CDA fractie stelt vragen over bezuiniging huishoudelijke hulp

In de pers krijgt het niet veel aandacht, omdat de materie complex is. Maar toch is er wel iets aan de hand in Nederland en veel mensen die nu afhankelijk zijn van huishoudelijke hulp via de WMO maken zich terecht zorgen. Afgelopen week stelde de CDA fractie in onze gemeenteraad vragen over de gevolgen van de gigantische bezuinigingen op de huishuishoudelijke hulp (75%!) voor de inwoners van Huizen. Hieronder zal ik die vragen nog een keer herhalen en ook mijn antwoord daarop, namens het college.

  • Hoeveel mensen in Huizen krijgen momenteel huishoudelijke hulp via de WMO?

In Huizen worden momenteel 966 mensen ondersteund met hulp bij het huishouden. Hiervan ontvangen 94 mensen een pgb.

  •  Kan het college iets zeggen over de gemiddelde inkomens van deze mensen ?

 Ik kan daarover exacte cijfers geven, maar dat zal ik wel bij de mededelingen aan de commissie doen, anders wordt het hier wat lang. Kern van de vraag is natuurlijk, wat de bezuiniging op de Huishoudelijke Hulp betekent voor mensen met een laag inkomen, want volgens het kabinet blijft voor die groep 25% van het budget over. Daarover kan ik helder zijn. Meer dan 40% van de mensen die huishoudelijke hulp krijgen in Huizen hebben een inkomen op bijstands of AOW niveau. Het gaat dus niet lukken om deze mensen allemaal huishoudelijke hulp te blijven garanderen. Ik zie het zo, dat de huishoudelijke hulp wordt afgeschaft en dat we als gemeente nog een beperkt budget krijgen om in schrijnende situaties nog iets te doen. Die schrijnende situaties zie ik als er sprake is van verwaarlozing, dus als mensen doordat ze hun huis niet meer kunnen schoonhouden in een instelling moeten worden opgenomen. In die situaties kunnen we als gemeente nog iets doen. Maar dat betekent wel dat de plicht tot compensatie voor het wonen in een schoon huis moet komen te vervallen. Dat gaat namelijk niet, met het budget wat we daarvoor vanuit het Rijk nog krijgen.

  • Wat zijn de gevolgen van de bezuiniging van 75% op het budget voor huishoudelijke hulp per 1 januari 2015?

 De huishoudelijke hulp (HH) wordt met ingang van 2014 inkomensafhankelijk gemaakt voor nieuwe cliënten en vanaf 2015 ook voor bestaande cliënten. De korting bedraagt landelijk uiteindelijk € 1,2 miljard, dit is 75% van het huidige macrobudget. Op basis van ons huidige aandeel in het macrobudget betekent dit een korting voor Huizen van ca € 2.550.000. In 2012 bedraagt het budget HH voor de gemeente Huizen afgerond € 2.880.000 (incl. pgb). Als wordt uitgegaan van een daling van 75% (bij ongewijzigd beleid) betekent dit een lastenverlaging van € 2.160.000. Daarnaast zullen ook de inkomsten uit eigen bijdrage dalen met € 350.000 tot € 450.000. Per saldo wordt in dat geval verwacht dat de korting op de HH voor Huizen zal leiden tot een structureel nadeel van minimaal € 750.000 per jaar. Dit kunnen we alleen maar oplossen door het beleid aan te passen. 

  • Kan het College al iets zeggen over de gevolgen voor de inwoners van Huizen van de gecombineerde bezuiniging en decentralisatie?

Er zal niet alleen sprake zijn van een ingrijpende bezuiniging op de WMO, maar de begeleiding en de persoonlijke verzorging zullen vanuit de AWBZ naar de WMO worden gedecentraliseerd. Hierdoor krijgt de gemeente er een grote taak bij.Voor het regeerakkoord gingen de gemeenten uit van een bezuiniging van 5% op het budget voor begeleiding. Deze taakstelling is omgebogen naar een bezuiniging van 25% voor begeleiding en persoonlijke verzorging. Het kabinet is voornemens de dienstverlening te versoberen en meer te richten op waar ze het hardste nodig is. Hieruit maakt het college op dat de opdracht niet alleen te realiseren is met efficiency winst en gekanteld werken. Waarschijnlijk worden gemeenten gedwongen het voorzieningenpakket te versoberen. Dit betekent waarschijnlijk dat de gemeente Huizen nieuwe arrangementen voor zijn inwoners moet ontwikkelen om te komen tot de besparingen.

  •  Welke mogelijkheden ziet het college om binnen het sterk verlaagde budget toch passende ondersteuning te realiseren?

Door voorzetting van de vraaggestuurde werkwijze. Het accent zal hierbij liggen op “de ondersteuning bieden die mensen minimaal nodig hebben om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij”. We moeten het denken in voorzieningen nu echt loslaten en denken in oplossingen voor mensen die het zonder ondersteuning niet redden.

  • Is het college, in navolging van de gemeente Den Haag, van mening dat ook de gemeente Huizen via een brief haar bezorgdheid over de voorgenomen maatregel aan het kabinet en de leden van de Tweede Kamer kenbaar zou moeten maken?

