Welcome to Just another Jupiter X Template. This is your first post. Edit or delete it, then start blogging!
Tafel casuïstiek
Het programma ‘gemeenten van de toekomst’, gecoördineerd door het ministerie van BZK, ondersteunt gemeenten bij de drie decentralisaties in het sociale domein. Eén van de projecten in dit programma is de zogenaamde ‘Tafel casuïstiek’. Het idee hiervoor ontstond toen vanuit de verschillende ministeries de vraag kwam, hoe zij -na decentralisatie van taken naar gemeenten- de zogenaamde ‘systeemverantwoordelijkheid van het rijk’ zouden moeten invullen. Vanuit mijn persoonlijke overtuiging moeten we in het sociale domein nooit denken vanuit systemen, maar altijd beginnen bij de problemen (en mogelijkheden) van de mensen waar het om gaat. Daarom heb ik graag ingestemd met het voorzitterschap van de ‘Tafel casuïstiek’.
Duidelijk is dat onze inwoners zichzelf niet in ‘hokjes’ laten indelen. Hen maakt het niet uit of oplossingen voor hun sociaal-maatschappelijke problemen nu vanuit de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet worden bereikt, als er maar een oplossing komt. Vanuit het perspectief van onze inwoners is dus een integrale, levensbrede aanpak van groot belang.
Behalve de noodzaak om als gemeenten vooral zélf ook integraal te werken is er, vanuit onze inwoners bezien, ook een noodzaak om dat samen te doen met partijen die op andere domeinen werkzaam zijn. We hebben in dit land een behoorlijk complex systeem bedacht voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Er is -naast de bovengenoemde drie wetten waarvan de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, ook nog een wet langdurige zorg (WLZ) waar het zorgkantoor over gaat, een zorgverzekeringswet, waarvan de uitvoering bij zorgverzekeraars ligt en zo kan ik op tal van aanpalende domeinen nog wel even doorgaan. Ieder wettelijk systeem en iedere uitvoeringsinstantie heeft een eigen dynamiek. De uitvoering is overal anders. De enige constante factor is de betreffende inwoner die met verschillende wettelijke systemen te maken krijgt. Mijn droom is dan ook, dat de concrete situatie van die inwoner (in andere systemen heet hij of zij cliënt of patiënt) centraal komt te staan en dat alle betrokken organisaties en systemen daaraan dienend zijn.
Tijdens de tafel casuïstiek brengen wethouders situaties ter sprake, waar hun inwoners tegenaan lopen en die mogelijk te wijten zijn aan weeffouten in het systeem. De eerste Tafel Casuïstiek heeft inmiddels plaatsgevonden in Utrecht. Er waren wethouders aanwezig uit Utrecht, Apeldoorn, Almere, Venray, Geldrop Mierlo, Meppel en Westerveld en er was ambtelijke ondersteuning vanuit de ministeries die het dichtst betrokken waren bij de ingebrachte casuïstiek, namelijk vanuit VWS, BZK en de VNG. De bijeenkomst werd uitstekend begeleid door het bureau WagenaarHoes.
Twee concrete situaties kwamen aan de orde. In de eerste situatie (casus) ging het om een moeder die haar gehandicapte kind thuis wil blijven verzorgen, maar ertegenaan loopt dat er voor haar kind, gezien de aard van de problematiek, in de eigen regio geen passende mogelijkheden zijn voor respijtzorg, waardoor zij overbelast raakt, haar andere dochter psychische problemen krijgt en een (overigens ook veel duurdere) opname van het gehandicapte kind in een zorginstelling noodzakelijk wordt.
Uit het gesprek dat op deze casus volgde werden een paar zaken duidelijk. Zo blijkt dat niet altijd duidelijk is welk belang we nu eigenlijk centraal stellen. Gaat het om het belang van het kind of om het belang van de moeder? En hoe verhouden die belangen zich met het belang van het andere kind in het gezin? Ook werd bij de bespreking van deze casus heel duidelijk hoe belangrijk het is om écht breed te kijken. Zo werd na enig doorvragen aan de gemeente die de casus had ingebracht duidelijk dat de overbelasting van de moeder niet alleen een ‘zorgprobleem’ was, maar ook een volkshuisvestelijk probleem (geen passende woning) en een financieel probleem (schulden). Aan de orde kwam hier hoe belangrijk preventief en signalerend werken is. In deze casus had -bij veel eerdere signalering- overbelasting van het gezin mogelijk kunnen worden voorkomen door in een veel vroegere fase met de moeder over verschillende toekomstscenario’s te spreken en daarbij grenzen van wat nog wenselijk (en haalbaar) is af te tasten. We constateerden dat in deze casus niet zozeer sprake was van een ‘systeemfout’, maar dat er vooral leerpunten waren voor ons als gemeenten. Niet alles hoeft primair in de zorg te worden opgelost. Maar voor een bredere benadering hebben we wel gemeenteambtenaren nodig met de juiste competenties, kennis, repertoire en mindset.
