgebouw structureel open te stellen voor cliënten van de voedselbank. Chapeau!
 
In de tweede plaats werken de diverse kerken in Huizen, de Stichting Tolvrij, de Voedselbank het Gooi  en Omstreken en Humanitas afdeling ’t Gooi nauw samen binnen het bestuur van het fonds bijzondere noden.
De laatste jaren is daar veel dynamiek in gekomen. Niet langer beslist een ‘elite’ groepje mensen op afstand over bijzondere hulpaanvragen van mensen in armoedesituaties. Het bestuur van het fonds bijzondere noden bestaat nu namelijk volledig uit mensen die zelf dagelijks te maken hebben met deze mensen en daar nauw bij betrokken zijn. Dat kan via het verstrekken van voedselpakketten of via het aanbieden van een schuldhulpmaatje zijn. Daar waar de protestantse kerken in Huizen zich vooral inzetten voor het leveren van schuldhulpmaatjes, doet de katholieke kerk nu ook een hele praktische duit in het zakje, door het eigen kerkgebouw beschikbaar te stellen voor mensen in armoedesituaties. En daarmee verbreden we in Huizen ook de zichtbare betrokkenheid van kerken en maatschappelijke organisaties bij mensen in armoedesituaties.
 
Hoe zit dat nu eigenlijk, zou u misschien denken. Armoedebestrijding is toch een taak van de overheid?
 
Dat is ook zo. Als gemeentelijke overheid hebben wij een taak om te voorkomen dat mensen onder de armoedegrens moeten leven. Daarvoor is er de bijstandsuitkering en zijn er tal van mogelijkheden in de bijzondere bijstand en via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Maar toch kan de gemeentelijke overheid dit niet alleen.
 
Mensen in armoedesituaties, die niet afhankelijk zijn van een bijstandskuitkering, zijn bij de gemeente vaak niet bekend. Kerken en maatschappelijke organisaties kunnen de gemeente helpen, door armoede te signaleren en door mensen in contact te brengen met de gemeente.
Bovendien doen zich in het leven van mensen in armoedesituaties soms (urgente) problemen voor, waarbij de overheid wettelijk geen mogelijkheden heeft om snel en adequaat hulp te bieden. Dat lukt dan bijvoorbeeld weer wél door de inzet van een fonds bijzondere noden.
 
Armoede is overigens veel meer dan alleen een gebrek aan geld. Mensen in armoedesituaties worden vaak ook op allerlei manieren sociaal buitengesloten. Wat we als overheid in die situaties minder goed kunnen, is tijd maken voor échte ontmoeting met deze mensen. Hen opzoeken, het ‘er voor hen zijn’ en erkennen dat zij ertoe doen. Maar dat is nu juist wat de kerken en de genoemde maatschappelijke organisaties zo goed kunnen. En vanuit hun ervaring weet ik ook, dat de mensen die zij ontmoeten niet alleen om hulp vragen, maar ook heel veel te bieden hebben.
 
De persoonlijke betrokkenheid van zoveel inwoners van Huizen, die via de kerken en de genoemde maatschappelijke organisaties hun verantwoordelijkheid willen nemen voor mensen die in maatschappelijk kwetsbare situaties leven, is dan ook niet door de overheid te vervangen.  
Wat we als gemeente, samen met de kerken en de genoemde maatschappelijke organisaties willen uitdragen, is (en ik kies daarvoor de woorden van prof. van Regemortel): dat niemand in Huizen wordt opgegeven, dat niemand het etiket van ‘hopeloos geval’, ‘onbereikbaar’ of ‘on(be)handelbaar’ krijgt. Wij zijn er in Huizen met elkaar voor al die mensen die in maatschappelijk kwetsbare situaties leven, waaronder ook mensen in armoedesituaties. En de overheid, de kerken en de genoemde maatschappelijke organisaties dragen daar elk vanuit de eigen mogelijkheden aan bij. 
 
Als dat nog geen participatiesamenleving is?!
 
 
 

Nieuwe rekentool VNG niet geschikt voor schuldenvrij Huizen

Recent heeft de VNG een rekentool ontwikkeld, waarmee gemeenten zicht krijgen op de risico’s die zij lopen door in het verleden aangegane leningen. Lange tijd was het heel gewoon dat gemeenten schulden maakten. Maar inmiddels is wel duidelijk geworden dat de toekomst minder rooskleurig uitgepakt heeft dan bij het aangaan van die schulden was verwacht. De rekentool van de VNG geeft gemeenten met schulden nu de mogelijkheid om hier beter zicht op te krijgen en om daarmee ook een realistisch beeld van hun begrotingspositie te schetsen.

