Marjo Kooij verdient een lintje

In de afgelopen week werd ik compleet verrast met een Koninklijke Onderscheiding voor mijn vrijwilligerswerk. Het is heel mooi dat mensen dat hebben gezien en dat waarderen. Er zijn echter ook mensen die een opmerkelijke prestatie leveren, die bijna niemand ziet. Zo iemand is Marjo Kooij. Zij is een inwoner van Huizen die jarenlang als huishoudelijke hulp in de thuiszorg werkte, tot zij te horen kreeg dat zij ongeneeslijk ziek is. Marjo kon daarom haar baan in de zorg niet voortzetten. Ze heeft één missie waar ze zich naar eigen zeggen ‘tot het laatste moment’ voor wil blijven inzetten: opkomen  voor goede arbeidsvoorwaarden voor mensen die in de thuiszorg werken.  

In december 2017 nam Marjo Kooij contact met mij op. Ze wilde het hebben over de problemen die zij uit eigen ervaring in de thuiszorg heeft gesignaleerd. Marjo trok de stoute schoenen aan om bij mij haar verhaal te doen. “Voor anderen”, zo benadrukte zij, “want voor mijzelf helpt het niet meer”.

Marjo: “Als je een tijdelijk contract hebt en je wordt langdurig ziek, dan wordt dat contract gewoonweg niet verlengd. Ook als je een 0-uren contract hebt, terwijl je er al jarenlang iedere maand heel veel uren bij werkt, is er vanuit de ziektewet onvoldoende geld en moet je ergens anders een aanvullend inkomen aanvragen”. Marjo kreeg jarenlang, ondanks uitstekend functioneren, geen vast contract. Erger nog: soms moest ze een half jaar thuis gaan zitten, om vervolgens weer bij dezelfde cliënten aan het werk te kunnen in weer een tijdelijk contract. Marjo: “0-urencontracten mogen niet meer. Maar ik zie dat aanbieders contracten van 6 uur aanbieden en gewoon volgens het principe van een 0-urencontract werken. Medewerkers werken vaak structureel meer dan in hun contracten is afgesproken. Soms wel voor 20 uur in de week!” De contracten zijn volgens Marjo ook vaak te klein: “We moeten toe naar contracten waar mensen van kunnen leven. In de zorg hebben mensen vaak contracten van 26 – 28 uur per week. Ze moeten naast hun werk in de zorg een tweede baan nemen om rond te komen. Soms is een aanvullende bijstandsuitkering nodig. Dit kunnen we toch niet accepteren binnen een arbeidsmarkt met grote tekorten aan zorgmedewerkers?”

Na het gesprek met Marjo is er veel gebeurd. Ik heb samen met Saloua Chaara, verantwoordelijk programmamanager sociaal domein bij de regio Gooi en Vechtstreek, naar aanleiding van haar verhaal gesprekken gevoerd met de grootste thuiszorgaanbieders in onze regio en wij hebben dit ook aangekaart bij de FNV. Als regiogemeenten zetten we ons al langer in voor goede voorwaarden voor thuiszorgmedewerkers. We hebben als voorloper op dit gebied in 2009 al geregeld dat thuiszorgmedewerkers die in opdracht van gemeenten hulp bieden aan inwoners, fatsoenlijk worden betaald. Ook hebben we verplicht gesteld dat aanbieders de CAO- VVT naleven. Maar ondanks die afspraken kon wat Marjo is overkomen toch nog steeds gebeuren.  Samen met de nakoming van cao afspraken in algemene zin is nu afgesproken dat de FNV ook de door Marjo aangekaarte zaken- in nauwe samenwerking met de Regio Gooi en Vechtstreek- goed gaat bewaken, in ieder geval voor de thuiszorgorganisaties waar de gemeenten contracten mee hebben  gesloten.

Daarnaast hebben wij het thema van goede arbeidsvoorwaarden ook stevig op de agenda gezet bij de brancheorganisatie Utrechtzorg en de zorgaanbieders in de Gooi en Vechtstreek. Samen hebben wij een Regionale Actieplan Aanpak Tekorten opgesteld, waarin goede arbeidsvoorwaarden, goed werkgeverschap en ontwikkeling van zorgmedewerkers belangrijke speerpunten van de branche zijn.

Marjo heeft met haar persoonlijke actie een beweging ingezet die onomkeerbaar is. Zelf reageerde zij daar nuchter op: “de acties moeten zich voor de zorgmedewerkers nog bewijzen”.

Misschien was Marjo een dappere klokkenluider? Of gewoon iemand die onrecht niet kon verdragen? Hoe het ook zij, wat mij betreft verdient Marjo een lintje!

 

Huizen en Europa

In de afgelopen week was ik met een delegatie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) op werkbezoek in Brussel. Voor mij was dit voor het eerst dat ik als wethouder voor mijn werk in Brussel was. Ik vond het dan ook best spannend. In dit blog wil ik -zoals via Twitter ook beloofd- verslag doen van dit werkbezoek.

Sterk blijven en onze waarden hoog houden

Ruim een uur te vroeg kwam ik aan in het Thon hotel, waar een briefing zou plaatsvinden. Brussel bleek dichterbij dan ik dacht. In 2 uur en 10 minuten reed ik er zonder files naar toe. Bizar was, dat ik de parkeergarage onder het hotel inreed, langs een zee van bloemen. Hier bleek de uitgang te zijn van het metrostation Maalbeek, waar op 22 maart zoveel slachtoffers van de aanslag te betreuren waren. Zo dichtbij was dat dus. Heel confronterend!