Een tweede casus ging over een oude man, met de spierziekte ALS. Met hulp van de partner, de kinderen en de eigen sociale omgeving, aangevuld met huishoudelijke hulp en begeleiding, een woonunit en een tillift vanuit de gemeente en persoonlijke verzorging vanuit de zorgverzekeraar lukte het deze man om zelfstandig thuis te blijven wonen. Toen de zorginstelling een WLZ indicatie aanvroeg (en deze ook werd toegekend) bleek dat het aantal uren zorg dat binnen deze indicatie beschikbaar kwam fors lager was dan de uren die nodig waren om thuis te blijven wonen. Afzien van de WLZ beschikking was echter geen optie meer, want daar wilde de zorgverzekeraar (die dan voor de kosten van de persoonlijke verzorging zou blijven opdraaien) niet aan meewerken. Het moment van omslag naar een terminale situatie (reden voor intensieve thuiszorg) is bij ALS helaas moeilijk vast te stellen. De enige (formele) oplossing was dus opname in een verpleeghuis. Iets wat (macro-economisch gezien) helemaal niet goedkoper is en wat dit gezin nu juist zo graag had willen voorkomen.
Uit het gesprek over deze casus kwam naar voren dat het opmerkelijk is dat juist zorgaanbieders aandrongen op het aanvragen van een WLZ indicatie. Het was toch gewoon goed geregeld rond dit gezin totdat dit gebeurde? Dit wordt in meerdere gemeenten herkend. De WLZ geeft zorgaanbieders meer zekerheid dan de Wmo en dat geeft dus niet altijd een juiste prikkel. Op zichzelf zou de WLZ hier wel passend zijn, maar uit deze casus blijkt dan wél een systeemfout. Natuurlijk willen we in de zorg grenzen aanbrengen, om de zorg voor iedereen beschikbaar en betaalbaar te houden. Maar -zoals blijkt uit deze casus- zijn er ook effecten, die natuurlijk nooit de bedoeling van de wetgever geweest kunnen zijn. Om die reden is aan het ministerie van VWS gevraagd om de mogelijkheid van een ‘hardheidsclausule’ in de WLZ te onderzoeken, waar gemeenten in dit soort uitzonderlijke situaties een beroep op zouden kunnen doen. Ook wordt onderzocht welke ruimte aan zorgkantoren kan worden gegeven om tijdelijk intensieve zorg in te zetten om de gezinssituatie in tact te laten blijven.
Ik ben erg enthousiast over deze aanpak en dat werd door mijn collega’s en de aanwezige ambtenaren gedeeld. Gewoon goed kijken naar wat er met inwoners gebeurt en vandaaruit het gesprek met het Rijk aangaan en samen zoeken naar concrete en werkbare oplossingen. Daar gaat het hier om. Een volgende ‘Tafel casuïstiek’ is al weer gepland. We willen dan proberen om casuïstiek te bespreken die voor nog grotere groepen mensen relevant is. Wat ik geleerd heb is dat niet alles wat mis gaat komt door ‘systeemfouten’ of door fouten van anderen. We moeten helaas vaststellen dat onze inwoners ook last hebben van onze eigen gemeentelijke regels en soms ook aan het tekortschieten in een echte integrale benadering. We moeten dus zelf ook de bereidheid hebben om daar iets aan te doen. Soms hebben we echter andere organisaties (of de ministeries) nodig om systeemaanpassingen te doen, waarmee we tot écht duurzame oplossingen voor onze inwoners kunnen komen.
Inclusieve arbeidsmarkt
Het lijkt bijna onrealistisch: binnen 10 jaar moeten er in onze regio 1462 banen bijkomen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat zijn er bijna 150 per jaar. En toch gaan we daarvoor, omdat we het onacceptabel vinden dat mensen vanwege een arbeidsbeperking aan de kant staan. Iedereen die (deels) een eigen inkomen kan verdienen hoort mee te kunnen doen op de arbeidsmarkt en ook mensen met een arbeidsbeperking moeten dus in staat gesteld worden om hun talenten in te zetten. Dat geldt zeker ook voor mensen met een Wajong uitkering en voor mensen in de sociale werkvoorziening. Juist ook voor hen willen we een zogenaamde ‘inclusieve arbeidsmarkt’ realiseren. Dat is een arbeidsmarkt die hen niet uitsluit, maar juist opneemt. Op vrijdag 6 maart tekenen we daarom als tien gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek een ‘convenant inclusieve arbeidsmarkt’, samen met UWV, werkgevers-, werknemers- en onderwijsorganisaties.
Banenafspraak
In 2013 hebben de sociale partners en het kabinet op nationaal niveau in het Sociaal Akkoord een banenafspraak gemaakt, met als doel om in ons land 125.000 mensen met een arbeidsbeperking aan werk te helpen. Voor onze regio betekent dit concreet dat we voor deze mensen 1462 banen in tien jaar tijd moeten realiseren. Als overheid moeten we zelf voor 212 van die banen zorgen. De andere 1250 banen moeten door de bedrijven in onze regio worden gerealiseerd.
Werkkamer Gooi en Vechtstreek
In de afgelopen maanden is hard gewerkt aan de oprichting van een ‘Werkkamer’, waarin we als gemeenten samen met UWV, werkgeversorganisaties (VNO, NCW West en MKB Nederland), werknemersorganisaties (FNV en CNV) en onderwijs (ROC-Amsterdam, college Hilversum) niet alleen ieder voor zich aan de slag gaan, maar ook samen de krachten bundelen bij het uitvoeren van concrete acties die moeten leiden tot de realisatie van de banenafspraak. Voorzitter van de Werkkamer is de Hilversumse wethouder Arjo Klamer. Namens de regiogemeenten (Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren) hebben de Hilversumse wethouder Wimar Jaeger (namens de wethouders met de portefeuille economie) en ikzelf (namens de wethouders met de portefeuille sociaal domein) er zitting in, maar uiteraard werken alle wethouders ook zelf in de eigen gemeente keihard mee aan het realiseren van de banenafspraak. Saloua Chaara is namens de regio Gooi en Vechtstreek secretaris van de werkkamer.
