Wederkerigheid als uitgangspunt

 U moet daarover gaan schrijven …

Een paar weken geleden hield ik een lezing over de veranderingen in de WMO voor de regionale kerken. Ik vertelde over ons ideaal van een inclusieve samenleving, waarin iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, of beperkingen, gewoon mag meedoen. Toen de vraag gesteld werd: “Wat kunnen wij als kerken voor kwetsbare mensen betekenen?” gaf ik als antwoord dat dit niet de juiste vraag was. “Draai het eens om. Wat kunnen kwetsbare mensen voor óns betekenen?” In de pauze kwam een mevrouw naar mij toe (ik weet haar naam niet meer) die in haar werkzame leven arts was geweest. Ze zei dat ze het heel erg vernieuwend vond wat ik zei, inspirerend ook. “We moeten echt anders naar mensen gaan kijken, maar daar zijn we in onze samenleving nog lang niet aan toe. Zeker niet in de zorg” en ze adviseerde mij: “U moet daarover gaan schrijven”.

Werkbezoek ‘Koffie om de hoek’

Intussen liep mijn agenda weer vol en dacht ik hier niet meer over na, totdat ik afgelopen week op werkbezoek was bij ‘Koffie om de hoek’ bij het wijkcentrum Meentamorfose aan de Landweg. En laat ik daar nou mensen ontmoeten die precies hetzelfde doen als waar ik de kerken toe heb opgeroepen, namelijk nadenken over wat kwetsbare mensen voor óns kunnen betekenen in plaats van andersom. Hier gebeurt dit dus gewoon! Simone Hinrichs, coördinator, vertelde mij hoe dat was ontstaan. Koffie om de hoek was oorspronkelijk bedoeld voor mensen met psychische problematiek en omdat men vreesde voor gedragsproblemen zaten daar permanent vier professionals bij. Toen er bezuinigd moest worden verdwenen die professionals en bleef Simone, als welzijnswerker, alleen met de groep achter. Zij nam zich voor om zelf niets te organiseren, maar het initiatief daartoe aan de mensen zelf over te laten. Er gebeurde drie weken lang helemaal niets. Professionals waarschuwden haar dat deze mensen zouden weglopen als ze niets voor hen zou gaan organiseren en dat weglopen gebeurde ook. Maar na verloop van tijd kwamen ze terug en begonnen ze voorzichtig aan steeds meer taken op zich te nemen. Niet ‘Wat kunnen wij voor kwetsbare mensen doen?’ maar ‘Wat kunnen kwetsbare mensen voor ons en voor elkaar betekenen?’ Dat is hier het leidend principe geweest.

Waardering en respect voor elkaar

Als ik nu zie waar dit toe heeft geleid, dan heb ik diep respect voor het inzicht en het geduld van Simone én voor de moed die alle betrokkenen hebben gehad om anders naar zichzelf te durven kijken. De mensen die ik tijdens mijn werkbezoek ontmoette hebben allemaal hun eigen verhaal. Ze kennen hun eigen beperkingen ook heel goed. Maar ze respecteren en waarderen elkaar en dat spreken ze ook naar elkaar uit. Daarmee helpen ze elkaar enorm. Ze helpen óók Simone met van alles, zonder dat hen daarom gevraagd is. Zo wordt er door hen dagelijks voor slechts 2,50 euro een gezonde maaltijd gekookt, soms voor wel 40 personen. Vrijwilligers eten ‘gratis’ mee en dat zijn er heel veel. Ze verbouwen verse groenten voor de maaltijden, houden het wijkcentrum schoon, doen klussen in en om het gebouw, coördineren een handwerkgroep, zijn gastheer of gastvrouw voor ouderen uit de wijk en ga zo maar door. En vanuit de veilige basis die Meentamorfose voor hen is gaan zij ook stapje voor stapje weer de samenleving in en nemen zij ook daar taken op zich.

Wederkerigheid

Ik denk dat wij met elkaar opnieuw moeten leren hoe belangrijk wederkerigheid in relatie tot anderen is. Mensen worden er niet gelukkig van als zij in omstandigheden terecht komen waarin zij alleen maar mogen ontvangen. Iedereen, hoe kwetsbaar ook, heeft altijd wel iets te geven. Soms moeten mensen van heel ver komen om dat weer te durven ontdekken. Maar als dat gebeurt, dan zie je deze mensen weer opbloeien. Dan worden ze een gewaardeerd lid van een samenleving die hen insluit en niet buitensluit. En zo wordt ons ideaal van de inclusieve samenleving zichtbaar in de praktijk. Wie dat niet gelooft moet maar eens gaan kijken in het wijkcentrum Meentamorfose.

En ja, aardige mevrouw die ik ontmoette tijdens de bijeenkomst met de kerken: dan wil ik er ook heel graag over schrijven!

Tafel casuïstiek

Het programma ‘gemeenten van de toekomst’, gecoördineerd door het ministerie van BZK, ondersteunt gemeenten bij de drie decentralisaties in het sociale domein. Eén van de projecten in dit programma is de zogenaamde ‘Tafel casuïstiek’. Het idee hiervoor ontstond toen vanuit de verschillende ministeries de vraag kwam, hoe zij -na decentralisatie van taken naar gemeenten- de zogenaamde ‘systeemverantwoordelijkheid van het rijk’ zouden moeten invullen. Vanuit mijn persoonlijke overtuiging moeten we in het sociale domein nooit denken vanuit systemen, maar altijd beginnen bij de problemen (en mogelijkheden) van de mensen waar het om gaat. Daarom heb ik graag ingestemd met het voorzitterschap van de ‘Tafel casuïstiek’.

Duidelijk is dat onze inwoners zichzelf niet in ‘hokjes’ laten indelen. Hen maakt het niet uit of oplossingen voor hun sociaal-maatschappelijke problemen nu vanuit de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet worden bereikt, als er maar een oplossing komt. Vanuit het perspectief van  onze inwoners is dus een integrale, levensbrede aanpak van groot belang.