 Het college is voornemens om een brief te sturen aan het kabinet en de leden van de Tweede Kamer om haar zorgen uit te spreken van over de gecombineerde bezuinigingen op de HH en de decentralisatie. Maar om nu -zoals den Haag dit doet- alleen maar te zeggen dat het niet kan, vinden we niet constructief. Het College ziet in Huizen wel mogelijkheden om ook met een fors bijgesteld budget ondersteuning te bieden die minimaal nodig is om aan de samenleving mee te kunnen blijven doen. Maar daarvoor moeten in den Haag wel een aantal zaken helder geregeld worden. Het college zal dan ook vragen om helderheid ten aanzien van de opdracht die gemeenten binnen de compensatieplicht te vervullen hebben. Wij zijn van mening dat de huidige invulling van de compensatieplicht niet meer uit te voeren is nadat de fikse korting is doorgevoerd en dat er dus andere criteria vastgesteld moeten worden op basis waarvan de gemeente een compensatieplicht heeft (denk aan verwaarlozing als ondergrens). Ook zal het college om middelen vragen waardoor inwoners die in 2014 al geconfronteerd worden met de veranderingen te kunnen spreken en middels een vraaggestuurd gesprek samen met hen tot oplossingen te komen. Hiermee kan worden voorkomen dat mensen al voor de decentralisatie in 2015 overbelast raken en kunnen mogelijke extra kosten als de taken overkomen door een verslechterde situatie bij inwoners worden opgevangen.

Omdat bovenstaande ook echt politieke keuzes vraagt, komt de brief die we als College willen sturen aan de orde in de commissie OMD van januari.

Eigen plekje voor gehandicapte wintersporters

Afgelopen zaterdag was het op sportief gebied feest in Huizen. In het bijzijn van veel leden, sponsoren, de betrokken ambtenaren en diverse gemeenteraadsleden mocht ik op het mooie nieuwe hoofdveld van HSV de Zuidvogels de aftrap doen voor het nieuwe seizoen. Het hoofdveld is nu van kunstgras, compeet met nieuwe dug-outs, een beregeningssysteem en wedstrijdverlichting. Er zijn ook nog twee nieuwe miniveldjes in kunstgras aangelegd. Kortom, een prachtige accommodatie, waar we allemaal trots op mogen zijn. Bij dit feest was ook de nodige pers aanwezig, dus hierover gaat vast nog wel het een en ander gepubliceerd worden.

Daarna mocht ik de opening verrichten van een ‘keet’ voor materialenopslag voor de vereniging van gehandicapte wintersporters. Ik was dubbel verbaasd: de ‘keet’ zoals die genoemd werd, bleek een heel mooi gebouwtje te zijn, geheel in stijl van een skihut. Maar hoewel hier behoorlijk wat mensen aanwezig waren om ‘hun’ nieuwe gebouw in gebruik te nemen, zag ik niemand van de pers bij dit evenement. Het zal toch niet zo zijn dat gehandicaptensport door de media minder interessant wordt gevonden dan sport door gezonde mensen?

Wat mij betreft dus zeker even de aandacht in mijn weblog voor deze bijzondere vereniging. De leden komen uit het hele land, maar de vereniging heeft haar vaste plekje in Huizen en daar mogen we als gemeente Huizen gepast trots op zijn. De vereniging van gehandicapte wintersporters bestaat dit jaar al weer 30 jaar. Zij organiseert reizen naar wintersportgebieden, maar geeft ook al 14 jaar les op de skibaan in Huizen. Met de bouw van een ruimte waar hun materiaal kan worden opgeslagen is deze vereniging enorm geholpen. Dankzij vele sponsoren kon dit project tot stand komen. De gemeente Huizen zorgde voor een toegangsweg, waardoor mensen in een rolstoel niet meer het hele terrein van de skiclub over hoeven. Ook werd via de WMO bijgedragen aan een aangepast toilet, zodat men niet meer afhankelijk is van het voor rolstoelers toch wel veraf gelegen gebouw van de skiclub Wolfskamer.

Zaterdag was het groot feest, inclusief een balonnenwedstrijd en een officiële opening door mij als wethouder, samen met de 16 jarige Eva, zelf ook een enthousiast wintersportster.

 

Projectleiders Diek Scholten en Rob Thijssen werden in het zonnetje gezet, maar ook voorzitter Jeep ter Heide werd voor zijn inzet geprezen. Met de realisatie van deze ‘keet’ zijn namelijk vele honderden uren vrijwillige inzet gemoeid geweest.

Ik heb zelf vaak met eigen ogen gezien hoeveel plezier mensen met uiteenlopende beperkingen beleven in de sneeuw. Zij kunnen hier gewoon ‘meedoen’ met andere wintersporters. Of het nu gaat om kinderen of volwassenen: de vereniging van gehandicapte wintersporters maakt dit voor heel veel mensen mogelijk.

Het was voor mij echt een belevenis om eens binnen te kijken in het nieuwe gebouw. Ongelofelijk wat daar allemaal aan materiaal beschikbaar is! Samen met revalidatieartsen en in overleg met de skileraren van de vereniging wordt dit materiaal heel nauwkeurig afgestemd op de behoeften van de gehandicapte wintersporters. Die extra ondersteuning is dan ook de kracht van deze vereniging!