IMG_1829

Ons eerste bezoek was aan Marianne Thyssen, EU commissaris Werk, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit. Onze delegatieleider begon met het uitspreken van ons medeleven met Brussel, na de verschrikkelijke aanslagen. “We moeten sterk blijven en onze waarden hoog houden” was de reactie van mevrouw Thyssen.

Social triple A rating

Ik vond het betoog van Marianne Thyssen erg inspirerend. Zij begon met de mededeling dat Europa gaat voor een “social triple A rating”, een term die ik nog niet eerder had gehoord, maar dat klonk als een goed begin. Ze legde ons uit waar zij zoal mee bezig was om dit te realiseren, zoals de aanpak van jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid, toegankelijkheid van producten en diensten voor mensen met beperkingen, versterken van (digitale) vaardigheden van laag opgeleiden (waaronder ook vluchtelingen), inzichtelijk maken van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, gelijke behandeling van werknemers, vergroten van arbeidsmobiliteit, maar wel op basis van eerlijke, duidelijke en afdwingbare regels, veiligheid en gezondheid op het werk (o.a. werken met kankerverwekkende stoffen) en entameren van een breed debat over sociale principes in onze huidige systemen.

IMG_1832

Nederlands voorzitterschap

Tijdens het diner maakten we kennis met Pieter de Gooijer, Permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de EU. Hij gaf ons een boeiend kijkje in de keuken van het EU voorzitterschap van Nederland. Ongelofelijk wat er in dat kader allemaal gebeurt. Alleen al in Amsterdam worden tijdens het Nederlands voorzitterschap 150 vergaderingen gehouden en bij de permanente vertegenwoordiging in Brussel zijn er in deze periode maar liefst 950 vergaderingen. Grote dossiers zijn het migratievraagstuk, het veiligheidsvraagstuk, de ontwikkeling van de economie, de groei van het aantal banen en het verdiepen van de markt (energie, kapitaal, innovatie).

Digitalisering

De tweede dag begon met een bezoek aan de ‘European Commission DG connect’ en een gesprek met Paul Timmers, Director Digital Society, Trust and Security

DG connect staat voor digitale commissie. Deze commissie houdt zich bezig met beveiliging van gegevens, uitwisseling van data etc. Voor mij was dit allemaal vrij technisch, maar er waren bestuurders van andere VNG commissies voor wie dit belangrijke speerpunten zijn en die hier relevante vragen over konden stellen. Kernvraag was toch wel hoe privacybescherming in Europees verband geregeld is en hoe dit door de ‘Nederlandse waakhonden’ wordt geïmplementeerd. Een gedifferentieerde benadering blijkt nodig, waarbij voortdurend een afweging van belangen moet plaatsvinden, zoals burgerbelangen (privacybescherming), belangen van bedrijven (ontwikkeling nieuwe producten) en publieke belangen (bijvoorbeeld publieke gezondheid).

De VNG delegatie vroeg aandacht voor de grote hoeveelheid regels en de verkokering, die integratie (bijvoorbeeld in het sociale domein) in de weg staat. De conclusie n.a.v. dit bezoek was, dat de digitale agenda de VNG goed aansluit op die van Europa.

IMG_1833

Europese samenwerking tussen gemeenten

Na dit gesprek maakten we kennis met Angelika Poth-Mögele, directeur beleid van het CEMR. Het CEMR is een organisatie die is opgericht door organisaties zoals de VNG, maar dan dus vanuit 41 landen. In totaal zijn er 150.000 gemeenten en regio’s via 60 organisaties lid van deze organisatie. Feitelijk vindt hier vooral een uitwisseling plaats van locale thema’s, zoals Vluchtelingen en integratie, locale financiën, gender gelijkheid, circulaire economie (afval), energiegebruik, klimaatverandering etc.

Ik miste in de opsomming van thema’s het sociale beleid. Kennelijk speelt dit op Europees niveau nauwelijks, volgens mevrouw Poth omdat er ook geen Europese regelgeving op dit terrein is. Ze zei hierover: “Als er belangstelling voor is, dan pakken we dit op”. Ik vond dat allemaal wel erg laks overkomen. Naar mijn idee zouden al die Europese gemeenten juist ook op dit punt veel actiever zaken kunnen oppakken en daarmee voor hun inwoners ook veel meer in Europa kunnen bereiken.

Rondleiding Europees parlement

Ons werkbezoek werd vervolgd met een rondleiding door het Europees Parlement door Renee Pieters Kaalmans, office manager van Europarlementariër Wim van de Camp. Een imposant gebouw, van maar liefst 400.000 m2. Je kunt er eigenlijk alleen niet slapen, maar verder is er echt alles, zoals bijvoorbeeld een supermarkt, een reisbureau, een sportschool, een bank etc.

IMG_1831

Er ontstond een discussie over de maandelijkse verhuizingen naar Straatsburg en terug. Dat kost 120 miljoen euro per jaar. De uitleg dat het stoppen met dit circus als beledigd zou worden ervaren door Frankrijk en Duitsland en dat Straatsburg symbool staat voor de vrede in Europa overtuigde mij niet. Dit soort geldverspilling maakt mijns inziens de kloof tussen Europa en haar burgers in ieder geval niet kleiner. Hoeveel Europeanen in armoedesituaties zouden we met dit bedrag niet kunnen helpen. Dit standpunt werd echter afgedaan met ‘Nederlands calvinisme’. Nou ja, mijn achtergrond verloochent zich kennelijk toch niet.