Behalve de noodzaak om als gemeenten vooral zélf ook integraal te werken is er, vanuit onze inwoners bezien, ook een noodzaak om dat samen te doen met partijen die op andere domeinen werkzaam zijn. We hebben in dit land een behoorlijk complex systeem bedacht voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Er is -naast de bovengenoemde drie wetten waarvan de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, ook nog een wet langdurige zorg (WLZ) waar het zorgkantoor over gaat, een zorgverzekeringswet, waarvan de uitvoering bij zorgverzekeraars ligt en zo kan ik op tal van aanpalende domeinen nog wel even doorgaan. Ieder wettelijk systeem en iedere uitvoeringsinstantie heeft een eigen dynamiek. De uitvoering is overal anders. De enige constante factor is de betreffende inwoner die met verschillende wettelijke systemen te maken krijgt. Mijn droom is dan ook, dat  de concrete situatie van die inwoner (in andere systemen heet hij of zij cliënt of patiënt) centraal komt te staan en dat alle betrokken organisaties en systemen daaraan dienend zijn.

Tijdens de tafel casuïstiek brengen wethouders situaties ter sprake, waar hun inwoners tegenaan lopen en die mogelijk te wijten zijn aan weeffouten in het systeem. De eerste Tafel Casuïstiek heeft inmiddels plaatsgevonden in Utrecht. Er waren wethouders aanwezig uit Utrecht, Apeldoorn, Almere, Venray, Geldrop Mierlo, Meppel en Westerveld en er was ambtelijke ondersteuning vanuit de ministeries die het dichtst betrokken waren bij de ingebrachte casuïstiek, namelijk vanuit VWS, BZK en de VNG. De bijeenkomst werd uitstekend begeleid door het bureau WagenaarHoes.

Twee concrete situaties kwamen aan de orde. In de eerste situatie (casus) ging het om een moeder die haar gehandicapte kind thuis wil blijven verzorgen, maar ertegenaan loopt dat er voor haar kind, gezien de aard van de problematiek, in de eigen regio geen passende mogelijkheden zijn voor respijtzorg, waardoor zij overbelast raakt, haar andere dochter psychische problemen krijgt en een (overigens ook veel duurdere) opname van het gehandicapte kind in een zorginstelling noodzakelijk wordt.

Uit het gesprek dat op deze casus volgde werden een paar zaken duidelijk. Zo blijkt dat niet altijd duidelijk is welk belang we nu eigenlijk centraal stellen. Gaat het om het belang van het kind of om het belang van de moeder? En hoe verhouden die belangen zich met het belang van het andere kind in het gezin? Ook werd bij de bespreking van deze casus heel duidelijk hoe belangrijk het is om écht breed te kijken. Zo werd na enig doorvragen aan de gemeente die de casus had ingebracht duidelijk dat de overbelasting van de moeder niet alleen een ‘zorgprobleem’ was, maar ook een volkshuisvestelijk probleem (geen passende woning) en een financieel probleem (schulden). Aan de orde kwam hier hoe belangrijk preventief en signalerend werken is. In deze casus had -bij veel eerdere signalering- overbelasting van het gezin mogelijk kunnen worden voorkomen door in een veel vroegere fase met de moeder over verschillende toekomstscenario’s te spreken en daarbij grenzen van wat nog wenselijk (en haalbaar) is af te tasten. We constateerden dat in deze casus niet zozeer sprake was van een ‘systeemfout’, maar dat er vooral leerpunten waren voor ons als gemeenten. Niet alles hoeft primair in de zorg te worden opgelost. Maar voor een bredere benadering hebben we wel gemeenteambtenaren nodig met de juiste competenties, kennis, repertoire en mindset.

Een tweede casus ging over een oude man, met de spierziekte ALS. Met hulp van de partner, de kinderen en de eigen sociale omgeving, aangevuld met huishoudelijke hulp en begeleiding, een woonunit en een tillift vanuit de gemeente en persoonlijke verzorging vanuit de zorgverzekeraar lukte het deze man om zelfstandig thuis te blijven wonen. Toen de zorginstelling een WLZ indicatie aanvroeg (en deze ook werd toegekend) bleek dat het aantal uren zorg dat binnen deze indicatie beschikbaar kwam fors lager was dan de uren die nodig waren om thuis te blijven wonen. Afzien van de WLZ beschikking was echter geen optie meer, want daar wilde de zorgverzekeraar (die dan voor de kosten van de persoonlijke verzorging zou blijven opdraaien) niet aan meewerken. Het moment van omslag naar een terminale situatie (reden voor intensieve thuiszorg) is bij ALS helaas moeilijk vast te stellen. De enige (formele) oplossing was dus opname in een verpleeghuis. Iets wat (macro-economisch gezien) helemaal niet goedkoper is en wat dit gezin nu juist zo graag had willen voorkomen.

Uit het gesprek over deze casus kwam naar voren dat het opmerkelijk is dat juist zorgaanbieders aandrongen op het aanvragen van een WLZ indicatie. Het was toch gewoon goed geregeld rond dit gezin totdat dit gebeurde? Dit wordt in meerdere gemeenten herkend. De WLZ geeft zorgaanbieders meer zekerheid dan de Wmo en dat geeft  dus niet altijd een juiste prikkel. Op zichzelf zou de WLZ hier wel passend zijn, maar uit deze casus blijkt dan wél een systeemfout. Natuurlijk willen we in de zorg grenzen aanbrengen, om de zorg voor iedereen beschikbaar en betaalbaar te houden. Maar -zoals blijkt uit deze casus-  zijn er ook effecten, die natuurlijk nooit de bedoeling van de wetgever geweest kunnen zijn.  Om die reden is aan het ministerie van VWS gevraagd om de mogelijkheid van een ‘hardheidsclausule’ in de WLZ te onderzoeken, waar gemeenten in dit soort uitzonderlijke situaties een beroep op zouden kunnen doen. Ook wordt onderzocht welke ruimte aan zorgkantoren kan worden gegeven om tijdelijk intensieve zorg in te zetten om de gezinssituatie in tact te laten blijven.

Ik ben erg enthousiast over deze aanpak en dat werd door mijn collega’s en de aanwezige ambtenaren gedeeld. Gewoon goed kijken naar wat er met inwoners gebeurt en vandaaruit het gesprek met het Rijk aangaan en samen zoeken naar concrete en werkbare oplossingen. Daar gaat het hier om. Een volgende ‘Tafel casuïstiek’ is al weer gepland. We willen dan proberen om casuïstiek te bespreken die voor nog grotere groepen mensen relevant is.  Wat ik geleerd heb is dat niet alles wat mis gaat komt door ‘systeemfouten’ of door fouten van anderen. We moeten helaas vaststellen dat onze inwoners ook last hebben van onze eigen gemeentelijke regels en soms ook aan het tekortschieten in een echte integrale benadering. We moeten dus zelf ook de bereidheid hebben om daar iets aan te doen. Soms hebben we echter andere organisaties (of de ministeries) nodig om systeemaanpassingen te doen, waarmee we tot écht duurzame oplossingen voor onze inwoners kunnen komen.