Voor meer informatie over deze vereniging verwijs ik graag naar hun website: www.vgw-online.nl

10 jaar voedselbanken in Nederland

In de afgelopen week was ik te gast bij de voedselbank in Huizen, waar een persconferentie werd georganiseerd rond het 10 jarig jubileum van de voedselbanken in Nederland. Inmiddels is de voedselbankorganisatie uitgegroeid tot 135 vestigingen in Nederland, met 6.500 vrijwilligers en ruim 30.000 cliënten.

Het is natuurlijk heel eervol dat deze landelijke persconferentie in Huizen werd gehouden. Maar het is beslist geen ‘feestje’ te noemen dat er nu al 10 jaar voedselbanken in Nederland zijn. Want het bestaan van voedselbanken wijst ons er toch steeds weer op dat er enerzijds mensen onder de armoedegrens moeten leven, terwijl er anderzijds op grote schaal voedsel wordt weggegooid. Daarom wordt de komende tijd vanuit de voedselbankorganisatie met de slogan ‘Iedereen aan tafel!’ in iedere regio, maar ook op landelijk niveau, een debat gestart over deze problematiek.

Tijdens de persconferentie werd informatie gegeven door Sjaak en Clara Sies, oprichters van De Voedselbank en door Leo Wijnbelt, voorzitter van de voedselbanken Nederland. Tijdens de bijeenkomst werd René Froger, na het overlijden van de vorige ambassadeur van de voedselbanken, Antonie Kamerling, nu officieel de nieuwe  ambassadeur van de voedselbanken. Hij onthulde en ondertekende daarvoor de poster ‘Mag ik je aan tafel uitnodigen?’

De bijeenkomst werd afgesloten met het zingen van het lied ‘Samen’. René Froger deed dit samen met het Goois voedselbankkoor. Het lied is speciaal voor de voedselbanken gemaakt, maar kan ook door andere koren worden gedownload en aan het eigen repertoire worden toegevoegd.

Ik ben onder de indruk van de professionele organisatie die de voedselbank is. En nog steeds werken er alleen maar vrijwilligers. Mensen die zich voor anderen willen inzetten en verspilling willen tegengaan. Als overheid moeten we mijns inziens niet voortdurend roepen dat voedselbanken er niet zouden moeten zijn, maar moeten we juist zoeken naar mogelijkheden om samen met al die vrijwilligers op te trekken in de strijd tegen armoede in ons land. We hebben elkaar daar hard bij nodig.

Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) bezoekt WMO loket Huizen

Zo langzamerhand is iedereen weer terug (of bijna terug) van vakantie. Ook voor mij zit het er weer op. Terug in Nederland heb ik overigens nog wel een paar redelijk rustige weken gehad, maar nu loopt de agenda langzamerhand toch weer vol.

In de vrije tijd die ik vooral in de avonduren had kreeg ik de kans om een aantal verkiezingsdebatten aan te horen. Zo ook gisteren, het debat tussen Rutte, Roemer, Samsom en Wilders. Ik moet eerlijk zeggen dat -zodra het over gezondheidszorg gaat- ik tot nu toe nog geen enkele partij (zelfs mijn eigen CDA niet) een echte oplossing voor de stijgende zorgkosten heb horen aandragen. De teneur is dat ‘links’ vooral wil snijden in de bureaucratie (maar hoe dat dan concreet moet, daar hoor ik niemand over) en dat ‘rechts’ het vooral zoekt in het snijden in voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de VVD die wil snijden in de thuiszorg. Ook dat lijkt me een heilloze weg, omdat er nu eenmaal mensen zijn die deze zorg hard nodig hebben en die echt niet zomaar zelf kunnen bekostigen.

Ik heb wel eens gezegd: “Kom nou toch eens naar Huizen”. Wij hebben hier in Huizen een manier gevonden om met zorg en ondersteuning van mensen om te gaan, die aansluit bij de behoeften van mensen, maar toch kostenverlagend werkt. En die werkwijze wordt ook nog eens door alle partijen, van links tot rechts, gesteund.

En ja hoor, eindelijk kwam er vandaag een kamerlid naar Huizen om te zien hoe wij dat hier in Huizen toch fiksen. Pieter Omtzigt (CDA) heeft zich uitgebreid laten informeren over het Huizer WMO beleid. Hij is geen zorgspecialist, maar wel een financieel specialist die overigens tijdens het bezoek liet blijken goed op de hoogte te zijn van de pijnpunten in de zorg. Ik hoop dat hij zijn collega’s in de Tweede Kamer nog een beetje bij kan praten voor het op verkiezingen en formeren aankomt.

