Marjo Kooij verdient een lintje

In de afgelopen week werd ik compleet verrast met een Koninklijke Onderscheiding voor mijn vrijwilligerswerk. Het is heel mooi dat mensen dat hebben gezien en dat waarderen. Er zijn echter ook mensen die een opmerkelijke prestatie leveren, die bijna niemand ziet. Zo iemand is Marjo Kooij. Zij is een inwoner van Huizen die jarenlang als huishoudelijke hulp in de thuiszorg werkte, tot zij te horen kreeg dat zij ongeneeslijk ziek is. Marjo kon daarom haar baan in de zorg niet voortzetten. Ze heeft één missie waar ze zich naar eigen zeggen ‘tot het laatste moment’ voor wil blijven inzetten: opkomen  voor goede arbeidsvoorwaarden voor mensen die in de thuiszorg werken.  

In december 2017 nam Marjo Kooij contact met mij op. Ze wilde het hebben over de problemen die zij uit eigen ervaring in de thuiszorg heeft gesignaleerd. Marjo trok de stoute schoenen aan om bij mij haar verhaal te doen. “Voor anderen”, zo benadrukte zij, “want voor mijzelf helpt het niet meer”.

Marjo: “Als je een tijdelijk contract hebt en je wordt langdurig ziek, dan wordt dat contract gewoonweg niet verlengd. Ook als je een 0-uren contract hebt, terwijl je er al jarenlang iedere maand heel veel uren bij werkt, is er vanuit de ziektewet onvoldoende geld en moet je ergens anders een aanvullend inkomen aanvragen”. Marjo kreeg jarenlang, ondanks uitstekend functioneren, geen vast contract. Erger nog: soms moest ze een half jaar thuis gaan zitten, om vervolgens weer bij dezelfde cliënten aan het werk te kunnen in weer een tijdelijk contract. Marjo: “0-urencontracten mogen niet meer. Maar ik zie dat aanbieders contracten van 6 uur aanbieden en gewoon volgens het principe van een 0-urencontract werken. Medewerkers werken vaak structureel meer dan in hun contracten is afgesproken. Soms wel voor 20 uur in de week!” De contracten zijn volgens Marjo ook vaak te klein: “We moeten toe naar contracten waar mensen van kunnen leven. In de zorg hebben mensen vaak contracten van 26 – 28 uur per week. Ze moeten naast hun werk in de zorg een tweede baan nemen om rond te komen. Soms is een aanvullende bijstandsuitkering nodig. Dit kunnen we toch niet accepteren binnen een arbeidsmarkt met grote tekorten aan zorgmedewerkers?”

Na het gesprek met Marjo is er veel gebeurd. Ik heb samen met Saloua Chaara, verantwoordelijk programmamanager sociaal domein bij de regio Gooi en Vechtstreek, naar aanleiding van haar verhaal gesprekken gevoerd met de grootste thuiszorgaanbieders in onze regio en wij hebben dit ook aangekaart bij de FNV. Als regiogemeenten zetten we ons al langer in voor goede voorwaarden voor thuiszorgmedewerkers. We hebben als voorloper op dit gebied in 2009 al geregeld dat thuiszorgmedewerkers die in opdracht van gemeenten hulp bieden aan inwoners, fatsoenlijk worden betaald. Ook hebben we verplicht gesteld dat aanbieders de CAO- VVT naleven. Maar ondanks die afspraken kon wat Marjo is overkomen toch nog steeds gebeuren.  Samen met de nakoming van cao afspraken in algemene zin is nu afgesproken dat de FNV ook de door Marjo aangekaarte zaken- in nauwe samenwerking met de Regio Gooi en Vechtstreek- goed gaat bewaken, in ieder geval voor de thuiszorgorganisaties waar de gemeenten contracten mee hebben  gesloten.

Daarnaast hebben wij het thema van goede arbeidsvoorwaarden ook stevig op de agenda gezet bij de brancheorganisatie Utrechtzorg en de zorgaanbieders in de Gooi en Vechtstreek. Samen hebben wij een Regionale Actieplan Aanpak Tekorten opgesteld, waarin goede arbeidsvoorwaarden, goed werkgeverschap en ontwikkeling van zorgmedewerkers belangrijke speerpunten van de branche zijn.