Hoe gaan we dat aanpakken?
De werkkamer gaat er allereerst voor zorgen dat we in onze regio duidelijke informatie geven aan werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst willen nemen. Voor hen moet het heel overzichtelijk zijn wat daarvoor de regels zijn en zij mogen beslist geen last meer hebben van allerlei bureaucratisch gedoe. Dat moeten we hen dus uit handen nemen. Ook moet heel duidelijk zijn voor werkgevers bij wie zij moeten zijn als zij mensen met een arbeidsbeperking in dienst willen nemen. Gemeenten en Tomin werken daarin al samen, maar ook met het UWV moeten afspraken worden gemaakt, zodat het voor werkgevers straks niet meer uitmaakt met wie zij te maken hebben, omdat de dienstverlening vanuit gemeenten/Tomin en vanuit UWV hetzelfde is.
Belangrijk speerpunt
Ik vind het een enorme klus, waar we aan begonnen zijn. Maar ik vind dit wel één van de belangrijkste speerpunten voor de komende jaren. De kwaliteit van onze samenleving staat of valt wat mij betreft met de mate waarin we als samenleving bereid zijn om iedereen een kans te geven om naar vermogen aan de samenleving mee te doen. In Huizen onderzoekt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingen (RMO) momenteel welke initiatieven er in Huizen al zijn. We willen bedrijven en organisaties die de inclusieve samenleving zichtbaar maken in het zonnetje zetten en daarmee ook andere bedrijven en organisaties enthousiasmeren. Maar ik vind het ook heel belangrijk om de mensen die het betreft zichtbaar te maken. Als werkgevers zien wat voor prachtige mensen dit zijn en met hoeveel passie en motivatie zij hun werk doen, dan heb ik er alle vertrouwen in dat we vooroordelen kunnen wegnemen en heel veel werkgevers over de streep zullen trekken!
Schuldhulpverlening in Huizen
Donderdag las ik in het Nieuwsblad voor Huizen de kop ‘Raad schrikt van belabberde staat schuldhulpverlening’. Ik herkende deze uitspraak van PvdA raadslid Margot Leeuwin en die was absoluut niet representatief voor de rest van de Raad. Niet verbazend overigens, want Huizen heeft geen wachtlijsten voor schuldhulpverlening en heeft vergeleken met de rest van Nederland 5 tot 6 % betere slagingspercentages van schuldhulpverlening. De ambitieuze doelstelling die de Raad gesteld heeft is dat 70% van alle mensen een schuldhulpverleningstraject positief afrondt. Dat is in werkelijkheid nu 73%. Niet bepaald belabberd dus, integendeel. En zeker geen reden om mij op te winden over één raadslid dat zich kennelijk met dit soort boude uitspraken politiek wil profileren. Tenminste, dat was donderdagochtend mijn eerste reactie.
Verbeterpunten
Wat is er nu precies aan de hand? In opdracht van de Rekenkamercommissie Huizen heeft het Verwey Jonker Instituut onderzoek gedaan naar de schuldhulpverlening in Huizen. De onderzoekers geven in het eindrapport aan, dat naast bovengenoemde positieve punten nadrukkelijk is gezocht naar verbeterpunten. En over die verbeterpunten gaat het in het rapport. Op hoofdlijnen gaat het dan om de volgende zaken:
- De resultaten van schuldhulpverlening zouden duidelijker in beeld gebracht moeten worden, zodat de Raad daarop beter kan sturen.
- De kosten voor schuldhulpverlening zijn in Huizen relatief hoog, vergeleken met andere gemeenten.
- Er moeten duidelijke afspraken op schrift gesteld worden m.b.t. privacy.
- We zouden meer kunnen doen aan signalering en preventie, vooral als het gaat om schulden onder jongeren en ZZP-ers en schulden bij mensen die zich niet zelf bij de gemeente melden.
- Er zijn afspraken nodig voor verbetering van prestaties van de Kredietbank.
- Er moet meer aandacht komen voor nazorg.
Het is goed dat de Rekenkamercommissie gedegen onderzoek laat doen naar de uitvoeringspraktijk en ook verbeterpunten in kaart brengt. Daar is de Rekenkamercommissie ook voor bedoeld. Naar aanleiding van dit rapport heeft het College dan ook laten weten met de aanbevelingen aan de slag te zullen gaan.
In de commissievergadering van dinsdag 3 maart heb ik uitgelegd dat het rapport gaat over de periode tot 1 januari 2014. Sindsdien zijn de afspraken met de Kredietbank al aangescherpt en zijn er ook nieuwe afspraken over preventie gemaakt met o.a. de woningbouwcorporatie (Alliantie). N.a.v. vragen van de SGP fractie is ook afgesproken om in gesprek te gaan met het Leger des Heils over hun specifieke preventieproject. Een ‘schuldhulpbankje’ zoals het rapport suggereert hebben we trouwens nooit gehad in Huizen. Voorheen moesten mensen daarvoor naar de sociale dienst en ik begrijp dat één van de geïnterviewden dit heeft gevoeld alsof iedereen aan de buitenkant kon zien waarvoor hij of zij kwam. Intussen is de sociale dienst opgeheven en is er nog maar één loket maatschappelijke zaken. Het is dus niet zichtbaar of mensen komen voor een uitkering, een traplift of schuldhulpverlening. Een aantal aanbevelingen zijn dus vorig jaar al ter hand genomen, voordat het rapport uitkwam. Toen het rapport er eind vorig jaar lag heb ik dit besproken in het bestuur van het Fonds Bijzondere Noden en is er besloten om weer een keer een ‘netwerkbijeenkomst’ te organiseren met partijen met wie wij bij de schuldhulpverlening en armoedebestrijding samenwerken. Die netwerkbijeenkomst vond donderdag 5 maart plaats.