Pieter Omtzigt bezoekt WMO loket Huizen

Wat doen we in Huizen anders? In de kern ligt het antwoord in het feit dat wij niet bezuinigen op voorzieningen. In Huizen dus geen bezuiniging op maatschappelijk werk, op trapliften, op sportrolstoelen, op mantelzorgondersteuning. Niets van dit al en dat is ook helemaal niet nodig! Wij luisteren naar de vraag die burgers hebben. We noemen dit ‘vraagsturing’, wat wil zeggen, dat mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben, zelf het beste kunnen overzien of en tot hoever zij dit zelf kunnen regelen waar ze  ondersteuning vanuit de overheid bij nodig hebben. Is dat dan ‘u vraagt, wij draaien?’ is dan onmiddelijk de reactie. Waarop ik steevast antwoord: ‘Ja. En dat is veel voordeliger dan wat we nu doen, namelijk al draaien voor er een reële vraag is’. Immers, het aanbod schept vaak de vraag. Zo is het in de economie. Zo is het ook in de gezondheidszorg. In Huizen is de vraag -en dus niet het aanbod- bepalend. Samen met de burger de beste oplossing zoeken, daar gaat het om.

Toen we dit gingen doen, had niemand daar bezwaar tegen. ‘Wij werken al lang vraaggestuurd’ lieten tal van instellingen ons weten. Maar toen we het ook ‘vraagvolgend’ gingen financieren veranderde die houding wel enigszins. We betalen inmiddels geen subsidies meer aan instellingen voor dienstverlening aan burgers, maar betalen wel pér geval keurig alles wat de burger echt nodig heeft en wat hij/zij niet zelf kan organiseren. De omzetten van zorg- en welzijnsinstellingen liepen drastisch terug, maar de tevredenheid van onze burgers ging met sprongen vooruit. Dit hoeft niet alleen in Huizen zo te zijn, maar dit kan in heel Nederland. Het CDA heeft vraagvolgende financiering dus ook voorgesteld voor de hele AWBZ en wat mij betreft moeten we in de campagne dit uitgangspunt ook veel beter aan Nederland uitleggen. Doen wat nodig is (en dus niet waar we recht op hebben), wie wil dat nou niet? Niemand wil toch in ons welvarende land bezuinigen op noodzakelijke zorg? Kom op politici! Wees helder in hoe we in Nederland de stijgende zorgkosten gaan aanpakken. En wie zoekt naar een voorbeeld van hoe het ook kan: wees welkom in Huizen!

 

CDA congres stemt in met actief donorregistratiesysteem

Heel blij ben ik dat het CDA congres afgelopen zaterdag de resolutie heeft gesteund die oproept tot het wijzigen van het beslissysteem in de wet op de orgaandonatie.

In de toelichting op het afwijkende standpunt van het bestuur van het CDA zei Mirjam Sterk: “de overheid gaat niet over uw organen”. Die opmerking ging mij door merg en been. Natuurlijk gaat de overheid daar niet over en dat weet Mirjam Sterk ook best wel. Waar de overheid wel over gaat, is het wettelijke beslissysteem voor orgaandonatie. Nu is het zo, dat de meeste Nederlanders zich niet laten registreren. Als dan het moment daar is dat iemand orgaandonor zou kunnen zijn, weet de familie vaak niet wat de overledene zou hebben gewild en wordt meestal door de familie besloten om niet voor  orgaandonatie te kiezen. Heel begrijpelijk, want het is een emotionele keuze, op een heel moeilijk moment.

Het actief donorregistratiesysteem (ADR) waar door het CDA congres voor is gekozen dwingt mensen niet om orgaandonor te zijn. Integendeel. Het dwingt mensen wél om een beslissing te nemen. Die beslissing bij leven wordt na het overlijden altijd gerespecteerd. Bijkomend voordeel is dat ook nabestaanden dan weten wat de wens van de overledene was.

Veelal -zo blijkt ook uit onderzoek- blijft donorregistratie achter uit onverschilligheid of omdat mensen er liever niet over na willen denken.  Bij een ADR systeem is het zo dat, als iemand na herhaalde oproepen niet tot registratie overgaat, hij of zij geacht wordt donor te zijn. Dat is een logische gedachte, want als je het echt niet wilt, dan is het niet zo lastig om dat te laten registreren. Je hebt dan ook de garantie dat je na het overlijden ook geen orgaandonor bent, zelfs niet als familieleden er anders over denken. Overigens heeft iedereen een heel leven de tijd om desgewenst op een eerder genomen besluit terug te keren. Maximale zelfbeschikking dus, maar wel in een solidair systeem.

De overheid gaat niet over organen. Maar de overheid mag wel aan mensen vragen om, vanwege de grote maatschappelijke problematiek van het tekort aan orgaandonoren, tenminste uit te spreken welke keuze zij maken.

Ik zie het besluit van het CDA congres als een enorme steun in de rug voor al die honderden mensen die op de wachtlijst staan voor orgaandonatie. Op dit moment overlijden jaarlijks nog steeds ruim tweehonderd vaak nog jonge mensen terwijl ze op de wachtlijst stonden voor een donororgaan, omdat voor hen niet tijdig een donororgaan beschikbaar was.

Dank CDA-ers voor de getoonde solidariteit met deze groep mensen. Ik ben er trots op om bij dit CDA te horen!

Verplicht pubergesprek?