Marjo heeft met haar persoonlijke actie een beweging ingezet die onomkeerbaar is. Zelf reageerde zij daar nuchter op: “de acties moeten zich voor de zorgmedewerkers nog bewijzen”.

Misschien was Marjo een dappere klokkenluider? Of gewoon iemand die onrecht niet kon verdragen? Hoe het ook zij, wat mij betreft verdient Marjo een lintje!

 

Huizen en Europa

In de afgelopen week was ik met een delegatie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) op werkbezoek in Brussel. Voor mij was dit voor het eerst dat ik als wethouder voor mijn werk in Brussel was. Ik vond het dan ook best spannend. In dit blog wil ik -zoals via Twitter ook beloofd- verslag doen van dit werkbezoek.

Sterk blijven en onze waarden hoog houden

Ruim een uur te vroeg kwam ik aan in het Thon hotel, waar een briefing zou plaatsvinden. Brussel bleek dichterbij dan ik dacht. In 2 uur en 10 minuten reed ik er zonder files naar toe. Bizar was, dat ik de parkeergarage onder het hotel inreed, langs een zee van bloemen. Hier bleek de uitgang te zijn van het metrostation Maalbeek, waar op 22 maart zoveel slachtoffers van de aanslag te betreuren waren. Zo dichtbij was dat dus. Heel confronterend!

IMG_1829

Ons eerste bezoek was aan Marianne Thyssen, EU commissaris Werk, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit. Onze delegatieleider begon met het uitspreken van ons medeleven met Brussel, na de verschrikkelijke aanslagen. “We moeten sterk blijven en onze waarden hoog houden” was de reactie van mevrouw Thyssen.

Social triple A rating

Ik vond het betoog van Marianne Thyssen erg inspirerend. Zij begon met de mededeling dat Europa gaat voor een “social triple A rating”, een term die ik nog niet eerder had gehoord, maar dat klonk als een goed begin. Ze legde ons uit waar zij zoal mee bezig was om dit te realiseren, zoals de aanpak van jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid, toegankelijkheid van producten en diensten voor mensen met beperkingen, versterken van (digitale) vaardigheden van laag opgeleiden (waaronder ook vluchtelingen), inzichtelijk maken van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, gelijke behandeling van werknemers, vergroten van arbeidsmobiliteit, maar wel op basis van eerlijke, duidelijke en afdwingbare regels, veiligheid en gezondheid op het werk (o.a. werken met kankerverwekkende stoffen) en entameren van een breed debat over sociale principes in onze huidige systemen.

IMG_1832

Nederlands voorzitterschap

Tijdens het diner maakten we kennis met Pieter de Gooijer, Permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de EU. Hij gaf ons een boeiend kijkje in de keuken van het EU voorzitterschap van Nederland. Ongelofelijk wat er in dat kader allemaal gebeurt. Alleen al in Amsterdam worden tijdens het Nederlands voorzitterschap 150 vergaderingen gehouden en bij de permanente vertegenwoordiging in Brussel zijn er in deze periode maar liefst 950 vergaderingen. Grote dossiers zijn het migratievraagstuk, het veiligheidsvraagstuk, de ontwikkeling van de economie, de groei van het aantal banen en het verdiepen van de markt (energie, kapitaal, innovatie).

Digitalisering

De tweede dag begon met een bezoek aan de ‘European Commission DG connect’ en een gesprek met Paul Timmers, Director Digital Society, Trust and Security

DG connect staat voor digitale commissie. Deze commissie houdt zich bezig met beveiliging van gegevens, uitwisseling van data etc. Voor mij was dit allemaal vrij technisch, maar er waren bestuurders van andere VNG commissies voor wie dit belangrijke speerpunten zijn en die hier relevante vragen over konden stellen. Kernvraag was toch wel hoe privacybescherming in Europees verband geregeld is en hoe dit door de ‘Nederlandse waakhonden’ wordt geïmplementeerd. Een gedifferentieerde benadering blijkt nodig, waarbij voortdurend een afweging van belangen moet plaatsvinden, zoals burgerbelangen (privacybescherming), belangen van bedrijven (ontwikkeling nieuwe producten) en publieke belangen (bijvoorbeeld publieke gezondheid).