Schaamte
Tijdens de netwerkbijeenkomst is intensief gesproken over de ervaringen van organisaties die zich in Huizen dagelijks bezig houden met schuldenproblematiek. Aanwezig waren o.a. Amaris maatschappelijk werk, Fonds Bijzondere Noden, schuldhulpmaatjes (Tolvrij), Humanitas, de Alliantie, Vluchtelingenwerk en een gemeentelijk consulent. Stuk voor stuk mensen die zich met hart en ziel inzetten voor mensen met problematische schulden. Ik was (opnieuw) diep onder de indruk van het werk dat zij doen. Samen hebben we gesproken over problemen waar zij tegenaan lopen en er werden goede suggesties gedaan voor oplossingen daarvoor. Deze mensen begrepen niets van de kop in de krant en hoewel ik hen heb uitgelegd dat het alleen maar politiek profileren van één raadslid was, heb ik mij daar in hun richting toch diep voor geschaamd.
Vanochtend was ik in gesprek was met één van de twee teamleiders maatschappelijke zaken. Het ging over een inwoner van onze gemeente, die door eigen toedoen in de schulden was geraakt, maar nu wel erg diep in de narigheid zat. Haar medewerker had deze inwoner een voorschot gegeven, zodat hij zijn huur kon doorbetalen en ook wat leefgeld had. Intussen wordt er hard gewerkt aan een structurele oplossing. Naar aanleiding van dit gesprek vroeg deze teamleider mij naar die kop in de krant. Ze begreep er niets van: “We hebben geen wachtlijsten. We helpen iedereen, zelfs als zij voor de tweede of derde keer bij de gemeente aankloppen. Waar komt dit vandaan?” Opnieuw heb ik uitgelegd dat dit niets met de prestaties van haar team van doen had, maar dat het uitsluitend een ongenuanceerde uitspraak was van één raadslid.
Waar ik donderdagochtend nog schouderophalend kennis heb genomen van de uitspraken van Margot Leeuwin in de krant, ben ik er nu boos over, omdat ik mij realiseer wat dit betekent voor de mensen die zich totaal niet met politiek bezig houden, maar wel dagelijks intensief werken aan het helpen oplossen van schuldenproblematiek van onze inwoners. Als zij in de krant lezen dat de schuldhulpverlening in Huizen ‘belabberd’ is, dan doet dit iets met hen. En daarom kan ik het niet laten om hier een blog aan te wijden, al was het alleen maar om deze mensen te laten weten dat ik weet hoeveel goed werk zij doen met welke goede resultaten voor inwoners van Huizen in hele moeilijke situaties, dat ik volledig achter hen sta en dat ik het juist voor hen zo onrechtvaardig vind dat dit soort onterechte uitlatingen worden gedaan.
Oppositie nieuwe stijl
In de afgelopen jaren ben ik gewend geraakt aan kritische, maar altijd constructieve oppositie vanuit partijen als Dorpsbelangen Huizen, D66, Groen Links, ChristenUnie en SGP. Sinds vorig jaar zijn de politieke verhoudingen in Huizen anders. VVD, PvdA en Leefbaar Huizen vormen nu de oppositie en ik moet zeggen dat ik erg moet wennen aan de nieuwe stijl van oppositie voeren, die er kennelijk op gericht is om met stevige uitspraken de pers te halen, zonder enige verantwoordelijkheid te nemen voor de effecten die deze uitspraken kunnen hebben, of het nu om de belangen van de gemeente Huizen gaat, of om de organisaties of mensen die in onze gemeente werkzaam zijn. Ik weet niet goed hoe we in Huizen het tij moeten keren. Ik vrees dat we het er voorlopig mee moeten doen. Het enige dat we kunnen doen, is iedere keer maar weer duidelijk uitleggen hoe het écht zit.
Nieuwe rekentool VNG niet geschikt voor schuldenvrij Huizen
Recent heeft de VNG een rekentool ontwikkeld, waarmee gemeenten zicht krijgen op de risico’s die zij lopen door in het verleden aangegane leningen. Lange tijd was het heel gewoon dat gemeenten schulden maakten. Maar inmiddels is wel duidelijk geworden dat de toekomst minder rooskleurig uitgepakt heeft dan bij het aangaan van die schulden was verwacht. De rekentool van de VNG geeft gemeenten met schulden nu de mogelijkheid om hier beter zicht op te krijgen en om daarmee ook een realistisch beeld van hun begrotingspositie te schetsen.
Ambtenaren van onze gemeente reisden ook af naar den Haag, om te bezien of de nieuwe rekentool ook voor Huizen relevant zou kunnen zijn. Dat bleek niet het geval. Slechts enkele gemeenten in ons land, waaronder ook Huizen, hebben namelijk geen schulden. En voor die gemeenten heeft de rekentool dus geen toegevoegde waarde.
Het is geen kwestie van ‘geluk’ dat onze gemeente zich in deze positie bevindt. Soms wordt dat wel gedacht. Immers, de gemeente Huizen kon door groeigemeente te zijn veel geld verdienen met grondverkopen? Ook zijn er andere meevallers geweest in het verleden, zoals o.a. de uitkering van de aandelen van NUON.