Huizen en Europa

Het werkbezoek eindigde met een lunch met Europarlementariër Wim van de Camp. Dat werd een open en dynamisch gesprek, waarin we vooral ook met elkaar zochten naar mogelijkheden om samenwerking tussen gemeenten en Europese instellingen effectiever te maken. De centrale boodschap van Wim van de Camp was: Doe het niet alleen! Gemeenten zijn nooit te klein voor een Europese actie. Maar doe die acties altijd binnen netwerken. Gebruik daarvoor ook vooral de VNG. Ik vroeg Wim van de Camp hoe ik nu in Huizen uitleg wat Europa doet voor gewone mensen.  “We horen bij elkaar” was zijn antwoord. Huizen ligt in Noord Holland. Noord Holland ligt en Nederland en Nederland ligt in Europa. We horen niet alleen bij elkaar vanwege de culturele component (we delen gelijke waarden), maar ook vanwege economische ontwikkeling. Maar liefst 50-70% van de Huizer bedrijven heeft Europese binding. We zijn ook gewoon te klein om het allemaal alleen te doen. Denk allen maar aan de vluchtelingenstroom, aan Frontex, aan externe bedreigingen voor onze economie en onze manier van leven, aan klimaatverandering etc.

IMG_1830

Reflectie

Ik vond het een inspirerend werkbezoek, dat uitstekend door het VNG bureau was voorbereid. Het heeft mijn kijk op samenwerking met Europa wel veranderd. Al die instituties, die enorme gebouwen, de vele mensen die daar werken, het komt bij mij allemaal nog steeds wat vervreemdend over. De afstand van Europese instellingen tot onze inwoners is enorm groot. Alleen contact op het niveau van de lidstaten is niet genoeg om die kloof te overbruggen. Europa heeft mijns inziens de gemeenten keihard nodig om meer voeling met de werkelijke problemen van mensen te krijgen. We hebben als gemeenten dan ook echt iets te bieden en ik was ook wel verrast door de bereidheid van iedereen die we hebben gesproken om iets van gemeenten te leren.

Voor veel van onze inwoners biedt Europa kansen. Globalisering leidt tot innovatie, tot economische groei, tot meer banen. Daar profiteren we van. Maar globalisering brengt ook verliezen met zich mee. Die verliezen treffen vaak de gewone mensen. Langdurig werklozen,  laag opgeleiden, vluchtelingen en statushouders, mensen in armoedesituaties, zij ervaren vaak helemaal niets van de toegevoegde waarde van Europa. Gemeenten moeten kansen van globalisering vooral benutten, maar daarbij ook letten op de mensen die achterblijven. Wij hebben als gemeenten juist voor deze mensen een zorgplicht. Wij hebben dan ook als gemeenten een grote verantwoordelijkheid om in Europa zichtbaar te maken wat er lokaal leeft. Daarvoor hoef ik zelf niet iedere week naar Brussel. Wij hebben onze eigen vereniging (de VNG) om dit te doen. En als ik nou iets geleerd heb van dit werkbezoek, dan is het wel dat we de VNG nog veel meer in positie moeten brengen om het lokale geluid in Brussel te laten horen.

 

Tafel casuïstiek

Het programma ‘gemeenten van de toekomst’, gecoördineerd door het ministerie van BZK, ondersteunt gemeenten bij de drie decentralisaties in het sociale domein. Eén van de projecten in dit programma is de zogenaamde ‘Tafel casuïstiek’. Het idee hiervoor ontstond toen vanuit de verschillende ministeries de vraag kwam, hoe zij -na decentralisatie van taken naar gemeenten- de zogenaamde ‘systeemverantwoordelijkheid van het rijk’ zouden moeten invullen. Vanuit mijn persoonlijke overtuiging moeten we in het sociale domein nooit denken vanuit systemen, maar altijd beginnen bij de problemen (en mogelijkheden) van de mensen waar het om gaat. Daarom heb ik graag ingestemd met het voorzitterschap van de ‘Tafel casuïstiek’.

Duidelijk is dat onze inwoners zichzelf niet in ‘hokjes’ laten indelen. Hen maakt het niet uit of oplossingen voor hun sociaal-maatschappelijke problemen nu vanuit de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet worden bereikt, als er maar een oplossing komt. Vanuit het perspectief van  onze inwoners is dus een integrale, levensbrede aanpak van groot belang.

Behalve de noodzaak om als gemeenten vooral zélf ook integraal te werken is er, vanuit onze inwoners bezien, ook een noodzaak om dat samen te doen met partijen die op andere domeinen werkzaam zijn. We hebben in dit land een behoorlijk complex systeem bedacht voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Er is -naast de bovengenoemde drie wetten waarvan de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, ook nog een wet langdurige zorg (WLZ) waar het zorgkantoor over gaat, een zorgverzekeringswet, waarvan de uitvoering bij zorgverzekeraars ligt en zo kan ik op tal van aanpalende domeinen nog wel even doorgaan. Ieder wettelijk systeem en iedere uitvoeringsinstantie heeft een eigen dynamiek. De uitvoering is overal anders. De enige constante factor is de betreffende inwoner die met verschillende wettelijke systemen te maken krijgt. Mijn droom is dan ook, dat  de concrete situatie van die inwoner (in andere systemen heet hij of zij cliënt of patiënt) centraal komt te staan en dat alle betrokken organisaties en systemen daaraan dienend zijn.

Tijdens de tafel casuïstiek brengen wethouders situaties ter sprake, waar hun inwoners tegenaan lopen en die mogelijk te wijten zijn aan weeffouten in het systeem. De eerste Tafel Casuïstiek heeft inmiddels plaatsgevonden in Utrecht. Er waren wethouders aanwezig uit Utrecht, Apeldoorn, Almere, Venray, Geldrop Mierlo, Meppel en Westerveld en er was ambtelijke ondersteuning vanuit de ministeries die het dichtst betrokken waren bij de ingebrachte casuïstiek, namelijk vanuit VWS, BZK en de VNG. De bijeenkomst werd uitstekend begeleid door het bureau WagenaarHoes.