 

Toekomst langdurige zorg

Gisteren vond in Rotterdam een ontmoeting plaats tussen de wethouders en ambtelijk vertegenwoordigers van de 11 zogenaamde ‘proeftuingemeenten’ en staatssecretaris van Rijn. Thema was: ‘de toekomst van de langdurige zorg’. Drie van de 11 gemeenten hielden een korte presentatie. Rotterdam presenteerde de eigen ervaringen met de wijkteams. Leeuwarden vertelde over de ervaringen met het wijkgericht werken vanuit een ontschot budget. En namens onze regio presenteerde Hans Uneken onze ervaringen met vraaggestuurd werken, persoonsvolgende bekostiging en het digitaal leefplein.  Daarna volgde een open gesprek over de ervaringen vanuit de 11 ‘proeftuingemeenten’, waarbij zowel de successen als de leerpunten aan de orde kwamen.

Over het algemeen viel het mij op dat door de aanwezige gemeenten op alle niveau’s met veel drive wordt gewerkt aan een situatie waarin alle inwoners de zorg of ondersteuning die zij nodig hebben ook daadwerkelijk krijgen, passend bij hun persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt ook samen met inwoners gezocht naar oplossingen die voorheen niet denkbaar waren. Er is veel meer individueel maatwerk mogelijk dan voorheen. We zien nu ook al een verschuiving van zorg naar welzijn. We zien veel meer burgerinitiatieven. Er wordt op wijkniveau intensiever samengewerkt tussen gemeenten, huisartsen en andere professionals in de wijk. Kortom, in veel opzichten is de verschuiving van taken vanuit het Rijk naar gemeenten mijns inziens een hele goede keuze geweest en ik vind het prijzenswaardig dat staatssecretaris van Rijn de moed, de visie en de daadkracht heeft gehad om deze enorme omwenteling tot stand te brengen. Dat mag ook wel eens gezegd worden!

We constateerden met elkaar dat de decentralisaties tot nu toe eigenlijk redelijk vloeiend door de gemeenten konden worden uitgevoerd. Natuurlijk zijn er hier en daar knelpunten die moeten worden opgelost, maar die waren er onder het oude regime ook, zo niet vele malen meer. Voor de nabije toekomst werden nog wel een aantal zaken benoemd die nog verder moeten worden doorontwikkeld. Zo werd er gesproken over lastigheden in de samenwerking met zorgverzekeraars, zeker als financieringssystemen niet op elkaar aansluiten. Ook willen gemeenten nog ervaring opdoen met sociale wijkteams (die in iedere gemeente weer een andere naam hebben overigens) en zijn er wat de wijkaanpak betreft vele wegen die naar Rome zouden kunnen leiden. Ook het dilemma tussen enerzijds wijkgericht werken enerzijds en anderzijds de vrijheid van inwoners als het gaat om de keuze van (zorg)aanbieders kwam aan de orde, evenals de vraag hoe we wegblijven van bureaucratie en administratieve rompslomp en hoe we erin slagen om onze inwoners écht regie (terug) te geven. Kortom, in korte tijd kwamen tal van thema’s op tafel, waar de ‘proeftuingemeenten’ nog willen door ontwikkelen.

De wereld is veranderd. Er is minder geld voor langdurige zorg, er wordt een groter beroep gedaan op de kracht van de samenleving en er is ook meer bewustwording, dat mensen om gelukkig oud te worden meer nodig hebben dan alleen goede zorg. Gemeenten kunnen verbindingen leggen met welzijnswerk voor het versterken van het sociale netwerk van mensen, gemeenten kunnen mensen bijstaan bij het vinden van passend werk en gemeenten kunnen financiële problematiek helpen oplossen (zie ook mijn blog over eigen bijdragen op de website van de gemeente Huizen: http://www.huizen.nl/bestuur/wethouder-bakker-vertelt_41621/item/hoe-zit-het-met-de-eigen-bijdrage_6589.html). De toekomst van de langdurige zorg is mijns inziens dan ook absoluut niet somber, integendeel, ik zie heel veel kansen, mits we ons er voortdurend van bewust blijven dat we de inwoner centraal blijven stellen en niet verzanden in structuur- of systeemdiscussies. Wat dat betreft was de bijeenkomst van gisteren vanuit bestuurlijk oogpunt bezien veelbelovend, want die mening werd zowel door de wethouders als door de staatssecretaris gedeeld.

Als elke seconde telt …

In de afgelopen week was het weer tijd voor een herhalingscursus reanimatie. Een paar jaar geleden, toen onze gemeente begon met het project ‘burgerhulpverlening’ ben ik samen met mijn echtgenoot met die cursus begonnen bij de Stichting Reanimatie Huizen en sindsdien moet dit dus jaarlijks worden herhaald. Het kost een avond per jaar, maar dat hebben wij er graag voor over. Immers elke week worden er in ons land 300 mensen getroffen door een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Het gaat om jonge en oudere mensen, mannen en vrouwen. Het kan dus iedereen overkomen, ook vrienden of familieleden in onze eigen omgeving. Als iemand een hartstilstand krijgt, dan nemen zijn of haar kansen om dit zonder complicaties te overleven enorm toe als er binnen 6 minuten gereanimeerd wordt. En omdat de aanrijtijd van een ambulance vaak net iets te lang is om binnen 6 minuten ter plaatse te zijn, zijn burgerhulpverleners (die dus kunnen reanimeren en een AED kunnen gebruiken) van levensbelang. Dit komt dus ook tijdens zo’n reanimatiecursus allemaal aan de orde.

foto reanimatiecursus

In Huizen hebben we er in nauw overleg met onze Regionale Ambulancevoorziening voor gekozen om een groot aantal AED’s (dat zijn apparaten waarmee een soort elektrische schok kan worden gegeven om het hart weer op gang te brengen) in buitenkastjes te plaatsen, waardoor nu bijna overal in onze gemeente, 24 uur per dag, op maximaal 6 minuten afstand AED’s beschikbaar zijn. Ook hebben heel veel mensen uit Huizen zich aangemeld als burgerhulpverlener. Maar helaas zijn dat er nog niet genoeg. Aanmelden kan nog steeds via www.hartslagnu.nl.

