Om hoeveel mensen gaat het?

Enkele dagen geleden kreeg ik een manager van een zorginstelling aan de telefoon. Zij meldde me een probleem in de maatschappelijke ondersteuning van een bepaalde groep mensen en wilde daar graag met me over verder praten.  

“Om hoeveel mensen in Huizen gaat het?” vroeg ik.

Er viel een korte, ietwat ongemakkelijke stilte. Dat kon ze me niet zo direct zeggen. Wel wist ze mij precies te vertellen hoeveel uren ondersteuning aan deze mensen geleverd werd en wat daarvan de kosten per uur waren. Ik liet haar weten dat ik daar niet zo bijster in geinteresseerd was. Als er een probleem is, dan gaat het mij om wat de gevolgen daarvan zijn voor de mensen die het aangaat.  Al het overige is daarvan afgeleid.    

Vandaag hadden we de afspraak. Maar dit keer had ze haar huiswerk gedaan en kon ik me een goed beeld vormen van de problematiek van de betreffende mensen. Dat maakte het ook gemakkelijker om over oplossingen te praten.

We spraken nog even kort over het eerste telefoongesprek en toen bleek dat we gelukkig toch wel op eenzelfde lijn zaten. Het gaat ook in onze zorginstellingen primair om mensen. Maar tegelijkertijd concludeerden we dat het  toch eigenlijk heel bizar is, dat het management van zorginstellingen in de dagelijkse praktijk zo ver weg is geraakt van de vragen waar het eigenlijk om gaat en een managementjargon heeft ontwikkeld, dat gebaseerd is op de last van vele jaren van bureaucratische regels en procedures vanuit de AWBZ en op een controlesysteem dat ten diepste toch gebaseerd is op wantrouwen.

Er is in ons land nog een lange weg te gaan! Maar wat mij betreft praten we intussen in Huizen maar wel al vast weer gewoon over mensen.

 

Haagse bemoeizucht

Met stijgende verbazing en ergernis lees ik de berichtgeving in de media over de bemoeizucht van de rijksoverheid als het gaat om de nieuwe situatie in de thuiszorg, sinds gemeenten de huishoudelijke hulp zijn gaan regelen. Ik heb daar geen goed woord voor over en ik heb ook geen enkele behoefte aan deze Haagse regelzucht. Gemeenten kunnen hun taken op dit gebied zelf echt wel aan en nemen de behoeften van hun burgers uiterst serieus, zoals ook in het afgelopen jaar in onze regio duidelijk is gebleken. 

De burger ziet door alle berichten in ieder geval door de bomen het bos niet meer. Wat overblijft is het gevoel dat gemeenten het kennelijk niet goed doen en die beeldvorming is echt onterecht. Wat mij betreft zou het in de media wel eens duidelijker mogen worden, dat gemeenten op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend de huishoudelijke hulp moeten regelen. Alle andere thuiszorg (dus verpleging, verzorging etc.) is nog steeds geregeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en daarmee de verantwoordelijkheid van het rijk. Het plaatje van de oude dame in de krant, die steeds door iemand anders gewassen wordt, gaat dus over een onderdeel van de thuiszorg waar gemeenten geen enkele zeggenschap over hebben. Nogmaals, gemeenten gaan alleen over huishoudelijke hulp. Wel jammer vind ik, want het was voor onze burgers beter geweest als er geen schotten in de thuiszorg zouden zijn, maar de rijksoverheid heeft met de invoering van de WMO nu eenmaal voor dit model gekozen. De AWBZ is echter nog volop onderwerp van discussie en ik verwacht zeker dat gemeenten in de toekomst meer regie zullen krijgen over alle hulp die mensen in de thuissituatie nodig hebben.

Liever dan zich nu met het door gemeenten gevoerde beleid te bemoeien, zou ik zien dat de rijksoverheid zich bezig gaat houden met problemen waar zij zélf verantwoordelijk voor is en waar ze ook echt iets aan zou moeten gaan doen. Er is, om maar eens wat te noemen, nog steeds in onze regio een tekort aan verpleeghuisbedden. De inhaalslag die we dit jaar gaan maken (overigens niet dankzij inmenging van het rijk, maar dankzij inmenging van gemeenten!) zal de nood tijdelijk lenigen, maar de vergrijzing in onze regio zal de komende jaren dermate toenemen, dat verdere maatregelen dringend geboden zijn. Daar hoor ik in den Haag niemand over praten. Kennelijk is het gemakkelijker om zich over verantwoordelijkheden van lagere overheden uit te laten, dan de hand in eigen boezem te steken.