Maar veel andere gemeenten hadden diezelfde meevallers en horen nu toch tot de gemeenten met schulden. Kenmerkend voor Huizen is de begrotingsdiscipline, die de afgelopen 30 jaar in Huizen strict heeft gegolden. We gaven niet meer uit dan er binnenkwam. We hielden zelfs ieder jaar een beetje over. En als je 30 jaar lang 1 tot 2 miljoen over weet te houden, dan groeit vanzelf het vermogen.
Intussen werden de gespaarde gelden ingezet voor infrastructuur, sport en recreatie, bibliotheek, scholen etc. Zaken die Huizen tot een mooie gemeente maken waar het prettig wonen, werken en recreëren is.
Ook in de afgelopen jaren hebben wij vastgehouden aan de ‘Huizer aanpak’. Als wethouder financiën mag ik mij gelukkig prijzen met een financiële afdeling, die hierover ook goed adviseert. Zuinig zijn, voorzichtig met middelen omgaan, maar wel doen wat nodig is. Dat is de consistente lijn in Huizen.
We zullen die discipline ook de komende jaren moeten volhouden, als de begroting van de gemeente zal verdubbelen door de taken die er in het sociale domein bijkomen. Voor aanloop en implementatiekosten voor deze nieuwe taken hebben we al wel extra middelen vrijgemaakt uit het overschot van de jaarrekening 2012. Ook hebben we ons zelf opgelegd om de nieuwe taken uit te gaan voeren met de middelen die overkomen van het rijk. Dat betekent dat we na 2015, met minder middelen dan nu, toch goede en passende ondersteuning zullen moeten bieden aan mensen die dit nodig hebben. De inmiddels in Huizen beproefde vraaggestuurde aanpak, waarbij niet het aanbod wordt gesubsidieerd, maar de behoefte van burgers wordt gefaciliteerd, zal daarvoor worden voortgezet.
Huizen hoogste waardering voor uitvoering WOZ
Het wordt onze gemeente wel eens verweten dat we altijd graag ‘het beste jongetje van de klas’ willen zijn. Soms past ons een wat bescheidener opstelling. Maar soms zijn we ook gewoon de beste, zoals bijvoorbeeld als het gaat om de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Naar het oordeel van de Waarderingskamer, die controles uitvoert op o.a. de kwaliteit van de bestanden en de uitgevoerde taxaties, heeft de gemeente Huizen het predicaat ‘meerjarig goed’. Dat is de hoogste waardering die door de waarderingskamer kan worden toegekend.
Vandaag werd ik door collega Tijhaar geattendeerd op het artikel in de Gooi en Eemlander met als kop: ‘Gemeenten onder toezicht’. In dit artikel staat welke gemeenten in onze regio onder verscherpt toezicht van de waarderingskamer komen te staan en welke gemeenten in onze regio qua waardering in de betere categorieën vallen. Uit dit artikel blijkt dat geen enkele gemeente in onze regio de hoogste waardering ‘meerjarig goed’ heeft gekregen. Huizen is in dit geval dus echt koploper.
Toch jammer dat goed nieuws meestal de media niet haalt. Daar gebruik ik dan maar mijn weblog voor, al was het maar om ook mijn waardering uit te spreken voor ons team belastingen, dat door heel hard werken met beperkte menskracht, maar met grote gedrevenheid en verantwoordelijkheidsgevoel, dit mooie resultaat voor onze gemeente nu al jarenlang neer weet te zetten.
Zuinige gemeenten willen compensatie voor schatkistbankieren
Op 4 april a.s. heeft de Vaste Commissie voor Financiën in de Tweede Kamer een overleg met de minister van financiën over het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden. Materieel zal deze wet de meeste gemeenten niet raken. Maar voor enkele gemeenten, waaronder Huizen, die in het verleden een prudent financieel beleid hebben gevoerd, gaan juist wel vol de gevolgen van dit wetsvoorstel ondervinden.
Wij hebben eerder al principiële bezwaren tegen deze wet ingediend, maar beseffen dat dit de invoering hoogstwaarschijnlijk niet zal tegenhouden. Daarom vragen wij nu in een brief aan de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer om de invoering zorgvuldig te doen.
Eén van hoofdpunten waar wij ons zorgen over maken, is de naleving van artikel 2 Financiële verhoudingswet. Door het verplicht schatkistbankieren gaan wij – de kleine groep van ca. 15 gemeenten die geen netto schulden heeft – op onze liquide middelen een rendementsverlies leiden van ca. 2%. Dat heeft voor gemeenten van onze omvang behoorlijke gevolgen voor de begroting. Zo vervalt bijvoorbeeld bij de gemeente Huizen door de maatregel de dekking van reguliere begrotingsuitgaven ter grootte van 2% van het begrotingstotaal. Afzien van een vergoeding door het rijk voor deze inkomstenderving betekent voor de gemeente Huizen 1,46 miljoen euro aan extra bezuinigingen bovenop de andere forse kortingen op overdrachten van het rijk aan gemeenten. Soortgelijke effecten doen zich voor bij alle onderstaande gemeenten.
Dat zou lijken op een straf voor ons als kleine groep gemeenten vanwege het zuinig gedrag en behoedzaam begroten, terwijl dat juist tot voorbeeld zou moeten dienen.