Ambtenaren van onze gemeente reisden ook af naar den Haag, om te bezien of de nieuwe rekentool ook voor Huizen relevant zou kunnen zijn. Dat bleek niet het geval. Slechts enkele gemeenten in ons land, waaronder ook Huizen, hebben namelijk geen schulden. En voor die gemeenten heeft de rekentool dus geen toegevoegde waarde.

Het is geen kwestie van ‘geluk’ dat onze gemeente zich in deze positie bevindt. Soms wordt dat wel gedacht. Immers, de gemeente Huizen kon door groeigemeente te zijn veel geld verdienen met grondverkopen? Ook zijn er andere meevallers geweest in het verleden, zoals o.a. de uitkering van de aandelen van NUON.

Maar veel andere gemeenten hadden diezelfde meevallers en horen nu toch tot de gemeenten met schulden. Kenmerkend voor Huizen is de begrotingsdiscipline, die de afgelopen 30 jaar in Huizen strict heeft gegolden. We gaven niet meer uit dan er binnenkwam. We hielden zelfs ieder jaar een beetje over. En als je 30 jaar lang 1 tot 2 miljoen over weet te houden, dan groeit vanzelf het vermogen.

Intussen werden de gespaarde gelden ingezet voor infrastructuur, sport en recreatie, bibliotheek, scholen etc. Zaken die Huizen tot een mooie gemeente maken waar het prettig wonen, werken en recreëren is.

Ook in de afgelopen jaren hebben wij vastgehouden aan de ‘Huizer aanpak’. Als wethouder financiën mag ik mij gelukkig prijzen met een financiële afdeling, die hierover ook goed adviseert. Zuinig zijn, voorzichtig met middelen omgaan, maar wel doen wat nodig is. Dat is de consistente lijn in Huizen.

We zullen die discipline ook de komende jaren moeten volhouden, als de begroting van de gemeente zal verdubbelen door de taken die er in het sociale domein bijkomen. Voor aanloop en implementatiekosten voor deze nieuwe taken hebben we al wel extra middelen vrijgemaakt uit het overschot van de jaarrekening 2012. Ook hebben we ons zelf opgelegd om de nieuwe taken uit te gaan voeren met de middelen die overkomen van het rijk. Dat betekent dat we na 2015, met minder middelen dan nu, toch goede en passende ondersteuning zullen moeten bieden aan mensen die dit nodig hebben. De inmiddels in Huizen beproefde vraaggestuurde aanpak, waarbij niet het aanbod wordt gesubsidieerd, maar de behoefte van burgers wordt gefaciliteerd, zal daarvoor worden voortgezet.

Initiatief Regio Gooi en Vecht door CG Raad in het zonnetje gezet

Vandaag is het Internationale dag van mensen met een beperking. De Verenigde Naties hebben in 1992 deze dag ingesteld met als doel de discussie over mensenrechten en gelijke kansen voor mensen met een beperking op de agenda te houden. CG-Raad en Platform VG willen deze dag niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Zij zetten daarom drie initiatieven in het zonnetje die de participatie en gelijkberechtiging van mensen met een beperking bevorderen.

Vol trots kan ik melden dat het convenant zelfregie, dat op 14 november op initiatief van onze regio is getekend door de regiogemeenten (namens de gemeenten Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden en Naarden), het Centrum Indicatiestelling Zorg  (CIZ),  de Sociale Verzekeringsbank (SVB), branchevereniging Actiz, LOC Zeggenschap in Zorg, Per Saldo en Zorgbelang als één van de drie initiatieven door de CG Raad is gekozen.  

De CG Raad meldt op haar website (http://www.cg-raad.nl/): Onder het motto ‘Drie december, drie keer goed’ brengen CG-Raad en Platform VG op de Internationale dag van mensen met een beperking drie goede initiatieven onder de aandacht. Initiatieven die inspirerend zijn en navolging verdienen.

Het gaat om:
• Twee scholen die echt werk maken van integratie en zo vooruitlopen op passend onderwijs;
• Een woonzorgboerderij die helemaal aansluit bij de wensen van de bewoners en dus een goed voorbeeld is van zorg op maat en
• Een samenwerkingsproject van gemeenten om burgers de regie te geven bij begeleiding en ondersteuning.