De VNG delegatie vroeg aandacht voor de grote hoeveelheid regels en de verkokering, die integratie (bijvoorbeeld in het sociale domein) in de weg staat. De conclusie n.a.v. dit bezoek was, dat de digitale agenda de VNG goed aansluit op die van Europa.

IMG_1833

Europese samenwerking tussen gemeenten

Na dit gesprek maakten we kennis met Angelika Poth-Mögele, directeur beleid van het CEMR. Het CEMR is een organisatie die is opgericht door organisaties zoals de VNG, maar dan dus vanuit 41 landen. In totaal zijn er 150.000 gemeenten en regio’s via 60 organisaties lid van deze organisatie. Feitelijk vindt hier vooral een uitwisseling plaats van locale thema’s, zoals Vluchtelingen en integratie, locale financiën, gender gelijkheid, circulaire economie (afval), energiegebruik, klimaatverandering etc.

Ik miste in de opsomming van thema’s het sociale beleid. Kennelijk speelt dit op Europees niveau nauwelijks, volgens mevrouw Poth omdat er ook geen Europese regelgeving op dit terrein is. Ze zei hierover: “Als er belangstelling voor is, dan pakken we dit op”. Ik vond dat allemaal wel erg laks overkomen. Naar mijn idee zouden al die Europese gemeenten juist ook op dit punt veel actiever zaken kunnen oppakken en daarmee voor hun inwoners ook veel meer in Europa kunnen bereiken.

Rondleiding Europees parlement

Ons werkbezoek werd vervolgd met een rondleiding door het Europees Parlement door Renee Pieters Kaalmans, office manager van Europarlementariër Wim van de Camp. Een imposant gebouw, van maar liefst 400.000 m2. Je kunt er eigenlijk alleen niet slapen, maar verder is er echt alles, zoals bijvoorbeeld een supermarkt, een reisbureau, een sportschool, een bank etc.

IMG_1831

Er ontstond een discussie over de maandelijkse verhuizingen naar Straatsburg en terug. Dat kost 120 miljoen euro per jaar. De uitleg dat het stoppen met dit circus als beledigd zou worden ervaren door Frankrijk en Duitsland en dat Straatsburg symbool staat voor de vrede in Europa overtuigde mij niet. Dit soort geldverspilling maakt mijns inziens de kloof tussen Europa en haar burgers in ieder geval niet kleiner. Hoeveel Europeanen in armoedesituaties zouden we met dit bedrag niet kunnen helpen. Dit standpunt werd echter afgedaan met ‘Nederlands calvinisme’. Nou ja, mijn achtergrond verloochent zich kennelijk toch niet.

Huizen en Europa

Het werkbezoek eindigde met een lunch met Europarlementariër Wim van de Camp. Dat werd een open en dynamisch gesprek, waarin we vooral ook met elkaar zochten naar mogelijkheden om samenwerking tussen gemeenten en Europese instellingen effectiever te maken. De centrale boodschap van Wim van de Camp was: Doe het niet alleen! Gemeenten zijn nooit te klein voor een Europese actie. Maar doe die acties altijd binnen netwerken. Gebruik daarvoor ook vooral de VNG. Ik vroeg Wim van de Camp hoe ik nu in Huizen uitleg wat Europa doet voor gewone mensen.  “We horen bij elkaar” was zijn antwoord. Huizen ligt in Noord Holland. Noord Holland ligt en Nederland en Nederland ligt in Europa. We horen niet alleen bij elkaar vanwege de culturele component (we delen gelijke waarden), maar ook vanwege economische ontwikkeling. Maar liefst 50-70% van de Huizer bedrijven heeft Europese binding. We zijn ook gewoon te klein om het allemaal alleen te doen. Denk allen maar aan de vluchtelingenstroom, aan Frontex, aan externe bedreigingen voor onze economie en onze manier van leven, aan klimaatverandering etc.

IMG_1830

Reflectie

Ik vond het een inspirerend werkbezoek, dat uitstekend door het VNG bureau was voorbereid. Het heeft mijn kijk op samenwerking met Europa wel veranderd. Al die instituties, die enorme gebouwen, de vele mensen die daar werken, het komt bij mij allemaal nog steeds wat vervreemdend over. De afstand van Europese instellingen tot onze inwoners is enorm groot. Alleen contact op het niveau van de lidstaten is niet genoeg om die kloof te overbruggen. Europa heeft mijns inziens de gemeenten keihard nodig om meer voeling met de werkelijke problemen van mensen te krijgen. We hebben als gemeenten dan ook echt iets te bieden en ik was ook wel verrast door de bereidheid van iedereen die we hebben gesproken om iets van gemeenten te leren.