Twee concrete situaties kwamen aan de orde. In de eerste situatie (casus) ging het om een moeder die haar gehandicapte kind thuis wil blijven verzorgen, maar ertegenaan loopt dat er voor haar kind, gezien de aard van de problematiek, in de eigen regio geen passende mogelijkheden zijn voor respijtzorg, waardoor zij overbelast raakt, haar andere dochter psychische problemen krijgt en een (overigens ook veel duurdere) opname van het gehandicapte kind in een zorginstelling noodzakelijk wordt.

Uit het gesprek dat op deze casus volgde werden een paar zaken duidelijk. Zo blijkt dat niet altijd duidelijk is welk belang we nu eigenlijk centraal stellen. Gaat het om het belang van het kind of om het belang van de moeder? En hoe verhouden die belangen zich met het belang van het andere kind in het gezin? Ook werd bij de bespreking van deze casus heel duidelijk hoe belangrijk het is om écht breed te kijken. Zo werd na enig doorvragen aan de gemeente die de casus had ingebracht duidelijk dat de overbelasting van de moeder niet alleen een ‘zorgprobleem’ was, maar ook een volkshuisvestelijk probleem (geen passende woning) en een financieel probleem (schulden). Aan de orde kwam hier hoe belangrijk preventief en signalerend werken is. In deze casus had -bij veel eerdere signalering- overbelasting van het gezin mogelijk kunnen worden voorkomen door in een veel vroegere fase met de moeder over verschillende toekomstscenario’s te spreken en daarbij grenzen van wat nog wenselijk (en haalbaar) is af te tasten. We constateerden dat in deze casus niet zozeer sprake was van een ‘systeemfout’, maar dat er vooral leerpunten waren voor ons als gemeenten. Niet alles hoeft primair in de zorg te worden opgelost. Maar voor een bredere benadering hebben we wel gemeenteambtenaren nodig met de juiste competenties, kennis, repertoire en mindset.

Een tweede casus ging over een oude man, met de spierziekte ALS. Met hulp van de partner, de kinderen en de eigen sociale omgeving, aangevuld met huishoudelijke hulp en begeleiding, een woonunit en een tillift vanuit de gemeente en persoonlijke verzorging vanuit de zorgverzekeraar lukte het deze man om zelfstandig thuis te blijven wonen. Toen de zorginstelling een WLZ indicatie aanvroeg (en deze ook werd toegekend) bleek dat het aantal uren zorg dat binnen deze indicatie beschikbaar kwam fors lager was dan de uren die nodig waren om thuis te blijven wonen. Afzien van de WLZ beschikking was echter geen optie meer, want daar wilde de zorgverzekeraar (die dan voor de kosten van de persoonlijke verzorging zou blijven opdraaien) niet aan meewerken. Het moment van omslag naar een terminale situatie (reden voor intensieve thuiszorg) is bij ALS helaas moeilijk vast te stellen. De enige (formele) oplossing was dus opname in een verpleeghuis. Iets wat (macro-economisch gezien) helemaal niet goedkoper is en wat dit gezin nu juist zo graag had willen voorkomen.

Uit het gesprek over deze casus kwam naar voren dat het opmerkelijk is dat juist zorgaanbieders aandrongen op het aanvragen van een WLZ indicatie. Het was toch gewoon goed geregeld rond dit gezin totdat dit gebeurde? Dit wordt in meerdere gemeenten herkend. De WLZ geeft zorgaanbieders meer zekerheid dan de Wmo en dat geeft  dus niet altijd een juiste prikkel. Op zichzelf zou de WLZ hier wel passend zijn, maar uit deze casus blijkt dan wél een systeemfout. Natuurlijk willen we in de zorg grenzen aanbrengen, om de zorg voor iedereen beschikbaar en betaalbaar te houden. Maar -zoals blijkt uit deze casus-  zijn er ook effecten, die natuurlijk nooit de bedoeling van de wetgever geweest kunnen zijn.  Om die reden is aan het ministerie van VWS gevraagd om de mogelijkheid van een ‘hardheidsclausule’ in de WLZ te onderzoeken, waar gemeenten in dit soort uitzonderlijke situaties een beroep op zouden kunnen doen. Ook wordt onderzocht welke ruimte aan zorgkantoren kan worden gegeven om tijdelijk intensieve zorg in te zetten om de gezinssituatie in tact te laten blijven.

Ik ben erg enthousiast over deze aanpak en dat werd door mijn collega’s en de aanwezige ambtenaren gedeeld. Gewoon goed kijken naar wat er met inwoners gebeurt en vandaaruit het gesprek met het Rijk aangaan en samen zoeken naar concrete en werkbare oplossingen. Daar gaat het hier om. Een volgende ‘Tafel casuïstiek’ is al weer gepland. We willen dan proberen om casuïstiek te bespreken die voor nog grotere groepen mensen relevant is.  Wat ik geleerd heb is dat niet alles wat mis gaat komt door ‘systeemfouten’ of door fouten van anderen. We moeten helaas vaststellen dat onze inwoners ook last hebben van onze eigen gemeentelijke regels en soms ook aan het tekortschieten in een echte integrale benadering. We moeten dus zelf ook de bereidheid hebben om daar iets aan te doen. Soms hebben we echter andere organisaties (of de ministeries) nodig om systeemaanpassingen te doen, waarmee we tot écht duurzame oplossingen voor onze inwoners kunnen komen.