Deze week las ik het nieuws over de maatregel van het verplichte pubergesprek. Om pubers bekend te maken met de problemen van overgewicht moeten alle kinderen vanaf 14 jaar in het voortgezet onderwijs vanaf volgend jaar een gesprek krijgen met een arts of verpleegkundige. Niet alleen de risico’s van overgewicht, maar ook andere problemen zoals pesten of eenzaamheid kunnen aan bod komen. Ook kunnen de leerlingen informatie krijgen over veilig vrijen en de gevaren van alcohol en drugs. Het ‘pubergesprek’ is een onderdeel van een actieplan van minister Edith Schippers en staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten (beiden Volksgezondheid).

Tsja, wat moeten we hier nu van vinden? Is dit ultieme bemoeizucht van de overheid? Of zal deze maatregel tot positieve effecten voor onze kinderen leiden?

Ik ben als wethouder gezondheidszorg al jaren een groot voorvechter van preventie van overgewicht bij kinderen. Het is bekend dat kinderen met overgewicht sneller medische klachten krijgen (zoals gewrichtsproblemen) en ook meer kans hebben op ernstige aandoeningen in de toekomst (zoals diabetes, hart- en vaatziekten etc.). Ook leidt overgewicht bij kinderen vaak tot psychische problemen. Kinderen worden gepest met hun overgewicht en hun zelfvertrouwen neemt af.

Dé oplossing  bestaat niet. Het zijn vaak meerdere acties tegelijkertijd die moeten leiden tot het terugdringen van overgewicht bij kinderen. Om kinderen op een gezond gewicht te houden, promoten we als gemeenten (i.s.m. onze GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin en de betrokken scholen, gezondheidscentra en maatschappelijke organisaties) de zogenaamde ‘BOFT’ boodschap. Dat staat voor:

Borstvoeding heeft de voorkeur

Beweeg elke dag (kinderen en jongeren een uur per dag)

Ontbijt elke dag

Fris water uit de kraan. Laat zoete dranken staan.

TV en PC, zeg wat vaker nee.

U ziet: een combinatie van bevorderen van gezond gedrag, maar ook verbieden van ongezond gedrag. Dat heet dus ‘opvoeden’.

Dat opvoeden niet altijd gemakkelijk is, dat weten we allemaal. Daarom is het ook prettig als overheidsbeleid ondersteunend is voor ouders. Zo vind ikzelf bijvoorbeeld de boodschap: ‘tot 16 jaar geen druppel alcohol’ aan mijn 15 jarige puber heel helder en die wordt ondersteund door overheidsbeleid, dat verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 verbiedt. Maar als je kind dan eenmaal 16 is? Het huidige beleid geeft eigenlijk het signaal: ‘dan mag het!’. Terwijl we allemaal weten dat de hersenen van pubers dan nog volop in ontwikkeling zijn en dat alcohol daar een schadelijke invloed op heeft. De maatregel die het CDA voorstaat om de leeftijd voor het verbod op de verkoop van alcohol op te trekken tot 18 jaar zie ik dan ook als een ondersteunende maatregel voor ouders.

Ik heb me in de afgelopen week afgevraagd of het ‘verplichte pubergesprek’ nu ook zo’n ondersteunende maatregel is. Mijns inziens is dat niet het geval. In de eerste plaats moeten we het probleem van overgewicht in een veel vroeger stadium aanpakken en op jonge leeftijd investeren in gesprekken met kinderen én hun ouders over het belang van een gezond gewicht. Dat begint al bij de consultatiebureau’s. Als de kinderen al 14 jaar oud zijn, is het wel erg aan de late kant. In de tweede plaats zijn er, om deze groep op gezond gewicht te houden, op dit moment ook al veel goede initiatieven op middelbare scholen, zoals o.a. ‘de gezonde kantine’ en de aandacht voor sport en beweging. Dit soort initiatieven kunnen ouders heel goed ondersteunen bij de opvoeding.  In de derde plaats ben ik van mening dat, als het gaat om voorlichting over alcohol en drugs en veilig vrijen, de leeftijd van 14 jaar erg laat is. Heus, pubers in die leeftijd weten dan inmiddels echt wel hoe het zit. Tenslotte kan een gesprek over pesten of eenzaamheid mogelijk voor de puber van toegevoegde waarde zijn, maar moet dit met een arts? Ook daarvoor hebben de meeste scholen al een beleid en een contactpersoon.

Mijn voorlopige conclusie is dat deze maatregel de samenleving veel geld kost, terwijl het beoogde resultaat gering zal zijn. Als ouder ervaar ik deze maatregel ook niet echt als ‘ondersteunend aan de opvoeding’. Ik zie er persoonlijk dus niet zoveel in, maar misschien kan iemand me van het tegendeel overtuigen?

 

Kom maar op met die AWBZ!

Als wethouder WMO ben ik momenteel vooral druk bezig met alle voorbereidingen op de komst van nieuwe decentralisaties, zoals o.a. de decentralisatie van de begeleiding (nu nog AWBZ) naar de WMO. Ik doe dit voor de gemeente Huizen, maar coördineer dit ook voor de hele regio Gooi en Vechtstreek, samen met alle WMO collega’s uit de regio. Beslist geen sinecure, want het gaat alleen al in Huizen om ruim 600 mensen (volwassenen én kinderen) die op dit moment vanuit de AWBZ begeleiding krijgen en waarvoor dus straks de gemeente verantwoordelijk wordt. U kunt dan denken aan bijvoorbeeld begeleiding voor dementerende ouderen, begeleiding voor psychiatrisch patiënten, begeleiding voor volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking, maar ook begeleiding voor bijvoorbeeld gezinnen met kinderen met een autistische stoornis.

