Afgelopen zaterdag woonde ik in Akersloot een bijeenkomst bij van de CDA bestuurdersvereniging in Noord Holland. Leuk om uit de hele provincie CDA burgemeesters, wethouders en raadsleden en statenleden te ontmoeten en interessant om te merken hoe eigenlijk vrijwel iedere gemeente worstelt met het nadenken over schaalvergroting.
Rien Fraanje, werkzaam bij Berenschot, hield een inleiding over “het huis van Thorbecke” want de staatsinrichting zoals we die nu kennen (Rijk, provincies, gemeenten) hebben we aan deze grote man te danken. Maar is zijn staatsinrichting in de 21e eeuw nog houdbaar? Als we bedenken dat er steden in de wereld zijn, die meer inwoners hebben dan heel Nederland, zijn we dan niet erg ingewikkeld aan het doen op de kleine “postzegel” op de wereldkaart, die Nederland heet?
Diverse commissies hebben zich inmiddels over dit vraagstuk gebogen en ook wij als Noord-Hollandse bestuurders gingen hierover met elkaar in gesprek.
Niet erg verrassend was, dat eigenlijk iedereen vond dat overheidstaken zo dicht mogelijk bij de burger moeten worden uitgevoerd. Wat lokaal kan moet ook lokaal gedaan worden. Dat noemen we bij het CDA het “subsidiariteitsbeginsel” en dat is ook wel in lijn met de landelijke tendens. Steeds meer taken komen op het bordje van gemeenten terecht. Denk maar aan de Wet Werk en Bijstand, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en straks de omgevingsvergunning (WABO), de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening, de archeologische monumentenwet, de grondexploitatiewet etc. “Beherende gemeenten” zijn er na de taakverzwaring straks niet meer. Dat merken we als gemeenten natuurlijk nu ook al, met als meest recent voorbeeld de invoering van de WMO. Maar kunnen gemeenten (verdere) taakverzwaring straks nog wel aan?
Verrassend genoeg vonden de meeste bestuurders dat er een bepaalde schaalgrootte onontkoombaar is om als gemeente de taakverzwaring aan te kunnen. Samenwerking tussen gemeenten kan soms een oplossing zijn, maar vaak wordt voor die samenwerking gekozen om een fusie tegen te gaan of herindeling met andere gemeenten te ontvluchten. Veel gemeenten proberen bijna alles onder te brengen in gemeenschappelijke regelingen en zijn zelfs nauwelijks nog in staat om zelfstandig taken op te pakken. De gemeente wordt dan een lege BV.
Ik vond het verrassend dat de schaalvergroting bijna een vanzelfsprekendheid was en nauwelijks tot discussie leidde, omdat het CDA landelijk zo voorzichtig is met uitspraken over schaalvergroting en als die schaalvergroting al gewenst wordt, dan moet dat volgens het officiele CDA standpunt vooral van onderop komen. Ik denk dat de verklaring is, dat bestuurders die dagelijks “met hun voeten in de modder staan” veel meer zicht hebben op de realiteit van elke dag en daarom ook wel zien dat dit landelijke standpunt geen oplossing biedt voor de bestuurlijke opgaven die er op lokaal niveau liggen.
De vraag die vervolgens aan de orde kwam was, wat er overblijft van provincies als we veel meer grotere gemeenten krijgen. “Terug naar de kerntaken” was de conclusie. Die kerntaken zijn ruimtelijke ordening, natuur en landschap, waterbeheer. Op dit moment houden provincies zich nog veel te veel bezig met ondersteuning aan kleine gemeenten, die zelf niet in staat zijn om taken uit te voeren. Ze richten bijvoorbeeld een kenniscentrum WMO in, of houden zich bezig met financiele problemen bij gemeenten, armoedevraagstukken, daklozenopvang, werkgelegenheidsproblematiek etc. Dat hoeven provincies niet te doen als gemeenten voldoende schaalgrootte hebben. Wel werd van de provincie veel meer een regierol verwacht, waar het gaat om herindelingsvraagstukken. Een standpunt, waar onze aanwezige CDA vertegenwoordiger van Provinciale Staten dan ook positief op reageerde.
In de discussie bleef de paradox tussen enerzijds de wens tot schaalvergroting en anderzijds de “menselijke maat” (overheid dicht bij de burgers) onopgelost. Wel werd uit vele voorbeelden duidelijk dat de identiteit van een gemeente of een deel van een gemeente niet afhankelijk is van de bestuurlijke organisatie van die gemeente. Schaalvergroting, met behoud van identiteit, is de uitdaging voor de komende jaren. Daar zal ook onze regio niet aan ontkomen.