Wij zien in de Memorie van Toelichting geen passage waarin staat dat deze derving aan inkomsten, die het gevolg is van een wijziging van het rijksbeleid, aan ons wordt vergoed. Ondanks dat het lagere rendement wel door het kabinet wordt erkend. En ook de Raad van State heeft gewezen op het vergoeden van de gederfde inkomsten aan decentrale overheden als gevolg van deze wet. De VNG heeft berekend dat het totale verlies voor onze gemeenten op termijn structureel 25 miljoen euro bedraagt. Wij vragen in onze brief aan de Tweede Kamerleden om er bij de minister op aan te dringen deze derving aan inkomsten in kaart te brengen en aan de gemeenten die het betreft, te vergoeden. Dekking kan worden gevonden door de door het kabinet zelf op pag. 9 van de Memorie van Toelichting aangegeven extra inkomsten die het kabinet krijgt doordat een lagere rente hoeft te worden betaald op door het kabinet aangegane leningen.
De brief is woendag verzonden vanuit de gemeente Huizen. Mede ondertekenaars van deze brief zijn de wethouders financiën van de gemeenten:
Beek, Brielle, Ermelo, Giessenlanden, Haaren, Leusden, Maasgouw, Ouder-Amstel, Ouderkerk, Rozendaal, Staphorst en Vlagtwedde
Huizen niet akkoord met financieel onderhandelingsresultaat VNG
In de afgelopen week hebben we als College van Huizen besloten om niet akkoord te gaan met het bereikte onderhandelaarsakkoord tussen VNG, IPO en de Unie van Waterschappen met een kabinetsdelegatie van de ministers Dijsselbloem, Plasterk en staatssecretaris Weekers. In het navolgende citeer ik uit de argumentatie hiervoor in het collegevoorstel.
Voor gemeenten, provincies en waterschappen spelen momenteel drie financiële dossiers welke stuk voor stuk van grote invloed zijn op de (financiële) huishouding van genoemde medeoverheden. Het gaat hierbij om de wet houdbare overheidsfinanciën het schatkistbankieren en het BTW compensatiefonds.
Tussen vertegenwoordigers van de rijksoverheid en de genoemde medeoverheden is nu een onderhandelaarsakkoord bereikt. De VNG spreekt over een akkoord over de financiën van de decentrale overheden in deze kabinetsperiode. Belangrijke kanttekening hierbij is dat nu gaat om een pakketafspraak op de drie genoemde dossiers en b.v. niet om de effecten van de decentralisaties en de doorwerking van de rijksbezuinigingen naar de algemene uitkering.
Wet Houdbare Overheidsfinanciën
In Europees verband heeft de Nederlandse overheid afspraken gemaakt over de ontwikkeling (lees beperking) van het Emu-tekort en de schuld van de overheid. Een gevolg van deze afspraken is dat ook van de mede-overheden een bijdrage wordt verwacht in het terugdringen van het emu-tekort; deze bijdrage zou dan gelijkwaardig moeten zijn. Hier wringt dan gelijk de schoen omdat voor het rijk het kasstelsel wordt gehanteerd voor bepaling van de begrotingspositie en voor de gemeenten het stelsel van lasten en baten. Zo kan een gemeente zijn financiën keurig op orde hebben en toch worden aangesproken op een landelijk tekort. De oorzaak hiervoor ligt dan in gedane investeringen, volgens het kasstelsel zijn dit eenmalige uitgaven die een gemeente dan in de rode cijfers doen belanden en volgens het stelsel van baten en lasten worden de lasten gespreid over de gebruiksduur van de gepleegde investering zonder dat een begroting hierdoor wordt ontwricht.
Voor Huizen ligt de zaak nog gecompliceerder omdat wij omvangrijke vrije (bestemmings) reserves hebben klaarstaan voor de realisatie van reeds geoormerkte voorzieningen. Dat deze reserves zijn gevormd uit overschotten uit het verleden en dus feitelijk geen tekorten veroorzaken valt met de rekenmethoden welke binnen de wet Hof worden gehanteerd helaas niet te beargumenteren.
Het overleg heeft er niet toe geleid dat de kern van de wet HOF is gewijzigd. Wel zijn er enkele kleinere tegemoetkomingen gedaan; zo is er wat meer investeringsruimte voor de periode tot en met 2017 en zullen de sancties gedurende deze kabinetsperiode niet worden toegepast alhoewel de mogelijkheid daartoe wel in de wet blijft staan.
Schatkistbankieren
Het regeerakkoord verplicht gemeenten hun middelen onder te brengen bij het rijk; hiermee wordt het zogenaamde schatkistbankieren feitelijk afgedwongen. Volgens de huidige wet Fido (financiering decentrale overheden ) kunnen de gemeenten zelf bepalen waar zij hun overtollige middelen stallen. Na de “ice-safe” affaire zijn aan deze beleggingen zodanig zware voorwaarden verbonden dat gesproken kan worden van veilige beleggingen. Dat er nu toch een maatregel komt waarbij de gemeentelijke autonomie op dit terrein wordt geschonden heeft dan ook minder te maken met risico’s wegnemen dan wel het op een makkelijke manier verkleinen van de rijksschuld door hier de gemeentelijke middelen rekenkundig op in mindering te brengen. Voor gemeenten is de uitkomst dat zij hun marktconforme rentevergoeding verliezen en genoegen moeten nemen met zeer bescheiden rijksvergoedingen. Het nadeel voor onze gemeente is eerder berekend op structureel € 1.500.000,- per jaar.