In een quote over ons initiatief op de website van de CG Raad merk ik op, dat veel burgers uit onze gemeente bezorgd zijn over wat er straks in de langdurige zorg gaat gebeuren. ‘Mijn antwoord is dan: u bepaalt wat er nodig is en u houdt zelf de regie’. Voor Nederland zijn we uniek met deze aanpak, waarmee we veel bezorgdheid bij belanghebbenden weg kunnen nemen. De samenwerkingsprojecten waar het convenant over gaat zijn bedoeld om dit niet alleen mooie woorden te laten zijn, maar om die -ook na de decentralisatie van onderdelen van de AWBZ naar gemeenten- in daden om te zetten.

Eigen regie als basis

Het is al weer enige tijd geleden dat ik, n.a.v. de politieke dreiging dat het PGB zou komen te vervallen, in een bevlogen groep mensen terecht kwam, om samen na te denken over mogelijkheden om de financiering van de zorg zo te organiseren, dat de eigen regie van mensen over hun leven gewaarborgd zou blijven. Vandaag zag ik via twitter dat het visiestuk ‘eigen regie als basis’ dat we als groep hebben geschreven nu ook op de website van de coalitie voor inclusie te vinden is en ik wil de inhoud daarvan ook graag via mijn weblog delen:  http://www.coalitievoorinclusie.nl/documenten/eigenregiealsbasis.pdf
 

De tijd heeft inmiddels niet stil gestaan en ons visiestuk ‘eigen regie als basis’ is meer dan ooit actueel. Als regio Gooi en Vecht hebben we het voortouw genomen om de voorbereiding van de decentralisatieopgave die op ons af komt (jeugdzorg, delen van de AWBZ en de participatiewet) zodanig vorm te geven, dat de eigen regie van onze inwoners ook daadwerkelijk basis kan worden. Niet de zorgaanbieder of de overheid bepaalt wat mensen nodig hebben om zo goed mogelijk aan de samenleving te kunnen blijven deelnemen. Dat kunnen zij namelijk altijd nog het beste zelf.

Donderdag tekenden wij als regio een convenant met diverse partijen in de zorg, waaronder CIZ (ook namens Vektis), Actiz, SVB, Per Saldo, LOC en Zorgbelang), waarmee we gezamenlijk afspraken om menskracht beschikbaar te stellen voor het ontwikkelen van een drietal in onderlinge samenhang te beziene projecten, namelijk:

  • De proeftuin ‘van AWBZ naar WMO’, waarbij het (vraaggestruurde) gesprek met de cliënt/inwoner leidend wordt voor passende ondersteuning;
  • De persoonsvolgende bekostiging (waarin varianten op het PGB worden uitgewerkt, gericht op behoud van zelfregie);
  • Het digitaal leefplein (cliënten/inwoners sturen daarin zelf op de informatie die over hen is opgeslagen en wordt uitgewisseld). 

De provincie Noord Holland heeft voor de ontwikkeling van het digitaal leefplein een bedrag van € 250.000 beschikbaar gesteld. Doel van dit alles is, dat onze inwoners óók na 2015 zelf de regie houden over de ondersteuning die nodig is op alle levensdomeinen die er voor hen toe doen, niet alleen dus als het gaat om zorg.

Als ik vanaf een afstand kijk naar het ‘gerommel’ in den Haag, waar vooral vanuit financiële belangen naar de zorg voor mensen wordt gekeken en niet naar het belang van mensen om regie over hun eigen leven te houden c.q. terug te krijgen met een bij hun situatie passend ondersteuningsaanbod, dan vrees ik dat de échte vernieuwing niet vanuit den Haag verwacht moet worden, maar dat visie en daadkracht vooral bij gemeenten en hun samenwerkingspartners vandaan moet gaan komen.

Wij hebben deze week in onze regio een belangrijke stap gezet, niet gehinderd door gebrek aan daadkracht vanuit den Haag en de afwezigheid van zorgverzekeraars, omdat we als samenwerkingspartners de overtuiging delen, dat we daar niet op kunnen wachten, maar dat we in het belang van onze inwoners nú door moeten pakken. Toch hoop ik dat zorgverzekeraars en rijksoverheid zelf op termijn ook mede-verantwoordelijkheid zullen durven dragen voor de aanpak die we in onze regio voorstaan. Het feit dat zorgverzekeraars in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid nu toch ook verantwoordelijk zullen worden voor persoonlijke verzorging, vraagt mijns inziens temeer om een samenhangende aanpak, waarbij de eigen regie van onze inwoners de basis is.