Toen de rijksoverheid nog verantwoordelijk was voor de huishoudelijke hulp, rezen de kosten van de huishoudelijke hulp de pan uit. De AWBZ dreigde daardoor onbetaalbaar te worden. De rijksoverheid bedacht het plan om de huishoudelijke hulp over te hevelen naar gemeenten. Dit gebeurde overigens pas nadat eerst nog even fors werd gesnoeid in de indicatiestelling, zodat een aanzienlijk lager bedrag naar de gemeenten kon worden doorgesluisd. Hoewel er zeker inhoudelijke argumenten aan de WMO ten grondslag hebben gelegen, waar ik persoonlijk ook helemaal achter kan staan, werd de WMO door deze operatie toch door velen primair als een bezuinigingsmaatregel gezien.

Gemeenten hebben desondanks deze ogenschijnlijk ondankbare klus serieus opgepakt en hebben de uitvoering van de huishoudelijke hulp naar eer en geweten ter hand genomen. Ook in onze regio was dat het geval. Bij de openbare aanbesteding (waar mevrouw Bussemaker nu vanaf lijkt te willen, maar die voor gemeenten wel door de rijksoverheid verplicht werd gesteld) hebben kwaliteitsargumenten dan ook de overhand gekregen. De prijs speelde pas in tweede instantie een rol. Gemeenten wilden vooral kwalitatief goede hulp bieden, passend bij de behoeften van hun inwoners.

Gaandeweg het jaar 2007 werd duidelijk dat binnen gemeenten, door het zorgvuldig uitvoeren van de indicatiebesluiten, een verschuiving optrad van dure huishoudelijke hulp naar meer goedkope huishoudelijke hulp. Let wel: de mensen die het betrof kregen gewoon de hulp die geïndiceerd was en over het algemeen leidde deze verschuiving niet tot klachten bij mensen die deze hulp nodig hadden.

De thuiszorginstellingen zagen echter hun omzet schrikbarend dalen en dreigden daardoor zodanig in de problemen te komen, dat ontslagen niet te voorkomen leken te zijn. Om die reden hebben we in onze regio voor het jaar 2008 een overgangsregeling getroffen. Thuiszorginstellingen krijgen dit jaar de kans om hun bedrijfsvoering aan de nieuwe situatie aan te passen en duur betaalde krachten om te scholen naar banen in de zorg. 

Thuiszorginstellingen klagen nu kennelijk steen en been bij de rijksoverheid, die daar vervolgens ook met krokodillentranen op reageert. Maar waar was het nou eigenlijk allemaal om te doen? De rijksoverheid wilde toch dat de kosten van de AWBZ naar reële proporties zouden worden teruggebracht? Zij wilde toch dat mensen passende huishoudelijke hulp zouden krijgen en geen (duurdere) hulp waar ze zelf helemaal niet om gevraagd hebben? Zoals het zich nu laat aanzien gaan gemeenten die doelen ook realiseren. En er blijft zelfs wat financiële ruimte over, waarmee meer “hulp op maat” kan worden bekostigd en waarmee weer geinvesteerd kan worden in innovatie. Ook dat is hard nodig, want ondanks de hoge kosten hebben mensen die thuis hulp nodig hebben nauwelijks iets te kiezen.  Niks “oppotten door gemeenten” dus, maar wel een herverdeling van schaarse middelen, ten gunste van passende ondersteuning van burgers die thuis hulp nodig hebben.

Overigens hebben we in onze regio met de overgangsregeling ook al geregeld dat thuiszorginstellingen aan alphahulpen fatsoenlijke contracten kunnen gaan aanbieden. Ook daar is echt geen aanvullende Haagse regelgeving voor nodig.

Kortom: als de rijksoverheid problemen bij gemeenten over de schutting wil gooien, moet diezelfde overheid er ook op vertrouwen dat gemeenten die problemen ook adequaat aanpakken. En in onze regio hebben we laten zien dat we daar als gemeenten uitstekend toe in staat zijn.

Feest van erkenning

 

Vandaag was ik te gast op het “feest van erkenning”, een muziekfeest dat in de Kalkovens in Huizen werd georganiseerd voor de bewoners en het personeel van de Woonvorm Huizen (onderdeel van Sherpa) aan de Bovenmaatweg in Huizen.  