Toch zie ik er niet tegenop dat dit naar de gemeente toekomt. Integendeel! Al jaren roep ik: “Kom maar op met die AWBZ”. Wat mij betreft zou het zelfs nog verder mogen gaan en zou alle ondersteuning (dus ook de persoonlijke verzorging) die bij thuiswonende burgers in onze gemeente wordt geboden via de gemeente mogen lopen. Daarmee zouden we veel ‘schotten’ in de hulpverlening kunnen wegnemen.

In de gemeente Huizen hebben wij hiervoor ook een goede basis gelegd, met de invoering van de ‘vraaggestuurde’ aanpak. Dat komt er kortgezegd op neer, dat mensen met beperkingen, die ondersteuning nodig hebben om maatschappelijk te kunnen functioneren, in een gesprek met de gemeentelijke WMO consulent zélf kunnen aangeven welke ondersteuning nodig is en ook zélf kunnen bepalen door wie (welke organisatie of welke hulpverlener) die ondersteuning het beste geboden kan worden. De regie ligt dus bij de burger! De gemeente is eindverantwoordelijk voor het resultaat, wat met zich meebrengt dat we er als gemeente dus wel voor moeten zorgen dat de ondersteuning die nodig is er ook daadwerkelijk komt. Wij financieren die ondersteuning vervolgens altijd via de burger die de ondersteuning heeft gevraagd, dus niet door middel van een subsidie aan een instelling. Dat noemen we ‘vraagvolgende financiering’. Dat kan door middel van een zogenaamd ‘persoonsvolgend budget’, maar ook door middel van een ‘persoonsgebonden budget’. Dit model werkt in de praktijk tot grote tevredenheid van burgers die ondersteuning nodig hebben. Als straks ook begeleiding een onderdeel van die ondersteuning wordt, dan sluit dit dus naadloos aan op onze werkwijze. Bovendien krijgen we als gemeente hierdoor meer mogelijkheden om nog beter in te kunnen spelen op de behoeften van onze burgers. Ik zie daar dus, net als ons hele team WMO, reikhalzend naar uit.

Onze aanpak is mijns inziens vooral succesvol, omdat die niet alleen bestuurlijk (College en Raad) wordt gedragen, maar ook ambtelijk, van directeur tot beleidsmedewerkers, van afdelingshoofden en teamleiders tot consulenten van het WMO loket, breed wordt gedragen. Ook onze WMO raad ondersteunt de vraaggestuurde aanpak van harte. En omdat alle neuzen dezelfde kant op staan, zijn de resultaten voor de betrokken burgers er ook naar. Het Huizer WMO loket scoort dan ook niet voor niets hoog in tal van landelijke onderzoeken. 

In de afgelopen week ontving ik een filmpje over de decentralisaties die het huidige kabinet heeft voorgesteld, die ik graag via mijn weblog met u wil delen. Twee van onze ambtenaren (Johan Cnossen en Jeroen Bigot) hebben hier actief aan meegewerkt en ik was aangenaam verrast over het resultaat ervan, dat volgens mij voor veel gemeenten bruikbaar is. De link is:

http://www.youtube.com/watch?v=jet4Wp7HVNw&feature=youtu.be

Den Haag blijft zich met gemeenten bemoeien

De hulp bij het huishouden stond in de afgelopen week weer op de Haagse agenda. Kennelijk kan den Haag het maar niet laten om zich toch voortdurend weer te bemoeien met taken die zijn overgedragen aan gemeenten. Dit keer boog de Eerste Kamer zich over een door de SP ingediend wetsvoorstel en in Huizen werd dit natuurlijk door mij, samen met de betrokken ambtenaren, nauwlettend gevolgd.

Een eerste onderdeel van dit voorstel is, om het gemeenten niet langer verplicht te stellen om huishoudelijke hulp Europese aan te besteden. Op zich is dit een goede zaak. Zo wordt innovatie gestimuleerd en kunnen organisaties veel beter op basis van kwaliteit concurreren. Keuzevrijheid en regie van/voor de burger wordt dan ook versterkt.  Maar eigenlijk vind ik wat dit onderdeel betreft de discussie in de Eerste kamer een non-discussie. Want:

– Het wel/niet Europees aanbesteden is niet een bevoegdheid van de Eerste Kamer. De inhoud en invulling van het product/de ondersteuning bepaalt of het noodzakelijk is om volgens de Europese Aanbestedingsregels aan te besteden. Daar waar het sec. om schoonmaak (van levenloze objecten) gaat, gelden de uitgebreide regels voor een Europese Aanbesteding. Daar waar er sprake is van een relationele component (niet computers schoonmaken in een bedrijf maar hulp bij het huishouden leveren aan een Wmo klant (met een beperking)), kun je goed onder een makkelijkere procedure (de 2B dienst) inkopen. Dit staat al in de Europese richtlijnen vastgelegd, het wetsvoorstel van Kant voegt hier niets aan toe.