 

Getouwtrek over verzorging niet in belang van inwoners

De wethouders Wmo van de Regio Gooi en Vechtstreek, hebben onlangs middels een brandbrief aan de tweede kamer hun  zorgen geuit over het bericht dat de functie persoonlijke verzorging volledig naar de zorgverzekeraars wordt overgeheveld. In die brief hebben de gemeenten Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden en Naarden hun vrees geuit voor hogere kosten en een zorgstelsel waarin de behoeften van mensen verknipt worden in plaats van centraal staan.  

De gemeenten in Gooi en Vechtstreek vinden dat de persoonlijke verzorging, waarbij het zwaartepunt ligt op de verpleging van gezondheidsproblemen – ongeveer 15% van de totale omvang van de persoonlijke verzorging – past bij de Zorgverzekeringswet en daarmee het ‘Buurtzorgconcept’. Voor deze groep mensen is een goede aansluiting tussen de persoonlijke verzorging en zorg vanuit de Zorgverzekeringswet essentieel om een passende oplossing te krijgen op hun vraag/behoefte. Zorgverzekeraars zouden wat de Regio Gooi en Vechtstreek betreft prima kunnen voorzien in deze behoefte.

Door een samenwerking tussen onze regio met Achmea zorgkantoor en het CIZ hebben wij een unieke data analyse uitgevoerd die een ander perspectief biedt op de groep mensen met verpleging en verzorging. Binnen deze groep zijn er twee hoofd groepen in onze regio:

  • 65 plussers met verpleging, verzorging en begeleiding individueel met grondslag somatiek
    3% van de totale populatie extramurale AWBZ zorg; 17% van het geïndiceerde volume
  • 65 plussers met verpleging en verzorging met grondslag somatiek
    9% van de totale populatie extramurale AWBZ zorg; 13% van het geïndiceerde volume

Van deze bovenstaande groepen heeft meer dan de helft een indicatie van 15 jaar, wat inhoudt dat ze een langdurige en continue zorgvraag hebben. Rond de 8% van deze groepen heeft palliatieve terminale zorg. Het zijn dus grotendeels mensen waar er geen twijfel is over de ernst en noodzaak van de zorg en waar er geen discussie over is dat zij deze zorg langdurig of zelfs levenslang nodig zullen hebben. Deze cijfers laten vooral zien dat de meest kwetsbare groep nog steeds geconfronteerd wordt met een knip wanneer de verzorging naar de zorgverzekeraar gaat, omdat er ook behoefte is aan begeleiding individueel. Gezien bovenstaande feiten begrijpen wij de zorgen niet dat gemeenten samen met zorgverzekeraars geen goede zorg voor deze mensen zouden kunnen organiseren. Geen weldenkend mensen zal bij deze groep zeggen dat er geen zorg nodig is. Een goede oplossing voor deze groep is dan ook een maatwerk voorziening intensieve thuiszorg en een maatwerkvoorziening palliatieve terminale thuiszorg, waarin de verpleging, verzorging en begeleiding gecombineerd wordt geleverd. Zorgverzekeraars zouden hiervoor verantwoordelijk kunnen zijn en gemeenten daarnaast voor de eenvoudige verzorging.

Onze zorg zit namelijk bij de grootste groep die extramurale zorg ontvangt, namelijk de groep 65 plussers met alleen persoonlijke verzorging met grondslag somatiek. Deze groep is 35% van de populatie en vertegenwoordigt 25% van het geïndiceerde volume. Dit zijn vooral mensen met een kleine indicatie persoonlijke verzorging voor eenvoudige handelingen. Dit is de groep die gemeenten al kennen in de Wmo. Door de overlap van deze doelgroep met de Wmo, de lichte zorgzwaarte en de eenvoudige handelingen zijn gemeenten bij uitstek in staat om voor deze groep kwalitatief goede maatwerkvoorzieningen te organiseren waarin de huishoudelijke en de persoonlijke verzorging en het welzijnswerk gecombineerd wordt in afstemming met het sociale netwerk van de inwoner. Wanneer de verzorging van deze groep over gaat naar de zorgverzekeraar is het voor gemeenten veel moeilijker om voor hen integrale en kwalitatief goede voorzieningen te realiseren. Dat komt ondermeer door de arbeidsmarkt gevolgen van de bezuinigingen op de huishoudelijke hulp van 40%.