Resultaat van het overleg is dat de huidige wet intact blijft, met een tweetal toevoegingen. Allereerst zal het gemeenten mogelijk worden gemaakt aan andere overheden overtollige middelen uit te lenen; de betekenis hiervan is weliswaar positief doch qua betekenis beperkt in verhouding tot het becijferde nadeel van schatkistbankieren in zijn totaliteit. Verder wordt er een zogenaamde doelmatigheidsdrempel ingevoerd voor overtollige middelen welke dan niet onder het schatkistbankieren vallen; de omvang van deze drempel is in wezen symbolisch van omvang zodat we hier eigenlijk kunnen spreken van klein wisselgeld.
BTW compensatiefonds
Het BTW compensatiefonds zoals wij dat nu kennen dateert van 2003. De invoering ervan is destijds niet zonder slag of stoot verlopen omdat het nut er van niet door iedereen werd onderkend. Het argumenten van toen behelsden vooral dat er een betere afweging zou ontstaan tussen zelf doen en uitbesteden omdat de typische overheidsuitgaven niet onder de fiscale btw vielen. Het BCF kende overigens ook weer tal van uitzonderingen en de ondernemerstaken van de gemeente vielen dan weer wel onder de fiscale btw. Sinds de invoering is eigenlijk steeds discussie blijven bestaan over het bestaansrecht van het fonds. Inmiddels is het BCF overigens wel goed ingeburgerd in die zin dat de bedrijfsvoering, de administratieve organisatie en de diverse constructies afgestemd zijn op de huidige regelgeving.
Dat het BCF nu in discussie komt heeft wellicht een heel andere reden en wel het begrotingstekort van de rijksoverheid. De afschaffing van het BCF zou gepaard gaan met een overheveling van de middelen van dat fonds naar het gemeente- en provinciefonds met een gelijktijdige korting van € 550 miljoen.
Nu het BCF niet wordt afgeschaft blijft de korting op het gemeentefonds evenwel gehandhaafd en wordt ook de omvang van het BCF gemaximeerd. Dit alles doet toch vermoeden dat de beweegredenen op dit dossier vooral financieel van aard zijn. Voor Huizen betekent een en ander dat ook via deze route een korting op ons af komt van rond € 1 miljoen structureel.
Conclusie:
De kern van de oorspronkelijke voorstellen op de drie besproken dossiers is onverkort overeind gebleven, terwijl het eindresultaat niet onderhandelbaar is.
De bezwaren tegen de voorstellen zijn allereerst principieel; de gemeentelijke autonomie wordt fors aangetast op onderdelen als financieel beheer en investeringsvrijheid, ook als je de financiën wel op orde hebt. Daarnaast is er nu al sprake van forse budgettaire effecten, terwijl decentralisatie-effecten en kortingen op het gemeentefonds hier nog bij opgeteld moeten worden.
De onderhandelingen hebben zich beperkt tot slechts een deel van de problematiek en hadden b.v geen betrekking op efficiencykortingen bij decentralisaties binnen het sociale domein. Een integraal beeld van alle effecten ontbreekt en van een totaal akkoord is dus ook geen sprake.
Omdat verder de concessies welke verkregen zijn via de onderhandelingen als marginaal zijn aan te merken in verhouding tot wat de impact is van de maatregelen tot nu toe, heeft het college van Huizen besloten om niet in te stemmen met het onderhandelaarsakkoord. De resultaten van de onderhandelingen worden door de VNG momenteel in de vorm van een ledenraadpleging aan de gemeenten voorgelegd. Wij hebben de VNG inmiddels van ons standpunt op de hoogte gesteld.
Verplicht schatkistbankieren?
In de afgelopen week verscheen in de Staatscourant het bericht dat decentrale overheden al per 1 januari 2013 moeten ‘schatkistbankieren’. Dit houdt in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
Het verplicht ‘schatkistbankieren’ wordt ingevoerd voor gemeenten, provincies, waterschappen, en gemeenschappelijke regelingen. Dit heeft een positief effect op de omvang van de staatsschuld. Decentrale overheden krijgen een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. De komende maanden zal dit besluit verder worden uitgewerkt, waarbij de benodigde aanpassing in wet- en regelgeving zo spoedig mogelijk in gang wordt gezet.
Hoewel het er al een tijdje aan zat te komen zijn we in Huizen nogal geschrokken van de vaart die kennelijk achter dit onderdeel van het lenteakkoord wordt gezet. Voor Huizen (en vele andere gemeenten) betekent dit nogal wat. Hoewel het alleen om nieuwe afspraken gaat en langjarige beleggingen dus nog wel kunnen doorlopen, zal voor Huizen het totale effect van het verplichte ‘schatkistbankieren’ op termijn toch uitkomen op een structurele tegenvaller in onze begroting die varieert tussen de € 750.000 en € 1.250.000.
Ik vind dat we ons als gemeenten niet zonder meer moeten neerleggen bij eenzijdig vanuit het rijk bedachte plannen, die een vergaande inperking van gemeentelijke autonomie betekenen. Natuurlijk moeten overheden op alle niveau’s met elkaar samen de schouders zetten onder oplossingen die het beste zijn voor Nederland, maar die horen niet eenzijdig vanuit den Haag gedicteerd te worden.