Het feest was bedoeld om de bijna 20 bewoners van de woonvorm, die een verstandelijke en/of lichamelijke beperking hebben, samen met hun familie, vrienden en begeleiders een leuke middag te bezorgen en om hen op die manier te erkennen voor wie ze zijn en wat ze doen. De opbrengst van de middag ging naar de Hersenstichting Nederland.

Huizen heeft “zichtbaarheid” en “positieve beeldvorming” van mensen met beperkingen als een van de doelstellingen van WMO beleid gemaakt. Deze middag was het initiatief van Jules Trenay, een broer van een van de bewoners van de woonvorm en dit initiatief sluit naadloos aan op deze doelstelling. Ik vond het hartverwarmend om vanmiddag te ervaren hoeveel men voor deze mensen uit de woonvorm over heeft. Dat geldt zowel voor de mensen uit de directe familiekring als voor alle begeleiders en betrokkenen bij de woonvorm. Vanmiddag werd niet alleen door de bewoners van de woonvorm zelf, maar ook door al die mensen om hen heen zichtbaar genoten en ik vond het heel bijzonder om daar even van mee te mogen genieten.   

Meedoen in de samenleving

In de afgelopen week was ik te gast bij een groep van bijna 40 Marokkaanse vrouwen, die na 2 jaar wekelijks een cursus te hebben gevolgd bij de Stichting Locaal Welzijn hun diploma in ontvangst mochten nemen. Ik was onder de indruk van de inzet van deze vrouwen, die zo hun uiterste best hebben gedaan om te kunnen meedoen in onze complexe Nederlandse samenleving. Ze waren zo gemotiveerd om de Nederlandse taal beter te leren, om te leren hoe ze kunnen meehelpen op de school van hun kinderen, hoe ze wegwijs kunnen worden in de buurt waarin zij wonen, hoe ze basale kennis kunnen krijgen van onze Nederlandse gezondheidszorg en hoe zij zelf ook eerste hulp bij ongevallen kunnen bieden. Ik was ook verrast door de onderlinge saamhorigheid tussen deze vrouwen en tussen hen en de Nederlandse vrouwen, die bij de cursus betrokken waren.

Wij maken ons als autochtone Nederlanders vaak zorgen over de moeizame integratie van allochtone groepen in onze samenleving. En we moeten onze ogen ook niet sluiten voor de problemen die dit met zich meebrengt. Maar laten we toch ook eens kijken naar de positieve gebeurtenissen in ons dorp. Naar deze trotse, flinke vrouwen bijvoorbeeld, die ondanks alle belemmeringen toch proberen om voor zichzelf en hun gezin een plekje in onze samenleving te verwerven. Het is nu onze beurt, om deze vrouwen die plek ook te gunnen.

  

Ambities voor 2008

Na al die bijzondere dagen met familie en vrienden ben ik weer heerlijk ontspannen aan het nieuwe jaar begonnen. Het is het nu de tijd van de nieuwjaarswensen. Gisteren (2 januari) in de ochtend gelijk al een gezellige start met alle medewerkers en in de avond de nieuwjaarsbijeenkomst voor de inwoners van Huizen. Vandaag ontmoette ik veel ondernemers en bestuurders bij de receptie van de Kamer van Koophandel en morgen zullen er in Haarlem ongetwijfeld weer nieuwe gezichten te zien zijn op de receptie van de provincie. Dan komen de CDA recepties er nog aan, van onze eigen Huizer afdeling, van de provincie Noord Holland en van het CDA landelijk (in Zwolle), de receptie van het Gewest Gooi en Vechtstreek en tal van andere gelegenheden waarbij veel handen geschud worden en nog meer beste wensen worden uitgesproken.