Voor veel van onze inwoners biedt Europa kansen. Globalisering leidt tot innovatie, tot economische groei, tot meer banen. Daar profiteren we van. Maar globalisering brengt ook verliezen met zich mee. Die verliezen treffen vaak de gewone mensen. Langdurig werklozen,  laag opgeleiden, vluchtelingen en statushouders, mensen in armoedesituaties, zij ervaren vaak helemaal niets van de toegevoegde waarde van Europa. Gemeenten moeten kansen van globalisering vooral benutten, maar daarbij ook letten op de mensen die achterblijven. Wij hebben als gemeenten juist voor deze mensen een zorgplicht. Wij hebben dan ook als gemeenten een grote verantwoordelijkheid om in Europa zichtbaar te maken wat er lokaal leeft. Daarvoor hoef ik zelf niet iedere week naar Brussel. Wij hebben onze eigen vereniging (de VNG) om dit te doen. En als ik nou iets geleerd heb van dit werkbezoek, dan is het wel dat we de VNG nog veel meer in positie moeten brengen om het lokale geluid in Brussel te laten horen.

 

Programma ‘Taal-Werk-Toekomst’ is gestart

In de afgelopen week was de start van het programma ‘Taal-Werk-Toekomst’ (TWT). Doel van dit programma is een versnelde integratie van statushouders (dat zijn mensen die na een asielprocedure een vergunning hebben gekregen om in Nederland te blijven), door hen vijf dagen per week intensief met de Nederlandse taal en cultuur bezig te laten zijn.

Zeventien enthousiaste deelnemers vanuit HBEL (Huizen, Blaricum, Eemnes, Laren) waren bij de ‘kick off’ aanwezig. Deze mensen gaan nu 5 dagen per week (iedereen met een eigen persoonlijke  aanpak) aan de slag met intensieve taallessen in combinatie met het aanleren van taal en vaardigheden op het werk. De groep werd rondgeleid door de werkbedrijven van Tomin in Hilversum. Ik zag alleen maar stralende gezichten. TWT2 TWT1

Na de rondleiding en een gezamenlijke lunch vertelden de deelnemers wat hun eerste indruk was van zowel het programma TWT als van Tomin als bedrijf waar zij hun werkstage zouden kunnen doen.

Één van de deelnemers, een jonge man,  vertelde dat hij in zijn geboorteland nooit een baan heeft gehad. Zijn droom is om in Nederland in een magazijn te kunnen werken. Door Taal-Werk-Toekomst mag hij nu een heftruckdiploma halen en in een magazijn werken. Hij had nooit verwacht dat hij deze kans zou krijgen en was hij was hier aandoenlijk blij mee.

Een andere man vertelde dat hij laborant was in een ziekenhuis in zijn geboorteland. “Dan is uw droom zeker om weer in een laboratorium te gaan werken?” Vroeg de directeur van Tomin. “Mijn hoop is dat ik in Nederland een baan krijg. Ik wil alles doen” was zijn oprechte antwoord.

Een andere deelnemer bekende dat hij weliswaar blij zou zijn met iedere baan, maar dat zijn droom was om weer in een garagebedrijf te kunnen werken, zoals hij dat in zijn geboorteland jarenlang had gedaan. “Kom mee!” zei de directeur van Tomin en hij nam de man resoluut mee de zaal uit. Tien minuten later kwamen ze samen weer binnen en de man grijsde van oor tot oor. “Ze hebben hier ook een garagebedrijf” vertelde hij enthousiast. De directeur van Tomin liet hem weten dat hij daar de komende week al kon beginnen op een stageplek.

 Zomaar een paar verhalen van mensen die in Huizen en in de BEL gemeenten zijn komen wonen. Het zijn allemaal mensen met talenten. En allemaal hebben zij hun dromen. Wat zou het mooi zijn als het ons lukt om al deze waardevolle mensen via het programma TWT aan een baan te helpen waarin zij hun talenten kunnen inzetten voor onze samenleving. Dat maakt niet alleen deze mensen sterker, maar dat zal naar ik hoop ook bijdragen aan een juiste beeldvorming over deze mensen, die na alles wat zij hebben meegemaakt in ons land een eerlijke kans verdienen op een zinvol bestaan. 