 Een aspect wat in de brandbrief nog wat onderbelicht is gebleven zijn de grote gevolgen voor thuiszorgmedewerkers als de persoonlijke verzorging naar de zorgverzekeraars gaan. De grootste thuiszorg organisatie in het land TSN, heeft contact met ons gezocht omdat zij dit ook vrezen. De directeur van TSN vertelde ons dat het bruto uurloon van een verzorgende slechts € 5,- hoger ligt dan van  een medewerker in de huishoudelijke hulp. Door het slim inzetten van een combinatie van huishoudelijke hulp, begeleiding en persoonlijke verzorging kan er bespaard worden zonder verlies van kwaliteit en kunnen er meer banen worden behouden. Wanneer gemeenten dit niet kunnen doen dreigen er grote ontslagen bij de huishoudelijke hulp organisaties door de korting van 40%.

Zie ook dit bericht van TSN: http://www.vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/decentralisatie-awbz/nieuws/persoonlijke-verzorging-hoort-bij-de-gemeente

Bij de recente aanbesteding van de huishoudelijk hulp in onze regio hebben de gemeenten stelling genomen tegen loondumping door te garanderen dat 48% van het tarief naar het onbelaste uurloon van de medewerker gaat. Dit garandeert een maatschappelijk verantwoorde salariëring van de thuiszorgmedewerkers en hiermee  kwaliteit voor inwoners die ondersteund worden met hulp bij het huishouden. Het uurtarief voor hulp bij het huishouden en het percentage dat van dat uurtarief minimaal ten goede moet komen aan de thuiszorgmedewerker,  is door de colleges van B&W en gemeenteraden in Gooi en vechtstreek vastgesteld. Dit tarief is mede tot stand gekomen door het betrekken van vakbonden, wmo-raden, inwoners en met name zorgorganisaties die via consultaties inzichtelijk hebben gemaakt wat voor hen de nodige tarifering is. Dergelijke samenwerking is bij uitstek op lokaal niveau te realiseren.

Wij willen het beste voor onze inwoners en vinden het daarbij van belang dat er keuzen worden gemaakt op basis van de goede informatie en analyses. Getouwtrek over ‘wie krijgt wat’ tussen zorgverzekeraars, brancheorganisaties en gemeenten is niet in het belang van burgers.

Een perspectief voor een oplossing die wij ook aan de staatssecretaris zullen voorleggen is het realiseren van een maatwerkvoorziening voor intensieve thuiszorg en een maatwerkvoorziening voor palliatieve terminale thuiszorg. Voor alle overige mensen die verzorging ontvangen, veelal in combinatie met diverse gemeentelijke voorzieningen, is dan nog slechts de gang naar één loket nodig: de gemeente. 

 

Aanpak Huizen of aanpak Deventer?

In de afgelopen week (dinsdag 22.00 uur) was ik kort te zien in een uitzending van Nieuwsuur. Het programma zou gaan over een vergelijking van de gemeente Huizen, die al 6 jaar de zogenaamde keukentafelgesprekken voert, met de gemeente Deventer, die daar in de afgelopen week net mee begonnen is. Na de opnames in Huizen werden opnames in Deventer gemaakt en de uitlatingen van de wethouder in Deventer waren dermate schokkend, dat de redactie van Nieuwsuur besloot om de focus van het programma te wijzigen en de nadruk te leggen op de Deventer aanpak.

Het is natuurlijk ronduit onzinnig om te bedenken dat persoonlijke verzorging (helpen met wassen, aankleden, etc.) door vrijwilligers en werklozen gedaan zou kunnen worden. Dit standpunt van de wethouder van Deventer ben ik gelukkig ook nog nooit in een andere gemeente tegengekomen en inmiddels heeft ook de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) hier publiekelijk afstand van genomen.

Ik heb zelf in Nieuwsuur ook gesteld, zonder te weten waarop ik reageerde, dat persoonlijke verzorging niet voor niets geïndiceerd is en dat deze zorg  uiteraard door professionals geleverd moet worden. Hooguit kunnen we door slimme combinaties met begeleiding hierbij als gemeenten nog wat efficienywinst boeken. Maar de beoogde bezuiniging van 15% tot 25% vanaf 2015 zullen we hier zeker niet gaan vinden. Dat betekent mijns inziens dat als de plannen van het kabinet doorgaan, er nóg meer bezuinigd moet worden op zaken als dagbesteding, begeleiding en welzijnsvoorzieningen. En om dat op een manier te doen die aan de betrokken mensen de benodigde ondersteuning blijft garanderen, wordt nog een hele uitdaging.