 

Werkbezoek aan DAC-WESPP

Gisteren bracht ik een werkbezoek aan DAC WESPP in Hilversum. Deze organisatie is onderdeel van GGZ Centraal en zorgt voor “dagactiviteiten, werk en scholing voor mensen met een psychiatrische achtergrond”.  (bron:  http://www.ggzcentraal.nl/merken/mauritzhof/dac-wespp/dac-wessp-gooi-en-vechtstreek)

Ik werd rondgeleid door een zeer gedreven Arjan Kamphuis, die niet alleen voorzitter van de cliëntenraad is, maar ook voorzitter van de regioraad Gooi en Vechtstreek. Hij zet zich enorm in voor het mogelijk maken van een zinvolle dagbesteding voor mensen met een psychiatrische achtergrond. 

Arjan Kamphuis
Arjan Kamphuis

 De locatie in Hilversum heeft een regionale functie. Het kent een secretariaat en een afdeling waar computervaardigheden geleerd kunnen worden en waar administratief werk gedaan wordt. Heel indrukwekkend vond ik persoonlijk het restaurant, waar dagelijks voor ca. 12 mensen wordt gekookt voor slechts € 3,50. De medewerkers doen zelf alle boodschappen en zetten in een brandschone keuken voor hun gasten een gezonde maaltijd op tafel. Het is veel organiseerwerk, maar ook dat wordt door de medewerkers zelf allemaal geregeld. Petje af!

Ook zeer onder de indruk was ik van ‘de schatkamer’. Een winkel, waar tal van leuke snuisterijen te koop zijn, maar ook hele mooie zelfgemaakte spullen van hout, zoals vogelhuisjes, insectenhotels, schaakspellen, tafels en kasten etc. Het atelier waar deze spullen worden gemaakt bevindt zich boven de winkel. Norbert Akkerman is het enthousiaste aanspreekpunt voor de winkel. Hij kwam speciaal voor mijn bezoek nog even naar de winkel terug.

Norbert Akkerman
Norbert Akkerman

 Wat me diep raakte in de gesprekken met de mensen die in DAC-WESPP aan het werk waren is de openheid waarmee mensen bereid waren hun levensverhaal met mij te delen. En die verhalen zijn stuk voor stuk aangrijpend. Wat kunnen mensen soms diep in de put raken door omstandigheden van buitenaf, maar ook door de ziekte waar zij mee te dealen hebben. Zulke mooie mensen, met zoveel talenten! Maar ook zulke beschadigde mensen, die heel graag gewoon mee willend doen in de samenleving, maar ook bang zijn om, zoals zij dat noemden: “weer naar buiten” te gaan.

Ik vind dat we ons als samenleving moeten inspannen om deze mensen in te sluiten en niet buiten te sluiten. Dat lukt alleen als we hen ook de veiligheid kunnen bieden die daarvoor nodig is.

Arjan Kamphuis sprak zijn zorg uit over toekomstige bezuinigingen. Is er straks bij gemeenten nog wel een plekje voor mensen met psychische beperkingen? En wat gaat er gebeuren met voorzieningen als DAC-WESPP ?

In onze regio wordt fors ingezet op wat wij noemen: het preventieve voorveld: Voorkomen dat mensen door ziekte of sociale omstandigheden onnodig in zware zorgsituaties terecht komen. Wat mij betreft levert DAC-WESPP een bewijs dat die aanpak werkt.

Zorgen over PGB

Ik maak me zorgen over de toekomst van het PGB en ik ben niet de enige. Veel mensen vanuit belangenorganisaties hebben mij hierover benaderd. De algemene gedachte is dat men in den Haag echt niet begrijpt wat de nieuwe voorstellen voor het PGB gaan betekenen in de individuele situatie van veel mensen.  Er wordt weliswaar door de staatssecretaris voortdurend gezegd: “U houdt uw recht op zorg”, maar dat is wel iets anders dan: “U houdt ook de regie over uw eigen leven”.

Ook voor gemeenten breken spannende tijden aan. In het bestuursakkoord stond de afspraak dat de gemeente zelf kan bepalen of zij een PGB toekent  of niet (in het wetsvoorstel heet dat in jargon de “kan- bepaling”). Maar zelfs daarover is nu in den Haag discussie ontstaan. De motie Wolbert over het PGB is verworpen omdat de VVD niet meestemde. De VVD heeft echter wel aangekondigd om bij de wetsbehandeling op de “kan-bepaling” terug te komen. Want zij vindt de “kan-bepaling” te vrijblijvend. Stel je ook eens voor dat men er in den Haag op gaat vertrouwen dat gemeenten hier goed mee om zullen gaan. Bah! Het is frustrerend om vanuit de gemeente dit soort top-down mechanismes in den Haag steeds weer voor de kiezen te krijgen, terwijl we het PGB (en in het verlengde daarvan in Huizen ook het PVB) al lang naar tevredenheid van de gebruikers hebben geregeld! Het kabinet komt binnenkort waarschijnlijk met een op dit punt aangepast wetsvoorstel naar de Kamer en dan moeten we als gemeente helaas maar weer afwachten hoe iedereen er op gaat reageren.