Hoe gaat het in zijn werk? Als burgerhulpverlener volgt u een reanimatiecursus. Dat kost u 1 avond. De kosten hiervan zijn 25 euro. Die worden in de meeste gevallen vergoed door uw zorgverzekeraar. Dat geldt dus ook voor de jaarlijkse herhalingscursussen, waarbij de kennis weer even wordt opgefrist en u het reanimeren en het gebruik van een AED ook weer kunt oefenen.

Als iemand een hartstilstand krijgt, dan wordt meestal 112 gebeld. Op dat moment worden twee ambulances gestuurd naar de plek waar het slachtoffer ligt, maar er worden ook gelijk sms-jes gestuurd naar burgerhulpverleners die dus zijn ingeschreven bij Hartslag Nu en die in de nabije omgeving van het slachtoffer wonen. Uit het sms-je blijkt of u direct moet gaan reanimeren, of dat u de AED moet halen. De plek van de AED (en de code van het slot van het buitenkastje) worden daarbij ook doorgegeven. Er worden dus altijd meerdere mensen benaderd. Het doel is dat in ieder geval één of twee personen binnen 6 minuten ter plaatse zijn. Het kan natuurlijk ook gebeuren dat u zelf in de buurt bent als iemand een hartstilstand krijgt. Tijdens de cursus leert u hoe u dit kunt herkennen. U gaat in die situatie natuurlijk zelf 112 (laten) bellen en start gelijk met reanimeren.

In de afgelopen drie jaren heb ik zelf drie keer een oproep gekregen. Eén keer moest ik een reanimatie beginnen. De beide andere keren was er al iemand anders ter plaatse. Het is best even schrikken als je dat overkomt. Maar het is wel heel fijn als je op dat moment weet wat je te doen staat en dat je niet machteloos moet toekijken.

Als u meer wilt weten over burgerhulpverlening, of zelf ook burgerhulpverlener wilt worden, dan kunt u informatie krijgen op de website www.hartslagnu.nl of www.hartstichting.nl/6-minutenzone. U kunt natuurlijk ook de website van de gemeente Huizen bezoeken.

 

Nieuwbouw kinderboerderij

Het is voor mij een lang gekoesterde wens, die nu eindelijk in vervulling lijkt te gaan: nieuwbouw van onze kinderboerderij. Jaren geleden werd daar het gebouw ‘de Ruif’ geplaatst. Dat was destijds een enorme voortuitgang, maar nu is het gebouw wel erg gedateerd. Vandaag was ik er nog en zag ik met eigen ogen wat een schamele huisvesting de medewerkers en de vrijwilligers van de kinderboerderij momenteel hebben. Er is geen verwarming, wat vandaag niet zo erg was natuurlijk, maar als het buiten koud is, dan is het ook echt koud in ‘de Ruif’. Een vloer zit er niet in en ook de keuken, of wat daarvoor door moet gaan, is echt heel armoedig. Kantoorruimte is er niet en eigenlijk is er ook geen representatieve ruimte om gasten te ontvangen. Groepen kinderen zijn welkom in ‘de Ruif’, maar dan moet het weer dat wel toestaan. En dagbesteding voor bijvoorbeeld mensen met een beperking is er al helemaal niet mogelijk. Daarvoor voldoet ‘de Ruif’ beslist niet aan de voorwaarden die de Arbo wet (Arbeidsomstandighedenwet) stelt.

kinderboerderij

Binnenkort is dat verleden tijd. We gaan (als de gemeenteraad daar op 25 juni a.s. mee instemt), een nieuwe, volledig energie-neutrale accommodatie voor de kinderboerderij bouwen. En daar ben ik om meerdere redenen heel erg blij mee.

In de eerste plaats is dat vanwege de recreatieve functie van de kinderboerderij. Vandaag was het er behoorlijk druk vanwege de opening van de bijenschans door mijn collega Gerrit Pas. En dan is duidelijk zichtbaar hoe kinderen (en hun ouders) genieten van de dieren van de kinderboerderij. Dit is voor Huizen (én Blaricum) echt een prachtige recreatieve voorziening, waar ouders met hun jonge kinderen graag naartoe gaan.

In de tweede plaats is dat vanwege de educatieve functie van de kinderboerderij. Want laten we eerlijk zijn: daar waar onze generatie nog opgroeide tussen de dieren (bijna iedereen had thuis wel konijnen, duiven of kippen en er waren ook veel meer boerenbedrijven dan nu), zien kinderen nu nauwelijks nog dieren. Gevolg is dat kinderen soms echt geloven dat melk uit een pak komt en dat ze er geen idee van hebben dat daar een koe aan vooraf gegaan is. Kinderen leren daardoor ook niet meer hoe ze met dieren om moeten gaan, wat  heel veel dierenleed in de toekomst tot gevolg kan hebben. Ik vind de kinderboerderij echt een unieke plek om kinderen te leren over de manier waarop zij moeten omgaan met hun leefmilieu en met de dieren die met ons samen leven. Gerrit Pas deed het vandaag ook fantastisch bij de opening van de bijenschans, door voor de kinderen van scouting Flevo heel klein te maken wat zij daar zelf aan kunnen doen. De bijenstand kan bijvoorbeeld op peil blijven als we niet meer met gif spuiten tegen onkruid en als we plantjes poten waar bloemen uit groeien die goed zijn voor bijen. De gemeente geeft al het goede voorbeeld, maar in iedere tuin kan dit worden nageleefd. Waar leer je dit tegenwoordig nog?

Tenslotte krijgen mensen met een beperking dankzij de kinderboerderij straks ook mogelijkheden om gewoon aan de samenleving mee te doen. Met de stichting Philadelphia zijn hierover al afspraken gemaakt. Van de meer dan 40 cliënten van Philadelphia die in Huizen wonen kunnen tenminste acht mensen straks op de kinderboerderij een nuttige dagbesteding vinden, gewoon midden in de samenleving. Daarnaast hebben we ook afspraken gemaakt met Versa Welzijn om het concept ‘Tijd voor meedoen’ uit te breiden naar locaties buiten de wijkcentra, zoals onder meer naar de kinderboerderij. Bij de wijkcentra melden mensen zich vaak aan die niet vanzelfsprekend een plekje in de samenleving kunnen vinden. Zij krijgen hulp bij het vinden van een plek die echt bij hun talenten past en waar ze zelf ook echt blij van worden. Zo’n plek zou straks ook de kinderboerderij heel goed kunnen zijn. Een plek waar het goed toeven is, samen met kinderen en hun ouders of grootouders, met vriendelijke mensen die echt aandacht voor je hebben, in een mooie groene omgeving met heel veel prachtige dieren. Ik werd er vandaag zelf ook al weer heel blij van om daar te zijn.