Zoals helaas vaak het geval is, zijn ook nu weer de gemeenten die hun begroting netjes op orde hebben en die zuinig omgaan met gemeenschapsgeld, het meest de dupe van het verplichte ‘schatkistbankieren’. In Nederland gaat het om ongeveer 45 gemeenten, die door deze voorgenomen maatregel echt fors gedupeerd worden. Huizen hoort daar dus ook bij. Inmiddels heb ik contact gezocht met mijn collega wethouders van financiën in de meest gedupeerde gemeenten, om te bespreken hoe we gezamenlijk met deze voorgenomen maatregel moeten omgaan. Samen met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) die hierover ook al overleg met de provincies heeft gehad, willen we bezien wat we kunnen doen tegen de negatieve gevolgen van deze voorgenomen maatregel voor onze gemeenten. Het wrange is namelijk, dat die negatieve gevolgen voor gemeenten een onbedoeld neveneffect van de voorgenomen maatregel zijn. Maar daarin schuilt misschien ook een begin van een oplossing.
Begraaftarieven in Huizen
In de afgelopen week werd door een onderzoek van DELA de aandacht gevestigd op de begraaftarieven in Huizen, die het hoogste zouden zijn in Noord Holland en op drie na het hoogste in Nederland. Als je als wethouder financiën zoiets hoort, is dat reden om nog eens goed na te gaan hoe het nu precies zit. En al snel merk je dan dat in dit soort onderzoeken ‘appels met peren’ worden vergeleken.
Wat zijn de feiten?
In Huizen betalen mensen een bedrag van 5686 euro voor het gebruik van een graf voor een periode van 20 jaar, dat voor het begraven van maximaal drie personen kan worden benut. Na die 20 jaar kan het onderhoud van het graf door rechthebbenden steeds worden verlengd.
Dit bedrag is opgebouwd uit drie componenten, namelijk de kosten van het begraven, de grafrechten en de onderhoudskosten. De eerste twee componenten blijken in het algemeen overal vrijwel gelijk te zijn. Het verschil zit hem dus in de kosten voor het onderhoud. Hoe kan dit?
In Huizen wordt (binnen het totale bedrag van 5686 euro) een bedrag van 2900 euro betaald voor het onderhoud. Met dit bedrag wordt het onderhoud voor een periode van 20 jaar ‘afgekocht’. (Men mag desgewenst ook jaarlijks een bedrag voor onderhoud overmaken, maar dat komt niet vaak voor.) Dit betekent dus dat gemiddeld 145 euro per jaar voor onderhoud wordt betaald. Dit komt ongeveer overeen met drie uur werk per jaar.
Voor dit bedrag wordt niet alleen het graf onderhouden, maar wordt ook de begraafplaats als totaal onderhouden. Wij noemen dat in jargon: ‘een integraal tarief’. In gewone mensentaal: alle kosten van de begraafplaats zitten in dit tarief. Dat zijn dus ook bijvoorbeeld de kosten van het ruimen van de graven en de kosten van onderhoud van graven waar een eeuwigdurend recht op is gevestigd, maar ook de kosten van iedereen die zich op het gemeentehuis met de begraafplaats bezig houdt, van voorloper tot directeur. De manier waarop wij de kosten toerekenen is recent nog beoordeeld door het onafhankelijke bureau DHV in Amersfoort. Daaruit kwam naar voren dat de gemeente Huizen dit correct doet.
Veel gemeenten gaan anders om met de tarieven, zodat het lastig is om tarieven te vergelijken. Zo geldt bij veel gemeenten de regel, dat mensen ook zelf het graf mogen onderhouden. Dan wordt dit in mindering gebracht op het tarief. In Huizen hebben we daar niet voor gekozen, omdat de ervaring leert dat niet alle graven dan ook echt langdurig netjes worden onderhouden. Vaak verslapt na enige jaren de aandacht hiervoor, met als gevolg dat de begraafplaats rommelig wordt. In Huizen onderhouden we dus zowel het graf zelf, als de omgeving van het graf. Enige tijd geleden hebben we voorgesteld om het onderhoud van de graven te versoberen, door er alleen nog gras op te leggen en dus niet meer (de duurdere) vaste planten. Dit leidde bij diverse nabestaanden tot protesten, waarna dit plan werd teruggedraaid. Kennelijk willen onze burgers niet dat op de kwaliteit van de beplanting van de graven en het daarmee gemoeide onderhoud wordt bezuinigd.
Als we al die kosten netjes bij elkaar optellen, dan komen we overigens nog steeds niet uit met het bedrag dat we bij de burger in rekening brengen. Dat betekent dus dat iedere euro ook echt aan de begraafplaats wordt besteed en dat de gemeente er zelf ook nog geld bijlegt. Onze begraafplaatsen zijn momenteel 94% kostendekkend. En dan rekenen we niet eens de extra investeringen van ruim 1 miljoen euro mee, die op verzoek van de gemeenteraad enkele jaren geleden en ook recent nog gedaan zijn om de kwaliteit van de begraafplaatsen te verhogen en de paden te verharden. Die kosten zijn volledig voor rekening van de gemeente genomen en zijn dus niet verdisconteerd in de tarieven.
Daar waar in de afgelopen periode door veel gemeenten een enorme verhoging van de begraaftarieven is doorgevoerd, verhoogt de gemeente Huizen die tarieven uitsluitend met een inflatiecorrectie. Geen scherpe stijgingen dus, ondanks het feit dat de tarieven nog niet kostendekkend zijn.
Concluderend: In Huizen hebben we goed onderhouden begraafplaatsen, waarvoor we reële tarieven in rekening brengen. Een beleid dat zorgvuldig tot stand is gekomen en dat in de afgelopen jaren meerdere malen in de gemeenteraad is getoetst. Als wethouder financiën sta ik dan ook volledig achter de besluiten die hierover genomen zijn.