Op 1 december 2014 zijn we gestart met een ‘BEL-Team’: een team van deskundige consulenten dat (op kantoortijden) permanent beschikbaar is om vragen van inwoners uit Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren te beantwoorden die verband houden met de nieuwe taken waar de gemeente per 1 januari jl. verantwoordelijk voor is geworden (voortvloeiend uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet). Heel veel mensen hebben hier inmiddels gebruik van gemaakt en nog steeds bellen dagelijks gemiddeld zo’n 80 mensen met het BEL-Team. Een schot in de roos dus. Ik ben ook enorm trots op de professionaliteit van onze consulenten, die werkelijk bijna alle vragen direct kunnen beantwoorden. Daar waar dat niet het geval is, krijgen zij hulp vanuit de beleidsafdeling. Een super goed georganiseerde samenwerking. En zolang er nog zoveel vragen komen, blijven we hiermee ook doorgaan.
Hoewel veel mensen vragen hebben over hun persoonlijke situatie, is de door velen gevreesde situatie waarin vanaf 1 januari 2015 ‘alles fout gaat’ tot op heden uitgebleven. Dat hoor ik niet alleen in onze regio, maar ook bijvoorbeeld van mijn collega uit Almere en van andere collega’s verder weg in het land.
Dat doet mij denken aan een situatie die ik een paar jaar geleden meemaakte bij het opheffen van de zogenaamde ‘Ondersteunende Begeleiding’ (OB). Deze voorziening werd door het rijk wegbezuinigd (dus niet overgeheveld naar de gemeenten) en van meerdere kanten hoorde ik dat er grote onrust over was. De mensen die het betrof zouden tussen wal en schip raken. De maatregel zou tot grote persoonlijke drama’s leiden. Kortom: onverantwoord!
Als wethouder in de gemeente Huizen vind ik (en vond ik dus ook toen) dat niemand in onze gemeente onevenredig getroffen mag worden door een algemene maatregel vanuit het rijk. Ook hier stelde ik dus ‘maatwerk’ voor. Hoewel we er als gemeente geen geld voor kregen, vroeg ik een zorginstelling in Huizen die ca. 50% van het aantal cliënten met OB in Huizen bediende om hoeveel mensen het ging. Die vraag alleen al was lastig, want men registreerde niet op mensen, maar op uren OB. Maar met enige inspanning kon toch een aantal worden genoemd: 50 mensen zouden in de problemen komen door deze maatregel (in heel Huizen dus ongeveer 100). Dat vond ik een te overzien risico. Ik stelde dus voor om deze mensen allemaal naar de gemeente te sturen voor een gesprek. Daar waar nodig, zou de gemeente de financiering van de OB overnemen. Dat vond de zorginstelling te ver gaan. Men stelde voor om dan eerst zelf nog eens goed naar de situatie van betrokkenen te kijken. Dat vond ik uiteraard een nog beter idee en omdat ik eigenlijk zelf ook niet wist wat OB nu precies inhield vroeg ik om voor mij -geanonimiseerd- per betrokkene een half A-4 tje te produceren, waarop zou staan wat er met die persoon aan de hand was, waarom OB noodzakelijk was en wat in dit individuele geval OB dan precies inhield. Dat werd toegezegd. Na enkele weken ontvingen wij 17 van die halve A-4 tjes. Wat was er met die andere mensen gebeurd? Men kon het me niet vertellen. Wel dat zij het inmiddels hadden opgelost. Navraag bij het CIZ leverde op, dat van de 17 beschreven situaties in 10 gevallen sprake was van gediagnostiseerd Alzheimer. Voor deze mensen bleef OB gewoon beschikbaar. Van de 50 mensen waren er dus nog 7 over met een hulpvraag waarvoor OB moest worden ingezet. Ik was bijna geneigd om ongezien akkoord te gaan, maar het CIZ vond de omschrijvingen erg ‘dun’. Dus spraken we af dat deze 7 mensen een gesprek zouden hebben met de gemeente. Er is er één gekomen. En daar hebben we het voor geregeld.
Natuurlijk is de situatie nu anders dan toen. Het gaat nu om veel meer mensen en vaak ook om veel zwaardere ondersteuningsvragen. Maar wat ik destijds wel heb geleerd, is dat we niet altijd direct moeten ingaan op de angst dat er van alles vreselijk fout zal gaan. In Huizen zijn we gewend om de zaken goed voor te bereiden en dat hebben we nu ook (voor een belangrijk deel ook in regionaal verband) gedaan. Onze werkwijze is zodanig ingericht, dat we waar nodig op het individuele niveau met de betrokken inwoner in gesprek kunnen gaan om te kijken hoe we problemen die zich dan toch nog voordoen samen kunnen oplossen. Daar is ons BEL-Team nu dus ook mee bezig. En uiteraard is dit ook in de gesprekken bij mensen thuis ons gezamenlijk doel.