Zodra het plan door de gemeenteraad is goedgekeurd gaan we met het bestuur van de Kinderboerderij aan de slag met de realisatie van de nieuwbouw. Bij een kinderboerderij moet altijd rekening gehouden worden met de komst van jonge dieren. Het voorjaar van 2016 is dus minder geschikt voor bouwaangelegenheden. Daarom is de verwachting dat de nieuwbouw van de kinderboerderij begin 2017 zal zijn afgerond. Mét passende (kantoor)ruimte voor de beheerders en de vrijwilligers, mét een fatsoenlijke keuken en koffie/thee/limonade uitgiftepunt, mét kleedruimtes en een douche voor de mensen die er een dagbesteding hebben en mét voldoende ruimte voor natuur- en milieueducatie.  Ik kan eigenlijk niet wachten!

Opening ‘Meentamorfose’

Met gepaste trots mocht ik zaterdag het wijkcentrum ‘Meentamorfose’ openen. De opening ging gepaard met een heus buurtfeest, waarvoor een enorme belangstelling was. Leuk om al die buurtbewoners op deze manier te laten kennis maken met ‘hun’ nieuwe wijkcentrum.

 

opening wijkcentrum 2

De openingsceremonie was het doorknippen van heel veel gekleurde linten, door ook weer heel veel mensen die allemaal gebruik maken van het wijkcentrum. Oud en jong, ziek en gezond, mensen met beperkingen, professionals en vrijwilligers, kunstenaars en sporters, iedereen was er. Ook de wijkagenten waren aanwezig, maar ook al mijn collega wethouders en heel veel raadsleden. Dat laatste is belangrijk, want de raadsleden hebben niet alleen de complete renovatie van de voormalige school tot het huidige wijkcentrum mogelijk gemaakt, maar zij maakten met hun aanwezigheid ook zichtbaar hoe groot de betrokkenheid van de Huizer politiek bij deze wijk is. En dan is het toch heel mooi om te mogen zien waar de investering die we in dit wijkcentrum hebben gedaan toe heeft geleid.

opening wijkcentrum 1

In mijn speech, die ter gelegenheid van zo’n opening altijd vooral kort moet zijn, heb ik drie zaken benoemd. In de eerste plaats was dat de bouw van het wijkcentrum. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad voordat het besluit is genomen om dat op deze plek te doen. Uiteindelijk heeft de doorslag gegeven dat de plek fantastisch is, midden in de wijk, goed zichtbaar en omgeven door groen. Het is ook doodzonde, met het oog op duurzaamheid, om een gebouw dat nog goed is te slopen. Bij de renovatie is -behalve het achterstallig onderhoud- veel aandacht besteed aan duurzaamheid. Er zijn 32 zonnepanelen op het dak geplaatst om volledig in het energiegebruik te kunnen voorzien. Het dak is geïsoleerd, er is een nieuwe HR ketel geplaatst, er is overal LED verlichting aangebracht etc. Immers, als we in Huizen in 2050 klimaatneutraal willen zijn, dan moeten we zelf het goede voorbeeld geven.

In de tweede plaats heb ik aandacht besteed aan de functie van dit wijkcentrum. Natuurlijk is dat in de eerste plaats een ontmoetingsplek voor de buurt. Tal van activiteiten vinden hier plaats. Maar wat ik er bijzonder aan vind is dat die activiteiten niet door professionals worden ‘bedacht’, maar door de buurtbewoners zelf. Versa Welzijn noemt dit ‘Tijd voor Meedoen’. Het komt erop neer dat mensen die een idee hebben, of een passie, of een bijzonder talent, dit hier kunnen delen met anderen. Ik heb hiervan al hele bijzondere voorbeelden gezien. Het is hartverwarmend om te ervaren wat dit voor mensen oplevert.

Tenslotte heb ik iedereen bedankt die heeft meegewerkt aan de renovatie. Dat is vooral Mieke van Dijk van de gemeente Huizen, die helaas zelf niet bij de opening aanwezig kon zijn, maar héél wat uren bezig is geweest om alles in goede banen te leiden, daarbij geholpen door het bouwbedrijf Bloemendaal, de bouwkundige begeleiding van Henk Burgmans en de architect Gertjan Eekel. Vanuit Versa Welzijn was het vooral Simone Henrichs die hier heel hard aan heeft gewerkt. Wat een prestatie heeft zij hier neergezet. En dat in zo’n korte tijd. Het is ook ongelofelijk hoeveel mensen zij daarbij heeft weten te enthousiasmeren. Hulde! En dan heb ik ook nog Jenny Kleve genoemd, die de egel- en eekhoornopvang (achter het wijkcentrum) heeft ingericht, maar daarbij heel intensief heeft samengewerkt met Simone Henrichs en haar team. Zij heeft haar openingsfeestje in september.

Het wijkcentrum is nu officieel geopend. En het is prachtig! Het centrum is ruim, modern, gezellig en fris en de grote ramen laten veel licht naar binnen. Een plek waar het goed toeven is, voor iedereen die in deze wijk woont of er gewoon eens langs wil komen. De kwaliteit van een samenleving begint, waar mensen naar elkaar omzien. Het zijn de inwoners van deze wijk, die zaterdag hebben laten zien waar zij met elkaar toe in staat zijn.

Principes in de politiek

Foto van J.S. Bach's matheus passion, einde van aria nr. 41 "Geduld".
Foto van J.S. Bach’s matheus passion, einde van aria nr. 41 “Geduld”. (bron: Wikipedia)

Vandaag was het ‘goede vrijdag’. In de kerk wordt dan het lijdensverhaal van Jezus voorgelezen en in veel kerken wordt dit lijdensverhaal met de ‘Matthäus passion’ van Bach bezongen. In de Goede Herderkerk, waar ik vanavond was, werd daarbij de vraag gesteld: “Wat zou jij doen?”

Als bestuurder probeerde ik mij te verplaatsen in de situatie van Pilatus. Tot drie keer toe spreekt deze bestuurder uit: “Ik vind geen schuld in deze man”. En toch levert hij Hem uit, om gekruisigd te worden. Hij vreesde een opstand en was kennelijk zo bang voor zijn eigen positie, dat hij het maar liever niet al te nauw nam met zijn principes.