Wederkerigheid als uitgangspunt

 U moet daarover gaan schrijven …

Een paar weken geleden hield ik een lezing over de veranderingen in de WMO voor de regionale kerken. Ik vertelde over ons ideaal van een inclusieve samenleving, waarin iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, of beperkingen, gewoon mag meedoen. Toen de vraag gesteld werd: “Wat kunnen wij als kerken voor kwetsbare mensen betekenen?” gaf ik als antwoord dat dit niet de juiste vraag was. “Draai het eens om. Wat kunnen kwetsbare mensen voor óns betekenen?” In de pauze kwam een mevrouw naar mij toe (ik weet haar naam niet meer) die in haar werkzame leven arts was geweest. Ze zei dat ze het heel erg vernieuwend vond wat ik zei, inspirerend ook. “We moeten echt anders naar mensen gaan kijken, maar daar zijn we in onze samenleving nog lang niet aan toe. Zeker niet in de zorg” en ze adviseerde mij: “U moet daarover gaan schrijven”.

Werkbezoek ‘Koffie om de hoek’

Intussen liep mijn agenda weer vol en dacht ik hier niet meer over na, totdat ik afgelopen week op werkbezoek was bij ‘Koffie om de hoek’ bij het wijkcentrum Meentamorfose aan de Landweg. En laat ik daar nou mensen ontmoeten die precies hetzelfde doen als waar ik de kerken toe heb opgeroepen, namelijk nadenken over wat kwetsbare mensen voor óns kunnen betekenen in plaats van andersom. Hier gebeurt dit dus gewoon! Simone Hinrichs, coördinator, vertelde mij hoe dat was ontstaan. Koffie om de hoek was oorspronkelijk bedoeld voor mensen met psychische problematiek en omdat men vreesde voor gedragsproblemen zaten daar permanent vier professionals bij. Toen er bezuinigd moest worden verdwenen die professionals en bleef Simone, als welzijnswerker, alleen met de groep achter. Zij nam zich voor om zelf niets te organiseren, maar het initiatief daartoe aan de mensen zelf over te laten. Er gebeurde drie weken lang helemaal niets. Professionals waarschuwden haar dat deze mensen zouden weglopen als ze niets voor hen zou gaan organiseren en dat weglopen gebeurde ook. Maar na verloop van tijd kwamen ze terug en begonnen ze voorzichtig aan steeds meer taken op zich te nemen. Niet ‘Wat kunnen wij voor kwetsbare mensen doen?’ maar ‘Wat kunnen kwetsbare mensen voor ons en voor elkaar betekenen?’ Dat is hier het leidend principe geweest.

Waardering en respect voor elkaar

Als ik nu zie waar dit toe heeft geleid, dan heb ik diep respect voor het inzicht en het geduld van Simone én voor de moed die alle betrokkenen hebben gehad om anders naar zichzelf te durven kijken. De mensen die ik tijdens mijn werkbezoek ontmoette hebben allemaal hun eigen verhaal. Ze kennen hun eigen beperkingen ook heel goed. Maar ze respecteren en waarderen elkaar en dat spreken ze ook naar elkaar uit. Daarmee helpen ze elkaar enorm. Ze helpen óók Simone met van alles, zonder dat hen daarom gevraagd is. Zo wordt er door hen dagelijks voor slechts 2,50 euro een gezonde maaltijd gekookt, soms voor wel 40 personen. Vrijwilligers eten ‘gratis’ mee en dat zijn er heel veel. Ze verbouwen verse groenten voor de maaltijden, houden het wijkcentrum schoon, doen klussen in en om het gebouw, coördineren een handwerkgroep, zijn gastheer of gastvrouw voor ouderen uit de wijk en ga zo maar door. En vanuit de veilige basis die Meentamorfose voor hen is gaan zij ook stapje voor stapje weer de samenleving in en nemen zij ook daar taken op zich.