Het keukentafelgesprek in Deventer was mijns inziens al net zo vreselijk, maar hierop heb ik in het programma niet kunnen reageren. Het was geen gesprek, maar eenrichtingverkeer vanuit de gemeente Deventer naar de betreffende inwoonster, waarbij de gemeente haar in wollige en beleidsmatige termen meedeelde welke hulp zij niet meer van de gemeente zal krijgen en welke problemen zij dus in het vervolg zelf maar moet zien op te lossen.
In Huizen, maar dat geldt evenzeer voor onze hele regio Gooi en Vechtstreek, voeren we dit soort gesprekken gelukkig totaal anders. Niet voor niets noemen we dit het ‘vraaggestuurde gesprek’. Doel van het gesprek is om helder te krijgen tegen welke problemen mensen aanlopen in hun dagelijks functioneren en welke oplossingen zij daarvoor graag zouden zien. Niet de gemeente bepaalt wat het probleem is, maar de mensen zelf. Niet de gemeente bepaalt wat mensen nodig hebben, maar zij zelf. De regie blijft dus waar die hoort, namelijk bij de betrokkenen zelf. De WMO consulent, in dienst bij de gemeente, luistert vooral en faciliteert waar dat nodig is. Onze ervaring is dat onze inwoners uitstekend in staat zijn om vast te stellen wat nodig is. In de praktijk leidt het vraaggestuurde gesprek dan ook altijd tot maatwerkoplossingen, passend bij de individuele situatie. En ja, óók tot een efficiënte en doelmatige inzet van onze middelen.

Wat mij het meest stoort, is niet de onzinnige aanpak in Deventer, maar het gevoel dat bij veel mensen die ik spreek n.a.v. dit programma is blijven hangen, namelijk dat het na 2015 in ons land een zooitje wordt. Mensen worden ongerust door dit soort ‘ nieuws’ . Begrijpelijk, want het gaat per slot van rekening over hun kansen op een volwaardig leven.

Dat verreweg de meeste gemeenten in ons land naast hun burgers willen staan en samen met hen zullen zoeken naar passende oplossingen om een volwaardige deelname aan de maatschappij mogelijk te maken, ook als er beperkingen zijn, bekt minder goed in de media, maar is gelukkig in ons land absoluut de realiteit. Om die kant van de werkelijkheid te melden, is er het medium van dit weblog, maar helaas is het bereik daarvan beperkt. Hopelijk krijgen gemeenten die wel serieus werk maken van het gesprek met hun burgers ook nog een keer een podium.

Burgerinitiatieven

foto jeu de boules 2foto jeu de boules 1

In het Florapark in Huizen hebben buurtbewoners een jeu de boulesbaan gerealiseerd. Ze vonden een sponsor (de Alliantie) en ze organiseerden zelf het onderhoud. Nu kunnen buurtbewoners samen op een leuke manier met elkaar in contact zijn in het park en daarmee wordt de sociale cohesie in de wijk vergroot.

foto happen en trappen

Een week later vonden commerciële (horeca) partijen in onze regio elkaar en ontwikkelden ze een mooi sportief evenement: happen en trappen. Het is een fietstocht van ca. 50 km. door onze regio. Aanmelden en betalen (via iDeal) kan op www.happenentrappen.nl. De start is in Huizen, waar je koffie met gebak krijgt bij restaurant ‘de Haven van Huizen’ en waar ook de kaart en de vouchters worden uitgereikt. Na ca. 18 km. fietsen kom je aan in Muiden, waar je een voorgerecht eet. Daarna weer 6 km. fietsen naar Weesp voor de soep. Het hoofdgerecht is weer 12 km. verder, in Kortenhoef en daarna fiets je weer 12 km. naar Laren voor het desert. De tocht eindigt weer in Huizen, bij de Haven van Huizen, waar de geplastificeerde kaarten weer worden ingeleverd.

Als wethouder kan ik enorm genieten van burgerinitiatieven. Eén ding is namelijk zeker: ze zijn altijd succesvol, omdat ze niet door de overheid zijn bedacht of opgelegd, maar voortkomen uit particulier initiatief, waarbij er op voorhand meestal al veel draagvlak voor is. 

De komende jaren zullen we de tendens van de terugtrekkende overheid vaker gaan zien. Niet alleen om financiële redenen trekt de overheid zich terug, maar óók omdat de overheid zich steeds meer realiseert dat het elan voor een goede samenleving uit die samenleving zelf moet komen.