Tja, wat zou ik doen?

Schilderij van Duccio (bron: Wikipedia)
Schilderij van Duccio (bron: Wikipedia)

Het dilemma van Pilatus is echt niet iets van 2000 jaar geleden. Ook in deze tijd komt het voor dat je als bestuurder je rug recht moet houden als het om principes gaat. Zo nam de Zweedse minister van buitenlandse zaken. Margot Wallström, het op voor mensenrechten in Saudi Arabië (zie ook dit artikel in de Guardian). Zij sprak zich uit tegen praktijken waarin jonge meisjes gedwongen worden uitgehuwelijkt aan oude mannen, waarin vrouwen niet mogen reizen en waarin een kritische blogger wordt veroordeeld tot 1000 stokslagen en tien jaar gevangenisstraf. Gevolg van haar principiële standpunt is dat Zweedse zakenmensen geen visum meer krijgen voor Saudi Arabië en dat Zweden nu dus miljarden aan inkomsten misloopt. Margot Wallström koos wél voor haar principes, ook nu Zweden daarvoor deze prijs moet betalen en daarmee haar positie wellicht onmogelijk wordt.

Tja, wat zou ik doen?

Foto van Margot Wahlstrom (bron: Wikipedia)
Foto van Margot Wahlstrom (bron: Wikipedia)

Deze week hebben wij als Amnestygroep Huizen aan Amnesty International Nederland gevraagd om er bij Europese regeringsleiders op aan te dringen om dappere bestuurders als Margot Wallström te steunen. Eduard Nazarski, directeur van Amnesty, plaatste een bericht op zijn Facebook pagina: “Welk EU land gaat Zweden nu echt actief steunen in zijn opstelling tov Saudi Arabië?”

Ik vind het ongelofelijk dapper als bestuurders staan voor hun principes. Laten we bestuurders als Margot Wallström dan ook massaal steunen! We mogen toch niet accepteren dat het zo oorverdovend stil blijft in Europa en dat een klein land als Zweden alleen komt te staan tegenover de enorme druk vanuit Saudi Arabië?

Of zijn wij ook bang dat het ons iets zal kosten?

 

Inclusieve arbeidsmarkt

Het lijkt bijna onrealistisch: binnen 10 jaar moeten er in onze regio 1462 banen bijkomen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat zijn er bijna 150 per jaar. En toch gaan we daarvoor, omdat we het onacceptabel vinden dat mensen vanwege een arbeidsbeperking aan de kant staan. Iedereen die (deels) een eigen inkomen kan verdienen hoort mee te kunnen doen op de arbeidsmarkt en ook mensen met een arbeidsbeperking moeten dus in staat gesteld worden om hun talenten in te zetten. Dat geldt zeker ook voor mensen met een Wajong uitkering en voor mensen in de sociale werkvoorziening. Juist ook voor hen willen we een zogenaamde ‘inclusieve arbeidsmarkt’ realiseren. Dat is een arbeidsmarkt die hen niet uitsluit, maar juist opneemt. Op vrijdag 6 maart tekenen we daarom als tien gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek een ‘convenant inclusieve arbeidsmarkt’, samen met UWV,  werkgevers-, werknemers- en onderwijsorganisaties.

Ondertekening convenant inclusieve arbeidsmarkt

Banenafspraak

In 2013 hebben de sociale partners en het kabinet op nationaal niveau in het Sociaal Akkoord een banenafspraak gemaakt, met als doel om in ons land 125.000 mensen met een arbeidsbeperking aan werk te helpen. Voor onze regio betekent dit concreet dat we voor deze mensen 1462 banen in tien jaar tijd moeten realiseren. Als overheid moeten we zelf voor 212 van die banen zorgen. De andere 1250 banen moeten door de bedrijven in onze regio worden gerealiseerd.

Werkkamer Gooi en Vechtstreek

In de afgelopen maanden is hard gewerkt aan de oprichting van een ‘Werkkamer’, waarin we als gemeenten samen met UWV, werkgeversorganisaties (VNO, NCW West en MKB Nederland), werknemersorganisaties (FNV en CNV) en onderwijs (ROC-Amsterdam, college Hilversum) niet alleen ieder voor zich aan de slag gaan, maar ook samen de krachten bundelen bij het uitvoeren van concrete acties die moeten leiden tot de realisatie van de banenafspraak. Voorzitter van de Werkkamer is de Hilversumse wethouder Arjo Klamer. Namens de regiogemeenten (Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren) hebben de Hilversumse wethouder Wimar Jaeger (namens de wethouders met de portefeuille economie) en ikzelf (namens de wethouders met de portefeuille sociaal domein) er zitting in, maar uiteraard werken alle wethouders ook zelf in de eigen gemeente keihard mee aan het realiseren van de banenafspraak. Saloua Chaara is namens de regio Gooi en Vechtstreek secretaris van de werkkamer.

Hoe gaan we dat aanpakken?

De werkkamer gaat er allereerst voor zorgen dat we in onze regio duidelijke informatie geven aan werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst willen nemen. Voor hen moet het heel overzichtelijk zijn wat daarvoor de regels zijn en zij mogen beslist geen last meer hebben van allerlei bureaucratisch gedoe. Dat moeten we hen dus uit handen nemen. Ook moet heel duidelijk zijn voor werkgevers bij wie zij moeten zijn als zij mensen met een arbeidsbeperking in dienst willen nemen. Gemeenten en Tomin werken daarin al samen, maar ook met het UWV moeten afspraken worden gemaakt, zodat het voor werkgevers straks niet meer uitmaakt met wie zij te maken hebben, omdat de dienstverlening vanuit gemeenten/Tomin en vanuit UWV hetzelfde is.

Belangrijk speerpunt

Ik vind het een enorme klus, waar we aan begonnen zijn. Maar ik vind dit wel één van de belangrijkste speerpunten voor de komende jaren. De kwaliteit van onze samenleving staat of valt wat mij betreft met de mate waarin we als samenleving bereid zijn om iedereen een kans te geven om naar vermogen aan de samenleving mee te doen. In Huizen onderzoekt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingen (RMO) momenteel welke initiatieven er in Huizen al zijn. We willen bedrijven en organisaties die de inclusieve samenleving zichtbaar maken in het zonnetje zetten en daarmee ook andere bedrijven en organisaties enthousiasmeren. Maar ik vind het ook heel belangrijk om de mensen die het betreft zichtbaar te maken. Als werkgevers zien wat voor prachtige mensen dit zijn en met hoeveel passie en motivatie zij hun werk doen, dan heb ik er alle vertrouwen in dat we vooroordelen kunnen wegnemen en heel veel werkgevers over de streep zullen trekken!