– De Europese Commissie is al van plan om per 2014 het onderscheid tussen 2A en 2B diensten op het gebied van gezondheidszorg, maatschappelijke diensten en onderwijsvoorzieningen, op te heffen. Dit betekent dat vanuit Europa de regelgeving al versoepeld wordt en de HH sowieso al zonder Europese aanbestedingsprocedure ingekocht kan worden. In het nu te doorlopen inkooptraject kunnen wij, vooruitlopend op de richtlijnen per 2014, hoogstwaarschijnlijk al via de soepele inkoopregels inkopen.

Een ander onderdeel betreft de tarieven voor huishoudelijke hulp. De SP wil onderbetaling aanpakken. Die intentie deel ik van harte. Reden dat we in onze regio ook uitgegaan zijn van fatsoenlijke CAO lonen. Ik ben echter van mening dat met het verplicht stellen van een basistarief het probleem van onderbetaling niet wordt aangepakt. Wat men zou moeten doen is kijken naar hoeveel procent van een tarief daadwerkelijk aan de medewerker uitbetaald zou moeten worden. In plaats van na te denken over basistarieven moet men om onderbetaling aan te pakken kritisch kijken naar de aanvaardbaarheid van de minimumlonen in de nu geldende CAO’s. Ook moet men kritisch kijken naar de relatie tussen enerzijds het loon van de medewerker en anderzijds de marges (winst) en overheadkosten die organisaties nu in hun tarieven verdisconteren. Wat mij echt tegen de borst stuit, is dat door het vaststellen van basistarieven de inhoud van hulp bij het huishouden vooraf bepaald wordt. Dit betekent dat gemeenten zich moeten conformeren aan een landelijke invulling van het product/de ondersteuning. De ruimte om op lokaal/regionaal niveau de ondersteuning in te vullen wordt door de landelijke invulling bemoeilijkt. Dit is een typisch linkse invulling van Haags beleid, waar we in onze gemeente beslist niet op zitten te wachten. In Huizen bepaalt niet de overheid wat mensen nodig hebben, maar bepalen onze burgers dit zelf, door middel van vraagsturing. Het zou funest zijn als we dit terug moeten draaien, omdat men in den Haag aan de knoppen wil zitten.

Een derde punt betreft het oormerken van de budgetten. Ik vind dat dit de vrijheid van gemeenten onnodig beperkt. De angst van de SP is dat gemeenten de gelden voor andere doeleinden inzetten. Maar die angst is nergens op gebaseerd. De meeste gemeenten leggen er juist geld bij om de ondersteuning aan mensen goed te regelen. Zo ook recent in Huizen, waar de hoge eisen die vanuit Haagse regelgeving (terecht) gesteld worden aan de schuldhulpverlening, niet gepaard gaan met extra geld voor gemeenten. Wij passen dit dus bij uit eigen middelen, ten koste van extra lantaarnpalen, om dit clichë maar eens te gebruiken. Om echt maatwerk aan burgers te kunnen leveren moeten we juist schotten, regeldruk en ook de enorme bureaucratische financiële verantwoordingen kunnen loslaten.

Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van het debat in de Eerste Kamer over 2 weken. Hopelijk volgt de Eerste Kamer op dit punt de afspraken die het kabinet met gemeenten heeft gemaakt en die gebaseerd zijn op vertrouwen in een goede uitvoering door gemeenten. Tot nu toe hebben gemeenten dit vertrouwen niet beschaamd!

Armoede zuigt mensen leeg…

Het is al weer bijna het eind van 2011. Er is veel gebeurd in het afgelopen jaar waar we op terug mogen kijken. Voor mij persoonlijk was het erg belangrijk dat in de laatste raadsvergadering van het jaar unaniem door de gemeenteraad werd ingestemd met de voorgestelde integrale aanpak van schuldhulpverlening.

 Integraal betekent onder andere ook dat we als gemeente samenwerken met maatschappelijke organisaties. Want armoede bestrijden kunnen we als gemeente niet alleen. Daar hebben we maatschappelijke organisaties bij nodig. De gemeente moet daar wel regie in voeren en dat doen we dus ook. Vanaf begin 2012 is er op de Amer een breed maatschappelijk centrum, waar gemeente (schuldhulploket, Meedoen) en maatschappelijke organisaties (schuldhulpmaatjes, voedselbank, fonds bijzondere noden) samenwerken aan het voorkomen van problematische schulden en het helpen oplossen van problemen van mensen die in armoede zijn terecht gekomen.

 Aan het eind van het jaar ben ik ook weer wat meer thuis en dus wat intensiever met mijn proefschrift bezig. Dat gaat over de betekenis van maatschappelijke organisaties voor de armoedebestrijding in ons land. Mij trof deze week een uitspraak van een medewerkster van een maatschappelijke organisatie, die ik eens interviewde, over mensen die in armoedesituaties leven:  

Armoede zuigt mensen leeg. Het maakt ze energieloos, initiatiefloos. Armoede leidt tot isolatie. Het leidt tot individuele, sociale, culturele en educatieve isolatie. Als je heel lang van weinig geld moet leven, dan wordt je zelfbeeld negatief. Je verwijt jezelf dat je jezelf of je kinderen niet kunt bieden wat anderen zichzelf of hun kinderen wel kunnen bieden. Mensen worden daardoor vaak overweldigd door schuldgevoel. Dat klopt niet met de werkelijkheid. Daar proberen we mensen uit te trekken.  We proberen om in plaats van dat één dimensionale wat meer dimensie aan iemands leven te geven. Want dat slijt er zo van af als je constant in geldgebrek zit. Het plezier. Het je geluk kunnen halen uit kleine dingen. Dat kan vaak niet meer.  De overheid zorgt voor het bestaansminimum. Maar wij zorgen ook voor wat extra. Niet alleen door het financiële. Maar ook doordat we mensen als mens benaderen. We krijgen soms ook bedankbrieven waarin staat: “Je keek me gewoon in de ogen. Je haalde mijn schaamte weg”. 