Wederkerigheid

Ik denk dat wij met elkaar opnieuw moeten leren hoe belangrijk wederkerigheid in relatie tot anderen is. Mensen worden er niet gelukkig van als zij in omstandigheden terecht komen waarin zij alleen maar mogen ontvangen. Iedereen, hoe kwetsbaar ook, heeft altijd wel iets te geven. Soms moeten mensen van heel ver komen om dat weer te durven ontdekken. Maar als dat gebeurt, dan zie je deze mensen weer opbloeien. Dan worden ze een gewaardeerd lid van een samenleving die hen insluit en niet buitensluit. En zo wordt ons ideaal van de inclusieve samenleving zichtbaar in de praktijk. Wie dat niet gelooft moet maar eens gaan kijken in het wijkcentrum Meentamorfose.

En ja, aardige mevrouw die ik ontmoette tijdens de bijeenkomst met de kerken: dan wil ik er ook heel graag over schrijven!

UWV en gemeenten

Vandaag had ik een kennismakingsgesprek met de nieuwe Regiomanager van Het UWV Gooi en Vechtstreek, de heer Evert van Scherpenzeel. In een eerder Blog heb ik n.a.v. mijn bevindingen bij onze sociale dienst mijn verbazing uitgesproken over het feit dat het voor mensen tijdens een WW periode niet erg aantrekkelijk is om te solliciteren op banen die een lager netto bedrag per maand opleveren, omdat het verschil niet, zoals bij de bijstand, aangevuld wordt tot het maximum bedrag aan WW waar men recht op heeft. Uit het gesprek van vandaag werd mij duidelijk dat dit niet (meer) zo is. Dankzij de zogenaamde ‘IKAR’ regeling wordt het eventuele lagere salaris dat mensen met een WW uitkering kunnen verdienen, gewoon aangevuld tot het maximumbedrag aan WW waarop zij recht hebben.

Mensen met een WW uitkering zoeken meestal weer naar een nieuwe baan, op minstens hun oude niveau en met hun laatstverdiende salaris. Dat is heel begrijpelijk. Maar als dit bijvoorbeeld na 6 maanden WW nog niet gelukt is, dan is het niet verstandig om hieraan vast te houden, omdat juist naarmate de werkloosheidsduur vordert de kansen op betaald werk afnemen. Het is dan beter om genoegen te nemen met een wat minder betaalde baan, eventueel ook op een lager niveau en vandaaruit zo mogelijk weer te zoeken naar passender werk. Eenmaal in de bijstand is elk werk passend en het is verstandig om, ruim voordat het zover is dat men bijstandsafhankelijk wordt, ander werk te accepteren.

De samenwerking tussen gemeenten en UWV is geregeld in de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI). De komende jaren verandert er veel op het gebied van werk en inkomen en daar hebben zowel de gemeenten als het UVW mee te maken. Zowel gemeenten als UWV hebben te maken met krimpende budgetten. We zullen dan ook slimme constructies moeten bedenken om -met minder budget- toch goede en efficiënte hulp aan werkzoekende inwoners te bieden, samen met alle organisaties in onze regio die op dit gebied specifieke expertise hebben. Ik verwacht niet dat die samenwerking vanzelf zal gaan. Daarvoor zijn de diverse organisaties te verschillend. Maar ik ben er wel van overtuigd dat we als gemeenten op het regionale niveau m.b.t. het thema werk en inkomen (o.a. de uitvoering van de particiaptiewet) écht in betere samenwerking zullen moeten investeren.

Mee blijven doen aan de samenleving

In de afgelopen week heb ik een dagje meegelopen met de afdeling ‘werk en inkomen’, de vroegere sociale dienst zal ik maar zeggen. Dit onderdeel is nieuw in mijn portefeuille en ik vind het heel nuttig om niet alleen dossiers te lezen, maar ook mensen op de werkvloer te spreken en natuurlijk ook de mensen om wie het gaat: mensen met een bijstandsuitkering en werkzoekenden.  

Uitgangspunt van ons beleid is, dat mensen in principe economisch zelfredzaam moeten zijn. Dat wil zeggen dat we ernaar streven dat iedereen, naar vermogen, in het eigen levensonderhoud kan voorzien en dus zo min mogelijk afhankelijk is van een uitkering.