Schuldhulpverlening in Huizen

Donderdag las ik in het Nieuwsblad voor Huizen de kop ‘Raad schrikt van belabberde staat schuldhulpverlening’. Ik herkende deze uitspraak van PvdA raadslid Margot Leeuwin en die was absoluut niet representatief voor de rest van de Raad. Niet verbazend overigens, want Huizen heeft geen wachtlijsten voor schuldhulpverlening en heeft vergeleken met de rest van Nederland 5 tot 6 % betere slagingspercentages van schuldhulpverlening. De ambitieuze doelstelling die de Raad gesteld heeft is dat 70% van alle mensen een schuldhulpverleningstraject positief afrondt. Dat is in werkelijkheid nu 73%. Niet bepaald belabberd dus, integendeel. En zeker geen reden om mij op te winden over één raadslid dat zich kennelijk met dit soort boude uitspraken politiek wil profileren. Tenminste, dat was donderdagochtend mijn eerste reactie.

Verbeterpunten

Wat is er nu precies aan de hand? In opdracht van de Rekenkamercommissie Huizen heeft het Verwey Jonker Instituut onderzoek gedaan naar de schuldhulpverlening in Huizen. De onderzoekers geven in het eindrapport aan, dat naast bovengenoemde positieve punten nadrukkelijk is gezocht naar verbeterpunten. En over die verbeterpunten gaat het in het rapport. Op hoofdlijnen gaat het dan om de volgende zaken:

  • De resultaten van schuldhulpverlening zouden duidelijker in beeld gebracht moeten worden, zodat de Raad daarop beter kan sturen.
  • De kosten voor schuldhulpverlening zijn in Huizen relatief hoog, vergeleken met andere gemeenten.
  • Er moeten duidelijke afspraken op schrift gesteld worden m.b.t. privacy.
  • We zouden meer kunnen doen aan signalering en preventie, vooral als het gaat om schulden onder jongeren en ZZP-ers en schulden bij mensen die zich niet zelf bij de gemeente melden.
  • Er zijn afspraken nodig voor verbetering van prestaties van de Kredietbank.
  • Er moet meer aandacht komen voor nazorg.

Het is goed dat de Rekenkamercommissie gedegen onderzoek laat doen naar de uitvoeringspraktijk en ook verbeterpunten in kaart brengt. Daar is de Rekenkamercommissie ook voor bedoeld. Naar aanleiding van dit rapport heeft het College dan ook laten weten met de aanbevelingen aan de slag te zullen gaan.

In de commissievergadering van dinsdag 3 maart heb ik uitgelegd dat het rapport gaat over de periode tot 1 januari 2014. Sindsdien zijn de afspraken met de Kredietbank al aangescherpt en zijn er ook nieuwe afspraken over preventie gemaakt met o.a. de woningbouwcorporatie (Alliantie). N.a.v. vragen van de SGP fractie is ook afgesproken om in gesprek te gaan met het Leger des Heils over hun specifieke preventieproject. Een ‘schuldhulpbankje’ zoals het rapport suggereert hebben we trouwens nooit gehad in Huizen. Voorheen moesten mensen daarvoor naar de sociale dienst en ik begrijp dat één van de geïnterviewden dit heeft gevoeld alsof iedereen aan de buitenkant kon zien waarvoor hij of zij kwam. Intussen is de sociale dienst opgeheven en is er nog maar één loket maatschappelijke zaken. Het is dus niet zichtbaar of mensen komen voor een uitkering, een traplift of schuldhulpverlening. Een aantal aanbevelingen zijn dus vorig jaar al ter hand genomen, voordat het rapport uitkwam. Toen het rapport er eind vorig jaar lag heb ik dit besproken in het bestuur van het Fonds Bijzondere Noden en is er besloten om weer een keer een ‘netwerkbijeenkomst’ te organiseren met partijen met wie wij bij de schuldhulpverlening en armoedebestrijding samenwerken. Die netwerkbijeenkomst vond donderdag 5 maart plaats.

Schaamte

Tijdens de netwerkbijeenkomst is intensief gesproken over de ervaringen van organisaties die zich in Huizen dagelijks bezig houden met schuldenproblematiek. Aanwezig waren o.a. Amaris maatschappelijk werk, Fonds Bijzondere Noden, schuldhulpmaatjes (Tolvrij), Humanitas, de Alliantie, Vluchtelingenwerk en een gemeentelijk consulent. Stuk voor stuk mensen die zich met hart en ziel inzetten voor mensen met problematische schulden. Ik was (opnieuw) diep onder de indruk van het werk dat zij doen. Samen hebben we gesproken over problemen waar zij tegenaan lopen en er werden goede suggesties gedaan voor oplossingen daarvoor. Deze mensen begrepen niets van de kop in de krant en hoewel ik hen heb uitgelegd dat het alleen maar politiek profileren van één raadslid was, heb ik mij daar in hun richting toch diep voor geschaamd.

Vanochtend was ik in gesprek was met één van de twee teamleiders maatschappelijke zaken. Het ging over een inwoner van onze gemeente, die door eigen toedoen in de schulden was geraakt, maar nu wel erg diep in de narigheid zat. Haar medewerker had deze inwoner een voorschot gegeven, zodat hij zijn huur kon doorbetalen en ook wat leefgeld had. Intussen wordt er hard gewerkt aan een structurele oplossing. Naar aanleiding van dit gesprek vroeg deze teamleider mij naar die kop in de krant. Ze begreep er niets van: “We hebben geen wachtlijsten. We helpen iedereen, zelfs als zij voor de tweede of derde keer bij de gemeente aankloppen. Waar komt dit vandaan?” Opnieuw heb ik uitgelegd dat dit niets met de prestaties van haar team van doen had, maar dat het uitsluitend een ongenuanceerde uitspraak was van één raadslid.