In Huizen mogen we ons gelukkig prijzen met burgers en ondernemers, die hun schouders nog ergens onder willen zetten. En als overheid hoef je daar dan vervolgens alleen nog maar de voorwaarden voor te scheppen.

 

 

Minder comazuipers in Gooi en Vechtstreek

Vandaag kreeg ik via de GGD een persbericht doorgestuurd van de kinderafdeling van Tergooiziekenhuizen, waar ik mijn lezers ook graag deelgenoot van wil maken, al was het maar omdat u misschien zelf ook (groot)ouder van een puber bent. Er is namelijk eens een keer goed nieuws te melden!

Uit cijfers van Tergooiziekenhuizen blijkt dat  er in 2012 aanzienlijk minder jongeren (namelijk 28 jongeren) uit de regio met een alcoholvergiftiging opgenomen zijn dan in 2011 (toen namelijk 51 jongeren). De leeftijd van deze jongeren varieerde van 13 tot 17 jaar. Jongeren die in het ziekenhuis terecht komen zijn vaak verminderd bij bewustzijn of in coma. Voor de ouders is het enorm schokkend om te zien hoe hun kind met uitgelopen mascara in eigen braaksel en urine ligt. Als de coma heel diep is, wordt de ademhaling bedreigd en is opname op de intensive care noodzakelijk. De jongeren die door overmatig alcoholgebruik in Tergooiziekenhuizen terecht komen, zijn veelal probleemloze pubers; doorsnee kinderen eigenlijk. Het zijn even vaak jongens als meisjes , zowel VMBO leerlingen als VWO leerlingen.  

Al jaren werken gemeenten in onze regio in het kader van het GGD programma ‘Samen aan de slag tegen riskant alcoholgebruik jeugd’ samen met ouders, alcoholverstrekkers, sportverenigingen, scholen en andere betrokkenen om problematisch alcoholgebruik onder onze jeugd terug te dringen. Vanuit Huizen stuurt mijn collega Liesbet Tijhaar dit programma aan en gelukkig dus nu ook duidelijk met succes. Het laatste jaar heeft de GGD, samen met andere partijen, extra aandacht besteed aan het schadelijk fenomeen van ‘sweet sixteen feestjes’ en het risico van comazuipen. Op diverse manieren zijn ouders gewezen op het belang van het stellen van regels over alcoholgebruik, ook als jongeren 16 jaar zijn.  Ook hebben Tergooiziekenhuizen en Jellinek een vervolgprogramma opgezet voor comazuipers en hun ouders om herhaling te voorkomen. GGD Gooi & Vechtstreek is dus ook tevreden met de afname van het aantal comazuipers in onze regio. Zeker gezien de landelijke cijfers waaruit blijkt dat het totaal aantal comazuipers gestegen is.

Toch denken de GGD en de kinderartsen van Tergooiziekenhuizen dat we niet te vroeg moeten juichen. Het is belangrijk om door te gaan op de ingeslagen weg. Er komen immers steeds nieuwe jongeren en ouders. Bovendien vormen de comazuipers het topje van de ijsberg van riskant drinkende jongeren. Uit cijfers van de GGD uit 2010, bleek dat bijna 40% van de 15 jarigen en 55% van de 16 jarigen de laatste maand minstens éénmaal 5 of meer glazen alcohol op één avond heeft gedronken. In 2014 komt de GGD met nieuwe cijfers. Pas dan kunnen we zien of niet alleen het topje gereduceerd is, maar ook de totale omvang van het riskante alcoholgebruik van jongeren.

Persoonlijk vind ik het heel goed dat de leeftijd waarop alcohol verstrekt mag worden aan jongeren straks naar 18 jaar gaat. Het helpt ouders in ieder geval bij het stellen van regels. Maar als we het daarbij laten, zal het onvoldoende verhinderen dat jongeren onder de 18 te veel alcohol drinken, met alle negatieve gevolgen voor hun gezondheid en hun verdere ontwikkeling vandien. Aandacht, voorlichting én handhaving rond dit onderwerp zullen mijns inziens constant nodig blijven.