Maar zoals de Tweede Kamer kennelijk bezorgd is over de uitvoering door gemeenten, zo ben ik ook bezorgd over de uitvoering van dit soort belangrijke maatregelen door het rijk. Als lokaal bestuurder ben ik gewend om beslissingen voor te bereiden in nauw overleg met het ‘maatschappelijk middenveld’. Zeker als het om WMO beleid gaat is het essentieel om van de gebruikers zelf te horen wat de uitvoering van voorgenomen beleid in de praktijk van iedere dag voor hen zal gaan betekenen. En steeds opnieuw heb ik weer de ervaring dat gebruikers bereid én in staat zijn om hierover constructief mee te denken. De aanbesteding van de WMO taxi in onze regio is hiervan een goed voorbeeld: Betrek gebruikers in een vroeg stadium (al bij de ambtelijke voorbereiding) en er komt een kwalitatief veel beter resultaat uit, dat nog voordeliger is ook. In de afgelopen week bleek die constructieve houding ook weer, toen we met vertegenwoordigers van alle WMO Raden uit onze regio overleg voerden over de vraag naar hun visie op de regionale WMO agenda.

Waarom lukt dit in den Haag toch steeds maar niet? Het zou toch mogelijk moeten zijn om met organisaties die gebruikers vertegenwoordigen alternatieven uit te werken die enerzijds passen binnen de kaders van de noodzakelijke bezuiniging, maar tegelijkertijd ook veel meer recht doen aan de individuele situatie van mensen? Ik blijf me hierover verbazen, omdat ik weet dat het ook echt anders kan! Op dit moment maak ik me echter vooral zorgen over de effecten van het nu voorgestelde beleid in het leven van gewone mensen, die we zullen gaan zien vanaf het moment waarop de PGB maatregelen van kracht zullen worden. Hopelijk valt ergens het tij nog te keren?

OV taxi wordt WMO taxi

In de afgelopen week hebben we als bestuurders van de acht gemeenten in onze regio (Laren doet nog even niet mee) een presentatie gehad van de taxi-bedrijven achter “de Vier Gewesten BV”, die per 1 januari a.s. voor onze regio de WMO taxiregeling zullen gaan uitvoeren. Het gaat om drie familiebedrijven, namelijk:

– Bestax BV

– Taxi Hop BV

– Verhoef personenvervoer BV.

Wij verwachten veel van de samenwerking met onze nieuwe partner(s), mede doordat zij een heel andere schaalgrootte kennen dan Connexxion, die tot 1 januari de OV taxiregeling voor de provincie Noord-Holand en de gemeenten uitvoerde. Ook het feit dat nu de gemeenten zelf -en dus niet meer de provincie- de regie hebben, maakt dat wij er vertrouwen in hebben dat het WMO vervoer sterk verbeterd zal gaan worden: kortere lijnen, betere communicatie en meer invloed van de gebruikers zelf.  En het moet ook beter worden, want tot op heden vormen de problemen rond mobiliteit voor veel mensen met beperkingen het grootste struikelblok voor hun deelname aan de samenleving.

Natuurlijk gingen we ook even poseren voor de nieuwe WMO taxi, die er vanaf 1 januari 2012 als volgt uit zal komen te zien:

Bestuurders en vervoerders voor de nieuwe WMO taxi
Een mooi voorbeeld van regionale samenwerking trouwens, zoals we die in het Gewest Gooi en Vechtstreek steeds vaker zien. Persoonlijk ben ik vooral ook heel tevreden over de rol die onze WMO Raden in dit hele proces van de aanbesteding hebben gespeeld en die zij ook (bij de bewaking van het functioneren van de WMO-taxi) zullen blijven vervullen. Het bewijst maar weer eens dat we -door de expertise vanuit de gebruikers écht serieus te nemen- tot veel betere resultaten kunnen komen dan wanneer we dingen voor mensen regelen vanuit onze eigen ivoren toren.

Wordt 2012 het jaar van de verbinding?

Ik kwam in de afgelopen weken even niet toe aan mijn weblog, maar hier ben ik weer. Wat is er intussen veel gebeurd! Terugkijkend op de afgelopen weken kan ik nog nagenieten van alle activiteiten die in Huizen georganiseerd zijn. Het voorproefje op het Oude Raadhuisplein, waar heel veel mensen elkaar ontmoetten, de Huizerdag in de stralende zon en de Huizer botterdagen, waar de goede contacten tussen gemeenten in onze regio werden verstevigd.  

Samenwerking bij de Taeje Bokkesrace
Maar wat te denken van de activiteiten van de vele sportverenigingen die in de afgelopen weken weer van start zijn gegaan? De talloze activiteiten die voor jongeren én ouderen werden georganiseerd. De spontane nieuwe initiatieven, zoals het opzetten van een systeem van ‘schuldhulpmaatjes’ vanuit de kerken. De serviceclubs, die zich inzetten voor de locale samenleving door het organiseren van het South Sea Jazzfestival of door het realiseren van een monument voor de Huizer vissers. En dan alle activiteiten vanuit zorginstellingen en welzijnsorganisaties, die hun stinkende best doen om de eigen kracht van kwetsbare burgers te versterken. Zomaar wat voorbeelden uit mijn dagelijkse ervaringen in de afgelopen weken!
Maar niet alleen organisaties komen iedere keer weer verrassend uit de hoek. Ook individuele burgers blijven me inspireren. In ons WMO beleid hebben we de regie (weer) teruggelegd bij de burger en wat blijkt uit de gesprekken die onze consulenten met burgers hebben? Die burgers pakken die regie uitstekend op, ze nemen hun verantwoordelijkheid, voor zichzelf, maar ook voor hun omgeving.
Het is allemaal eigenlijk overweldigend wat er in ons dorp gebeurt. Ik onderga dit alles bijna als ‘vanzelfsprekend’. En misschien is dit ook wel zo. Er zit zo enorm veel kracht in de samenleving, dat het bijna belachelijk is om als bestuurder te denken dat  je daar zelf een dominante rol in zouden moeten hebben. 
Vandaag las ik de trendrede 2012. Het is de tweede keer, dat een aantal trendwatchers bij elkaar zijn gaan zitten om te zien wat er in ons land aan de hand is. Een goed leesbaar stuk, waarin toch ook wel een flink aantal stevige uitspraken worden gedaan, die mij als bestuurder aan het denken zetten.
Wat dacht u bijvoorbeeld van deze trend:
“Er is woede en onbegrip. We lopen vast in allerlei systemen. We zijn verkloofd. We zien mensen langzaam afstand nemen van het systeem van onbeperkte, maar vooral van betekenisloze groei – enkrimp. Men ziet deze periode als een stap terug, maar het is eerder een stap opzij. Woede creëert nieuwe wegen. Veel individuen zetten zwijgend een kleine stap. En straks zal blijken, dat we collectief een nieuwe richting zijn ingeslagen. Het wachten is op een charismatische nieuwe semantiek, op nieuwe autoriteiten met een fris vocabulaire, in een andere toonsoort dan we gewend zijn geweest de afgelopen jaren”.
Of deze: 
“De burger zoekt geen macht, voert geen actie en zit niet lijdzaam bij de pakken neer. Hij zet een zwijgende revolutie in gang, waarbij oude patronen langzamerhand opzij worden geschoven. Zelfsturing is een kernwoord voor 2012”.
 