Waar ik donderdagochtend nog schouderophalend kennis heb genomen van de uitspraken van Margot Leeuwin in de krant, ben ik er nu boos over, omdat ik mij realiseer wat dit betekent voor de mensen die zich totaal niet met politiek bezig houden, maar wel dagelijks intensief werken aan het helpen oplossen van schuldenproblematiek van onze inwoners. Als zij in de krant lezen dat de schuldhulpverlening in Huizen ‘belabberd’ is, dan doet dit iets met hen. En daarom kan ik het niet laten om hier een blog aan te wijden, al was het alleen maar om deze mensen te laten weten dat ik weet hoeveel goed werk zij doen met welke goede resultaten voor inwoners van Huizen in hele moeilijke situaties, dat ik volledig achter hen sta en dat ik het juist voor hen zo onrechtvaardig vind dat dit soort onterechte uitlatingen worden gedaan.

Oppositie nieuwe stijl

In de afgelopen jaren ben ik gewend geraakt aan kritische, maar altijd constructieve oppositie vanuit partijen als Dorpsbelangen Huizen, D66, Groen Links, ChristenUnie en SGP. Sinds vorig jaar zijn de politieke verhoudingen in Huizen anders. VVD, PvdA en Leefbaar Huizen vormen nu de oppositie en ik moet zeggen dat ik erg moet wennen aan de nieuwe stijl van oppositie voeren, die er kennelijk op gericht is om met stevige uitspraken de pers te halen, zonder enige verantwoordelijkheid te nemen voor de effecten die deze uitspraken kunnen hebben, of het nu om de belangen van de gemeente Huizen gaat, of om de organisaties of mensen die in onze gemeente werkzaam zijn. Ik weet niet goed hoe we in Huizen het tij moeten keren. Ik vrees dat we het er voorlopig mee moeten doen. Het enige dat we kunnen doen, is iedere keer maar weer duidelijk uitleggen hoe het écht zit.

BEL-Team maatschappelijke zaken

Op 1 december 2014 zijn we gestart met een ‘BEL-Team’: een team van deskundige consulenten dat (op kantoortijden) permanent beschikbaar is om vragen van inwoners uit Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren te beantwoorden die verband houden met de nieuwe taken waar de gemeente per 1 januari jl. verantwoordelijk voor is geworden (voortvloeiend uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet). Heel veel mensen hebben hier inmiddels gebruik van gemaakt en nog steeds bellen dagelijks gemiddeld zo’n 80 mensen met het BEL-Team. Een schot in de roos dus. Ik ben ook enorm trots op de professionaliteit van onze consulenten, die werkelijk bijna alle vragen direct kunnen beantwoorden. Daar waar dat niet het geval is, krijgen zij hulp vanuit de beleidsafdeling. Een super goed georganiseerde samenwerking. En zolang er nog zoveel vragen komen, blijven we hiermee ook doorgaan.

BEL-team aan het werk
BEL-team aan het werk

Hoewel veel mensen vragen hebben over hun persoonlijke situatie, is de door velen gevreesde situatie waarin vanaf 1 januari 2015 ‘alles fout gaat’ tot op heden uitgebleven. Dat hoor ik niet alleen in onze regio, maar ook bijvoorbeeld van mijn collega uit Almere en van andere collega’s verder weg in het land.

Dat doet mij denken aan een situatie die ik een paar jaar geleden meemaakte bij het opheffen van de zogenaamde ‘Ondersteunende Begeleiding’ (OB). Deze voorziening werd door het rijk wegbezuinigd (dus niet overgeheveld naar de gemeenten) en van meerdere kanten hoorde ik dat er grote onrust over was. De mensen die het betrof zouden tussen wal en schip raken. De maatregel zou tot grote persoonlijke drama’s leiden. Kortom: onverantwoord!

Als wethouder in de gemeente Huizen vind ik (en vond ik dus ook toen) dat niemand in onze gemeente onevenredig getroffen mag worden door een algemene maatregel vanuit het rijk. Ook hier stelde ik dus ‘maatwerk’ voor. Hoewel we er als gemeente geen geld voor kregen, vroeg ik een zorginstelling in Huizen die ca. 50% van het aantal cliënten met OB in Huizen bediende om hoeveel mensen het ging. Die vraag alleen al was lastig, want men registreerde niet op mensen, maar op uren OB. Maar met enige inspanning kon toch een aantal worden genoemd: 50 mensen zouden in de problemen komen door deze maatregel (in heel Huizen dus ongeveer 100). Dat vond ik een te overzien risico. Ik stelde dus voor om deze mensen allemaal naar de gemeente te sturen voor een gesprek. Daar waar nodig, zou de gemeente de financiering van de OB overnemen. Dat vond de zorginstelling te ver gaan. Men stelde voor om dan eerst zelf nog eens goed naar de situatie van betrokkenen te kijken. Dat vond ik uiteraard een nog beter idee en omdat ik eigenlijk zelf ook niet wist wat OB nu precies inhield vroeg ik om voor mij -geanonimiseerd- per betrokkene een half A-4 tje te produceren, waarop zou staan wat er met die persoon aan de hand was, waarom OB noodzakelijk was en wat in dit individuele geval OB dan precies inhield. Dat werd toegezegd. Na enkele weken ontvingen wij 17 van die halve A-4 tjes. Wat was er met die andere mensen gebeurd? Men kon het me niet vertellen. Wel dat zij het inmiddels hadden opgelost. Navraag bij het CIZ leverde op, dat van de 17 beschreven situaties in 10 gevallen sprake was van gediagnostiseerd Alzheimer. Voor deze mensen bleef OB gewoon beschikbaar. Van de 50 mensen waren er dus nog 7 over met een hulpvraag waarvoor OB moest worden ingezet. Ik was bijna geneigd om ongezien akkoord te gaan, maar het CIZ vond de omschrijvingen erg ‘dun’. Dus spraken we af dat deze 7 mensen een gesprek zouden hebben met de gemeente. Er is er één gekomen. En daar hebben we het voor geregeld.

Natuurlijk is de situatie nu anders dan toen. Het gaat nu om veel meer mensen en vaak ook om veel zwaardere ondersteuningsvragen. Maar wat ik destijds wel heb geleerd, is dat we niet altijd direct moeten ingaan op de angst dat er van alles vreselijk fout zal gaan. In Huizen  zijn we gewend om de zaken goed voor te bereiden en dat hebben we nu ook (voor een belangrijk deel ook in regionaal verband) gedaan. Onze werkwijze is zodanig ingericht, dat we waar nodig op het individuele niveau met de betrokken inwoner in gesprek kunnen gaan om te kijken hoe we problemen die zich dan toch nog voordoen samen kunnen oplossen. Daar is ons BEL-Team nu dus ook mee bezig. En uiteraard is dit ook in de gesprekken bij mensen thuis ons gezamenlijk doel.

belteam1