Eindelijk AED burgerhulpverlening in Huizen

In Nederland krijgt 1 op de 1000 mensen per jaar te maken met een hartstilstand. Voor Huizen gaat het dus om 42 mensen per jaar. Niet iedereen wordt op tijd gevonden. Landelijk wordt gemiddeld 40%  niet gereanimeerd. In Huizen zijn er volgens RAV cijfers jaarlijks zo’n 25 reanimaties.
Nadat bekend werd dat de kans dat deze mensen de hartstilstand overleven enorm toeneemt als een de reanimatie (liefst mét AED) binnen 6 minuten gestart is, werd door de Hartstichting, maar ook door onze eigen Regionale Ambulancevoorziening (RAV)  aan de bel getrokken bij gemeenten om zogenaamde 6-minutenzones te organiseren. In de zomer van 2010 bracht de RAV dit ter sprake in het overleg met alle wethouders gezondheidszorg in onze regio. Huizen ging direct aan de slag en de gevraagde inventarisatie werd in Huizen afgerond in november 2010. Conclusie was: er zijn voldoende AED’s aanwezig in Huizen voor een dekkend netwerk. De gemeente zal wel moeten zorgen dat minimaal 18 AED’s dag en nacht bereikbaar zijn. Daarvoor zijn dus 18 buitenkasten nodig, inclusief bijbehorende pincode, verwarming, ventilatie en elektriciteit.  Kosten ca. € 700,– per buitenkast. Naast die eenmalige investering van zo’n € 20.000,– vergoedt de gemeente de kosten voor verzekering van de AED’s in de buitenkasten tegen diefstal en vandalisme en worden de kosten voor vervanging van elektrodes en batterijen na een inzet van de AED aan de eigenaar vergoed. Dit vergt dus ook jaarlijks nog een beperkt bedrag. In Huizen waren zo’n 180 mensen nodig met een reanimatiediploma. Uit de inventarisatie bleek dat die er ook zijn. De kosten voor opleiding van vrijwilligers en het onderhoud daarvan vergoedt de gemeente dan ook niet. Overigens worden die kosten (ca. 30 euro per opleiding) vaak wel door de zorgverzekeraars vergoedt.
Huizen was er klaar voor en wilde snel van start.

Na de eerste inventarisatie en de besluitvorming in het college van B&W moest Huizen helaas op de rem trappen, omdat de RAV minimaal de helft van het aantal inwoners in de regio nodig had om de kosten van de aanschaf van een regionaal systeem door de RAV te kunnen dekken.
Sindsdien was het dus lobbyen om ook andere gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek een inventarisatie te laten doen. Dat heeft lang geduurd, maar inmiddels zijn nu ook Hilversum, Bussum en Weesp daarmee gestart.

Goed nieuws kwam in de zomer van 2012, toen bleek dat de RAV tóch in staat was om het benodigde systeem aan te schaffen en al vast in Huizen te beginnen. Toen bleek echter dat er nog enorm veel werk verzet moest worden om van de fase van inventarisatie de slag te maken naar de daadwerkelijke uitvoering van het project. We hadden in Huizen het geluk dat we Linda Broeze als beleidsmedewerker konden aantrekken, die zich als een terriër op dit project stortte. Samen met Angeli Blankers van de RAV zijn tal van zaken geregeld, zoals de registratie van vrijwilligers en  de contracten die gesloten moesten worden met eigenaren van AED’s om die in de buitenkasten te mogen ophangen en tal van zaken die daarbij komen kijken.
AED2

Er werd een werkgroep gevormd, met daarin o.a. ook de afdeling Huizen van de Koninklijke EHBO vereniging, de Reanimatiestichting Huizen en het Rode Kruis en ook politie en brandweer dachten actief mee, met name over de vraag hoe we vrijwilligers met een reanimatiediploma zover zouden kunnen krijgen om zich als burgerhulpverlener voor het AED project aan te melden.
Maar deze week was het dan eindelijk zover en kon het project AED burgerhulpverlening in Huizen van start gaan.
Het netwerk van AED’s is bijna dekkend voor Huizen. Nog slechts een paar buitenkasten moeten worden geregeld. Er hebben zich al 90 vrijwilligers gemeld, maar dat moeten er dus nog wel minimaal 180 worden.
Aanmelden kan via www.hartslagnu.nl.

In de gemeente Hoorn wordt al 2 jaar met AED burgerhulpverleners gewerkt. Bij de start van ons Huizer project werd een aangrijpende film vertoond, van jonge mensen uit Hoorn, die hun leven aan de AED burgerhulpverlening te danken hebben. Daar word je warm van, want daarvoor doen we dit met ons allen!
Ik ben daarom heel blij dat we in Huizen nu eindelijk zijn gestart en ik ben ervan overtuigd dat we, net als destijds in Hoorn, de komende maanden nog wel 90 vrijwilligers zullen vinden.