Een veelgestelde vraag is: “Wat zijn jouw ambities voor het komend jaar?” Een onmogelijk kort te beantwoorden vraag, want op tal van onderdelen van mijn eigen portefeuille heb ik hoge ambities, die allemaal ook verwoord zijn in de programmabegroting van 2008. Zo moet de uitvoering van het WMO beleidsplan moet (na vaststelling in de Raad) stevig ter hand worden genomen. Er moet een concreet en bij voorkeur ook ambitieus toeristisch beleid voor de gemeente Huizen tot stand worden gebracht. Er moet een nota dierenwelzijn worden geschreven met realistische en haalbare doelen voor onze gemeente. Op regionaal niveau kan ik mij, mede dankzij de extra (financiele) steun van de provincie Noord Holland en de grote betrokkenheid van bestuurders economie en werk uit de negen regiogemeenten, krachtig gaan inzetten voor het versterken van de regionale economie en de positionering van onze regio ten opzichte van de rest van de Noordvleugel (o.a. Amsterdam, Almere, Amersfoort en Utrecht). Kortom: zeker geen gebrek aan ambities in 2008.

De eerste werkdag van het nieuwe jaar keek ik samen met enkele medewerkers naar al die ambities en ook naar de ambities die die we collegebreed hebben, o.a. met betrekking tot het versterken van het havengebied en de zone tussen haven en oude dorp en het realiseren van een aantrekkelijk hoofdwinkelcentrum. We kwamen tot de conclusie dat we in 2008 op al die terreinen daadwerkelijk belangrijke stappen vooruit kunnen gaan zetten, maar dan wel dankzij het solide financieel beleid van de gemeente Huizen in de afgelopen jaren.

Ik realiseer me terdege dat we als bestuurders staan op de schouders van onze voorgangers. Het is nu onze beurt en onze verantwoordelijkheid om nieuwe kansen te grijpen en risico’s af te wegen. Ik zie dit als een enorme uitdaging voor 2008.   

          

WMO beleidsplan

Vandaag, 18 december 2007, was voor mijzelf en voor alle medewerkers in onze gemeentelijke organisatie die zo intensief betrokken zijn bij het WMO beleid in Huizen weer een belangrijke datum. Het College heeft namelijk vandaag het WMO beleidsplan voor de komende vier jaar vastgesteld. In dit beleidsplan hebben we doelstellingen opgenomen die “vraaggestuurd” zijn en dus gebaseerd zijn op wat mensen in Huizen zelf van belang vinden als het om de benodigde maatschappelijke ondersteuning gaat. Maar het WMO beleidsplan omvat ook een concreet uitvoeringsprogramma, met de beschrijving van wat we precies willen gaan doen om de doelstellingen te bereiken en welke menskracht en (financiele) middelen daarbij nodig zijn. 

Het WMO beleidsplan van de gemeente Huizen onderscheidt zich van veel andere WMO beleidsplannen die ik heb gezien, omdat daarin het begrip “vraagsturing” niet op de Huizer manier als uitgangspunt is gehanteerd en omdat ook vrijwel nooit een concreet uitvoeringsprogramma is opgenomen. Het voordeel van onze aanpak is dat we (na goedkeuring door de Gemeenteraad) ook direct met de uitvoering van het WMO beleid kunnen starten. En dat is ook hard nodig, want er zijn helaas ook in Huizen nog veel knelpunten die het “meedoen” van kwetsbare mensen in onze samenleving in de weg staan.

Onderling sterk

De afgelopen week was weer vol variatie. Dat maakt een baan als wethouder ook zo leuk. Terugkijkend in mijn agenda van de afgelopen week vind ik het lastig om een keuze te maken waarover ik zal schrijven. Het gesprek met de hengelsportvereniging over dierenwelzijn? De bijeenkomst over de provinciale detailhandelsvisie? Het succesvolle maatschappelijke diner? De boeiende discussie in de WMO Raad? De viering van 40 jaar gewest Gooi en Vechtstreek? De Raadsvergadering over de ARHI procedure? De workshop over een grieppandemie? Toeristische ontwikkelingen van onze regio in relatie tot Amsterdam? Allemaal interessante thema’s, waar veel over te vertellen zou zijn.

Toch ben ik vanochtend (zaterdag 17 november) het meest geraakt. Ik was te gast bij een provinciale bijeenkomst van “Onderling Sterk” in het buurtcentrum Cascade in Amsterdam. “Onderling Sterk” is een vereniging van belangenbehartigers voor en door mensen met een verstandelijke beperking. Er waren diverse sprekers en een jonge man die zelf ook een verstandelijke beperking heeft vertelde aan de hand van een powerpoint presentatie over zijn leven. Hij woont zelfstandig, kan zelf huishoudelijke taken doen en koken, gaat op zondag naar de kerk, heeft diverse hobby’s, gaat op groepsvakantie met mensen zonder beperking en werkt als archivaris. Vanaf 2008 gaat hij voor dit werk ook echt loon ontvangen en dat laatste leverde bewonderende geluiden op uit de zaal. Op een heel eenvoudige manier riep hij mensen in de zaal op om vooral iets van hun leven te maken, ongeacht hun beperking. Alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. 