Eén van de vragen die aan het eind open blijven is: “Blijven we bij de pakken neerzitten? Of herpakken we de kracht die in onze cultuur schuilt?”
De trendwatchers pleiten er aan het eind van hun betoog voor om 2012 te bestempelen als het jaar van de ‘verbinding’. Dat spreekt mij wel aan. Voor mij is dan de kernvraag, of het gaat lukken om de verbinding te leggen tussen de kracht die in onze cultuur schuilt en de richting die  we als overheid én burgers steeds weer gezamenlijk zullen moeten kiezen.
Wauw, wat een uitdaging. Want wat schuilt er een kracht in ons eigen dorp Huizen, in onze regio, in ons land!
Ik krijg er weer helemaal energie van!

Mediasector van groot economisch belang voor hele regio

 

Afgelopen week maakten we kennis met gedeputeerde van Run, die vanuit de provincie Noord Holland verantwoordelijk is geworden voor economische zaken. Tot aan de verkiezingen heeft Jaap Bond deze portefeuille met veel enthousiasme invulling gegeven. Hij stimuleerde dat de regiogemeenten in de Gooi en Vechtstreek hun bijdragen aan economische ontwikkeling verviervoudigden en zette daar als provincie nog eens het dubbele bedrag tegenover. Dit bedrag, samen met een bijdrage vanuit de Kamer van Koophandel, was opgeteld ca. 1 miljoen euro per jaar, waarvan dus ca. 500.000 euro afkomstig was van de provincie Noord Holland. Door die bijdragen zijn we als regio in staat geweest om innovatie in de voor ons meest belangrijke sectoren een enorme impuls te geven. Dat werd ook zichtbaar in de presentaties van de vier innovatieplatforms: media (iMMovator), Zorgeconomie (iZovator), Toerisme en recreatie (iTRovator) en innovatief ruimtegebruik op de bedrijventerreinen (iLocator). 

Het is nu, na de provinciale verkiezingen en de wisseling van gedeputeerde, weer even afwachten hoe de samenwerking met de provincie verder zal verlopen. Van Run was in ieder geval onder de indruk van wat er in onze regio allemaal tot stand is gebracht. Toch wilde hij in dit stadium geen enkele toezegging doen over de voortzetting van de (financiële) steun vanuit de provincie. 

Na de presentaties van de bereikte resultaten tot nu toe, was er tijd voor een heuse bezichtiging van het mediapark. We deden dit in een soort ’treintje’, de zogenaamde ‘Hillywood express’. Een aanrader om deze rondleiding eens te ondergaan. Voor ons gezelschap (wethouders uit de regiogemeenten, directeuren van innovatieplatforms, gedeputeerde en ambtenaren van Gewest en Provincie) was het een verkorte versie van een half uur, maar normaal duurt deze tour een uur en worden tal van interessante plekken in het mediapark bezocht, waaronder ook studio’s, een enorme ondergrondse ruimte met decorstukken en nog veel meer. 

Directeuren van innovatieplatforms en wethouders uit regiogemeenten in de 'Hillywood-express'

Na dit interessante intermezzo werd door de directeur van het Mediapark een presentatie gegeven over de ontwikkeling van het Mediapark in de afgelopen jaren. Hieruit bleek vooral het belang van een goede samenwerking (én focus!) van overheid (in dit geval de provincie Noord Holland en de gemeente Hilversum) en bedrijfsleven.

Daarna volgde een presentatie over het economisch belang van de mediasector voor onze regio. De cijfers (uit de recente cross-media monitor 2010-2011) liegen er niet om. Van de 106.000 werkzame personen in onze regio vinden 60.000 mensen een baan in de eigen regio. 46.000 mensen pendelen dus naar buiten de regio, vooral naar Amsterdam. Echter, bovenop die 60.000 mensen werken hier ook nog eens 20.000 mensen die direct buiten onze regio wonen (in de zogenaamde Metropoolregio Amsterdam) en aan 46.000 mensen uit de rest van Nederland. Er gaan dus dagelijks meer mensen onze regio in dan uit! De Gooi en Vechtstreek biedt daarmee, in vergelijking tot omliggende steden, aan veel mensen van buiten de regio een baan. De mediasector speelt hierin een heel belangrijke rol!