Mijn nieuwjaarswens voor 2012:

Ik hoop van harte dat de voorgenomen samenwerking van gemeente en maatschappelijke organisaties in 2012 zal leiden tot het daadwerkelijk terugdringen van armoede in Huizen. Het is zo gemakkelijk om te zeggen, dat mensen zelf daarvoor maar verantwoordelijkheid moeten nemen. Want juist mensen die langdurig in een situatie van armoede leven kunnen zich zo “leeggezogen” voelen, dat ze nauwelijks nog initiatief op kunnen brengen. Ik wens vooral deze mensen in onze gemeente de warmte, hartelijkheid en betrokkenheid van anderen toe. Er schuilt heel veel kracht in onze locale samenleving. Laten we in 2012 de mensen die daar een beetje extra van nodig hebben met elkaar tot steun zijn!

 

Zorgen over PGB

Ik maak me zorgen over de toekomst van het PGB en ik ben niet de enige. Veel mensen vanuit belangenorganisaties hebben mij hierover benaderd. De algemene gedachte is dat men in den Haag echt niet begrijpt wat de nieuwe voorstellen voor het PGB gaan betekenen in de individuele situatie van veel mensen.  Er wordt weliswaar door de staatssecretaris voortdurend gezegd: “U houdt uw recht op zorg”, maar dat is wel iets anders dan: “U houdt ook de regie over uw eigen leven”.

Ook voor gemeenten breken spannende tijden aan. In het bestuursakkoord stond de afspraak dat de gemeente zelf kan bepalen of zij een PGB toekent  of niet (in het wetsvoorstel heet dat in jargon de “kan- bepaling”). Maar zelfs daarover is nu in den Haag discussie ontstaan. De motie Wolbert over het PGB is verworpen omdat de VVD niet meestemde. De VVD heeft echter wel aangekondigd om bij de wetsbehandeling op de “kan-bepaling” terug te komen. Want zij vindt de “kan-bepaling” te vrijblijvend. Stel je ook eens voor dat men er in den Haag op gaat vertrouwen dat gemeenten hier goed mee om zullen gaan. Bah! Het is frustrerend om vanuit de gemeente dit soort top-down mechanismes in den Haag steeds weer voor de kiezen te krijgen, terwijl we het PGB (en in het verlengde daarvan in Huizen ook het PVB) al lang naar tevredenheid van de gebruikers hebben geregeld! Het kabinet komt binnenkort waarschijnlijk met een op dit punt aangepast wetsvoorstel naar de Kamer en dan moeten we als gemeente helaas maar weer afwachten hoe iedereen er op gaat reageren.

Maar zoals de Tweede Kamer kennelijk bezorgd is over de uitvoering door gemeenten, zo ben ik ook bezorgd over de uitvoering van dit soort belangrijke maatregelen door het rijk. Als lokaal bestuurder ben ik gewend om beslissingen voor te bereiden in nauw overleg met het ‘maatschappelijk middenveld’. Zeker als het om WMO beleid gaat is het essentieel om van de gebruikers zelf te horen wat de uitvoering van voorgenomen beleid in de praktijk van iedere dag voor hen zal gaan betekenen. En steeds opnieuw heb ik weer de ervaring dat gebruikers bereid én in staat zijn om hierover constructief mee te denken. De aanbesteding van de WMO taxi in onze regio is hiervan een goed voorbeeld: Betrek gebruikers in een vroeg stadium (al bij de ambtelijke voorbereiding) en er komt een kwalitatief veel beter resultaat uit, dat nog voordeliger is ook. In de afgelopen week bleek die constructieve houding ook weer, toen we met vertegenwoordigers van alle WMO Raden uit onze regio overleg voerden over de vraag naar hun visie op de regionale WMO agenda.

Waarom lukt dit in den Haag toch steeds maar niet? Het zou toch mogelijk moeten zijn om met organisaties die gebruikers vertegenwoordigen alternatieven uit te werken die enerzijds passen binnen de kaders van de noodzakelijke bezuiniging, maar tegelijkertijd ook veel meer recht doen aan de individuele situatie van mensen? Ik blijf me hierover verbazen, omdat ik weet dat het ook echt anders kan! Op dit moment maak ik me echter vooral zorgen over de effecten van het nu voorgestelde beleid in het leven van gewone mensen, die we zullen gaan zien vanaf het moment waarop de PGB maatregelen van kracht zullen worden. Hopelijk valt ergens het tij nog te keren?