Ik realiseer mij hoe lastig het voor mensen met een verstandelijke beperking is om een stijl van leven te kunnen hebben zoals deze jonge man die heeft verworven. Daar moeten zij ongelofelijk hard voor knokken en heel veel vooroordelen voor overwinnen.      

Make a difference day

Vandaag was het weer zover: de dag van het vrijwilligerswerk, oftewel: MADD!

Voor onze fractievoorzitter Bert Rebel, raadslid Kees de Kok en mijzelf begon deze dag met een bijeenkomst van het CDA Noord Holland rond het thema “Europa” in Akersloot. Hoewel er vanwege MADD veel afmeldingen waren (veel CDA-ers waren al vroeg met vrijwilligersactiviteiten begonnen) was er toch een goede opkomst en een levendige discussie met CDA-ers uit het Europees Parlement, de Tweede Kamer en de Provincie.

Om 13.30 uur waren we weer terug in Huizen, net op tijd, want om 14 uur hadden we als Huizer CDA-ers in het kader van MADD afgesproken bij Visio. Bij Visio zijn dagelijks begeleiders, maar ook vrijwilligers actief om de bewoners te ondersteunen. Vandaag wilden wij die begeleiders en vrijwilligers eens ontlasten en zo gingen we dan ook even later in optocht op stap, ieder arm in arm met een bewoner van Visio.  

Ik heb echt enorm genoten van de gesprekken met mijn wandelmaatje. Het plakje kaas dat hij mocht proeven op de markt kwam daarin voortdurend terug, alsof dat toch wel een enorm avontuur was geweest. Wat is het knap om zo te kunnen genieten van kleine dingen. Daar kunnen wij veel van leren. Echt waar: voor een betrekkelijk kleine moeite krijg je onverwacht zoveel terug. Vrijwilligerswerk is niet alleen maar zwaar. Het loont ook echt!

Na de wandeling ben ik toch nog even gaan helpen bij de boekenmarkt in De Engel. Ook daar waren veel vrijwilligers belangeloos in de weer. Ook in het Visnet was vandaag een boekenmarkt/rommelmarkt, waar heel veel vrijwilligers aan hebben meegeholpen.

Kortom: Huizen was vandaag weer bruisend van het vrijwilligerswerk. Daar is onze gemeente traditioneel al sterk in, maar ook de jongere generatie gaat hiermee door. Vrijwilligers maken het verschil, ook vandaag, in “Make A Difference Day”. Het was fantastisch om in een gevoel van saamhorigheid weer even onderdeel van al dat vrijwilligerswerk te mogen zijn.        

Inclusie

Inclusie. Het is weer een nieuw woord. Maar nadat ik het enkele maanden geleden voor het eerst hoorde, zie ik het nu opeens overal opduiken. Een “inclusieve samenleving”, dat kunnen we nog wel begrijpen. Het betekent een samenleving die niemand buitensluit. Maar inclusie, dat is dus iets anders. Het is iets wat je doet, waar je mee bezig bent. Knap lastig, want qua theorie komen we een heel eind, maar hoe realiseer je dit nu in de praktijk van alle dag?

Afgelopen vrijdag was de startbijeenkomst van de kersverse landelijke “coalitie voor inclusie”, jawel, bij ons in Huizen! De eerste sprekers zetten gelijk al stevig de toon voor de discussie en die volgde dan ook in de werkgroepen. Concrete plannen zijn er nog niet. Wel veel ideeën en wensen. Nu dus aan ons als locale bestuurders de vraag om daarmee aan de slag te gaan.

Ook in Huizen voelen veel mensen zich buitengesloten. In ons onderzoek onder ouderen en mensen met psychiatrische, verstandelijke of lichamelijke beperkingen kwam dat (na de problemen met het vervoer) als tweede knelpunt naar voren. En het is schrijnend om te horen welke gevolgen dat voor mensen heeft. Men voelt zich niet gewaardeerd, nutteloos, een kostenpost voor de samenleving. De eenzaamheid onder deze mensen is groot.