Een paar dingen vond ik in de afgelopen week opvallend. Zo sprak ik mensen die een WW uitkering hadden gekregen, die vele malen hoger is dan de bijstandsuitkering. De WW uitkering bedroeg bijvoorbeeld voor iemand 1700 euro netto per maand, de bijstandskuitkering 900 euro netto per maand. Tijdens de WW periode was het niet erg aantrekkelijk om te solliciteren op banen die een lager netto bedrag per maand opleveren dan die 1700 euro, want het maandloon wordt niet, zoals bij de bijstand, aangevuld tot het maximum bedrag waar je recht op hebt. De WW gaat uit van aantal uren dat je werkt. Kreeg je die 1700 euro voor een 36 urige werkweek en kan je een baan krijgen waarbij je in die zelfde 36 uur 1200 euro netto overhoudt, dan ben je de ‘resterende’ 500 euro dus gewoon kwijt. Gevolg is daarom, dat mensen pas een lager betaalde baan willen accepteren als ze in de bijstandsuitkering komen, want dan is die 1200 euro opeens wél 300 euro meer dan de bijstandsuitkering. Maar dan blijkt het heel lastig om nog een baan te vinden, omdat je al een jaar of langer thuis gezeten hebt. Ik zou er wel voor zijn om mensen in de WW te belonen voor het vinden van (lager betaald) werk en dit dus aan te vullen tot het bedrag dat ze ook zouden krijgen als ze geen werk hebben gevonden. Maar dat systeem kunnen we als gemeente helaas niet veranderen. Wat wel kan, is mensen tijdig informeren over de noodzaak van het zoeken naar werk, voordat ze afhankelijk worden van een bijstandsuitkering. In de praktijk blijkt dat mensen vaak helemaal niet weten hoe laag de bijstandsuitkering is. Ze schrikken zich rot als ze dat horen. Onze afdeling doet nu een proef met dienstverlening aan mensen die in de laatste drie maanden van de WW uitkering zitten. Eigenlijk is dit werk dat het UWV zou moeten doen, maar die organisatie heeft daar geen tijd voor. Mensen stellen het contact met de gemeente in het algemeen erg op prijs. Soms zijn we de eerste die na een jarenlange WW periode persoonlijk contact zoeken. Binnenkort wordt deze aanpak geëvalueerd.

Wat me ook opviel was het enthousiasme waarmee mensen zich binnen het project ‘Meewerken’ inzetten voor vrijwilligerswerk, ter voorbereiding op het vinden van betaald werk. Ik geloof persoonlijk niet in ‘verplicht vrijwilligerswerk’. Mensen moeten gemotiveerd zijn om iets voor de samenleving te betekenen en vanuit die motivatie aan de slag gaan. Dat willen de meeste mensen ook graag: iets bijdragen aan de samenleving. Daarmee doen zij tegelijkertijd nieuwe (werk)ervaring op, maar krijgen zij ook weer hun zelfvertrouwen terug. Dat is dan ook precies wat ‘Meewerken’ hen oplevert. Niet dankzij de gemeente stromen zij dan door naar betaald werk, maar dankzij hun eigen inzet.

Meewerken op camping 'de Woensberg'
Meewerken op camping ‘de Woensberg’

Gelukkig zijn er in Huizen al veel bedrijven en maatschappelijke organisaties die bereid zijn om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt ‘mee te laten werken’. In de afgelopen week bezocht ik bijvoorbeeld camping ‘de Woensberg’, waar acht mensen vanuit ‘Meewerken’ dagelijks begeleid worden bij het aanleren van nieuwe taken en vaardigheden. Bedrijven als ‘de Woensberg’, maar ook al die andere bedrijven en maatschappelijke organisaties in Huizen, doen dit zonder daar al te veel aandacht voor te krijgen. Dat vind ik onterecht. We zouden die bedrijven en organisaties veel meer in het zonnetje moeten zetten. Enerzijds om publiekelijk onze waardering voor hun inzet te tonen, anderzijds om bedrijven die niets voor deze doelgroep doen te enthousiasmeren om hiervoor óók hun verantwoordelijkheid te nemen. Als we willen dat iedereen in onze samenleving kan meedoen, dan hebben we al deze bedrijven en organisaties namelijk keihard nodig. We weten nog niet precies hoe we dit gaan doen, maar we gaan daar beslist actie op ondernemen! Binnenkort spreek ik hierover met onze eigen ‘Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling’ (RMO).