Uit onze regio werkt één op de acht werkzame personen die woonachtig zijn in overige gemeenten van de Gooi en Vechtstreek in Hilversum. Gemeenten die dichtbij Hilversum liggen scoren wel wat hoger (15 tot 20%) dan bijvoorbeeld Huizen. Vanuit Huizen werkt 11% van de beroepsbevoling in Hilversum. Met deze cijfers is in ieder geval het enorme regionale belang van de mediasector goed weer te geven. Er is ons dus als regiogemeenten alles aan gelegen om een sterke mediasector in onze regio te behouden. Daarnaast willen we de beschikbare kennis binnen de mediasector (in de brede zin des woords) ook beter gaan benutten voor innovatieve toepassingen in andere sectoren, zoals zorg en toerisme.   

V.l.n.r.: Gaston Crolla (KvK); Jan Rensen (wethouder Hilversum) en Jan van Run (gedeputeerde prov. NH)

Samenwerking in de regio

Vandaag hebben we als negen regiogemeenten (raadsleden, wethouders, burgemeesters en ambtenaren) uitvoerig gediscussieerd over de gewenste regionale samenwerking.

Aan deze discussie is een uitvoerig proces vooraf gegaan, waarin -onder leiding van Ben Hammer (oud wethouder van Hilversum en oud DB lid van het Gewest)- een rapport is opgesteld met concrete aanbevelingen voor regionale samenwerking. Sommige politieke partijen, waaronder ook het CDA, hebben hier regionale bijeenkomsten voor georganiseerd, om te bezien in hoeverre op partijniveau een eenduidig standpunt over de noodzakelijke c.q. gewenste regionale samenwerking kon worden gevonden.

regionale CDA bijeenkomst ter voorbereiding van 20 mei
Vandaag was het dan zover. Een echte “Gooise landdag”, om in termen van Hans Hillen te blijven. Wat opviel was de goede sfeer, waarin de onderlinge discussie plaats vond. Diverse thema’s passeerden de revu.
Hoewel het lastig is om nu al conclusies te trekken uit wat er allemaal is gewisseld vandaag, vielen een paar zaken wel op.
a. Er is bij alle partijen een gevoel van urgentie voor regionale samenwerking. Bij kleinere gemeenten is dit overigens wel meer dan bij (middel)grote gemeenten, zeker met het oog op de overheveling van nieuwe taken vanuit het rijk naar gemeenten;
b. De bestaande uitvoerende diensten van het Gewest (GAD, GGD, RAV) worden zeer gewaardeerd en staan dus ook niet ter discussie;
c. Voor overige beleidsterreinen is er behoefte aan een duidelijke regionale agenda, waar gemeenteraden ‘kaderstellend’ in zijn;
d. Er is behoefte aan een betere ‘democratische legitimatie’ van de besluitvorming in het Gewest.  Het huidige AB voorziet daar onvoldoende in.
e. Communicatie blijft een sleutelwoord. Hoe communiceren we als Gewestelijke organisatie met de gemeenten en hoe ontvankelijk zijn die gemeenten voor communicatie vanuit het Gewest.

Bestuurlijk trekker van dit dossier (wethouder Jan Rensen uit Hilversum) gaf bij het afsluiten van de bijeenkomst aan dat het Dagelijks Bestuur van het Gewest op basis van het rapport én alles wat daarover vandaag is gewisseld op korte termijn met nadere voorstellen zal komen. Ik ben van mening dat er veel kansen liggen voor gemeenten om een aantal zaken die op regionaal niveau spelen ook écht goed met elkaar te organiseren.  

Samenwerking in het Gewest

In de afgelopen week werd door Ben Hammer (voormalig wethouder Hilversum en nu in de hoedanigheid van voorzitter van de klankbordgroep herijking Gewest) een rapport gepresenteerd aan Ernst Bakker, voorzitter van het Gewest Gooi en Vechtstreek. In het rapport staan een groot aantal aanbevelingen voor een effectieve en efficiënte samenwerking van de negen gemeenten (Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren) binnen het Gewest Gooi en Vechtstreek.

Het rapport is zorvuldig voorbereid door o.a. leden van het Algemeen Bestuur van het Gewest (raadsleden en wethouders) ambtenaren en enkele extern betrokkenen bij het Gewest. Het rapport is in de afgelopen week alleen aangeboden en toegelicht. Het is nu de bedoeling dat gemeenten het rapport gaan bestuderen. Daarna volgt een inhoudelijke discussie tijdens een regionale bijeenkomst op 20 mei. Nol van de Helm en Liesbet Tijhaar waren namens Huizen als leden van het AB van het Gewest en als lid van de klankbordgroep nauw bij de voorbereidingen van het rapport betrokken.  Nol van de Helm  gaat de commissie Algemeen Bestuur en Middelen (ABM) van de gemeente Huizen a.s. donderdag dan ook informeren over de hoofdlijnen uit het rapport.

Ik merk dagelijks in mijn werkzaamheden hoe belangrijk het is om als gemeenten met elkaar samen te werken. Het levert veel kennisuitwisseling op en het voorkomt dat we steeds ieder voor zich weer het wiel uit moeten vinden. Toch moeten we mijns inziens altijd kritisch blijven in de keuzes die wij m.b.t. samenwerking maken. Ik ben van mening dat samenwerking de gemeente Huizen ófwel kwaliteitswinst, ófwel een kostenbesparing moet opleveren en het liefst allebei. Het rapport dat nu voorligt biedt mijns inziens genoeg mogelijkheden om daar werk van te maken.