Ik moet zeggen dat ik best verrast was over de uitkomsten van dit onderzoek. Dat mensen in ons land buitengesloten worden, dat wist ik wel. Maar voor Huizen had ik toch stiekem de hoop dat het anders zou liggen. Dat wij, door ons dorpse karakter en de saamhorigheid in de bevolking, het vast veel beter zouden doen. Dat was dus wel even schrikken.

Toch wil ik niet accepteren dat dit nu eenmaal zo is. Een samenleving die mensen buitensluit doet daarmee niet alleen de buitengesloten tekort, maar ook zichzelf. Immers, door mensen alleen maar te zien in het licht van ziekte of ouderdom, zien we de betekenis van diezelfde mensen voor onze samenleving over het hoofd. En daarmee missen we deze mensen als werknemers, vrijwilligers, betrokken leden van de vereniging, goede buren, vrienden.

Ons beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning zal veel minder gericht moeten zijn op geïsoleerde gezondheidsproblemen, maar juist veel meer op het zichtbaar maken van positieve eigenschappen, die mensen met beperkingen (net als iedereen) gewoon ook hebben.

De kunst is om vervolgens niet in de visies en beleidsvoornemens te blijven steken, maar “inclusie” gewoon te gaan doen! En daar gaan we de komende maanden plannen voor uitwerken.

Oplossing voor huishoudelijke hulp

Nog maar enkele weken geleden kwamen de eerste berichten bij ons zorgloket binnen van mensen die geen huishoudelijke hulp meer kregen. De vertrouwde huishoudelijke hulp was weggegaan en er waren te weinig nieuwe mensen beschikbaar om de hulp over te nemen. 

Vandaag zijn we als regiogemeenten na een intensieve periode van onderling overleg en in overleg met de thuiszorginstellingen tot een oplossing gekomen. Het belangrijkste gevolg daarvan is, dat mensen vanaf heden niet meer zonder hulp komen te zitten. Als er te weinig medewerkers zijn voor huishoudelijke hulp, mogen namelijk tijdelijk duurdere krachten worden ingezet.

Tegelijkertijd investeren we ook in de groei van het aantal mensen dat nu al het merendeel van de huishoudelijke hulp voor hun rekening neemt. Zij doen dit momenteel als “Alpha hulp”, een bijzondere constructie, die bij mijn weten alleen in de thuiszorg voorkomt. De thuiszorginstelling bemiddelt wel tussen klant en Alpha hulp, maar de Alpha helpende heeft geen vaste aanstelling bij de thuiszorginstelling, geen pensioenregeling, geen vakantiegeld, geen doorbetaling bij ziekte, geen begeleiding en geen scholing. Al die dingen, die we in Nederland voor werknemers vanzelfsprekend vinden, zijn dus voor Alpha hulpen niet weggelegd. Soms vinden Alpha hulpen dit geen probleem. Zij kiezen bewust voor deze positie, die hen ook wel veel vrijheid geeft. Maar voor velen ligt dit anders en terecht ervaren Alpha hulpen door deze slechte rechtspositie weinig erkenning voor het werk dat zij doen. Het spreekt voor zich dat een baan in de thuiszorg onder dergelijke voorwaarden ook niet erg aantrekkelijk is voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Als we nieuwe mensen voor dit werk willen vinden, zullen we dus de arbeidsvoorwaarden moeten verbeteren. Meer geld dus voor Alphahulpen, zodat ze een fatsoenlijk dienstverband aangeboden kunnen krijgen. Dat is een belangrijk onderdeel van de oplossing die we vandaag met elkaar hebben gevonden.

Voor al die mensen in Huizen die huishoudelijke hulp nodig hebben ben ik blij met dit snelle resultaat. Maar dit zou niet gelukt zijn zonder de inzet van onze ambtenaren. Medewerkers bij het zorgloket hebben heel adequaat gereageerd op binnenkomende signalen over wachtlijsten in de thuiszorg. Daardoor konden we ook onmiddelijk in actie komen. Klantmanagers van de sociale dienst hebben in hoog tempo een screening uitgevoerd van mensen die een bijstandsuitkering krijgen, maar mogelijk in aanmerking komen voor een baan in de thuiszorg. Beleidsambtenaren hebben voorstellen geschreven, herschreven, en aangepast, in intensief overleg met collega’s uit de andere gemeenten in de regio. Medewerkers van de financiele afdeling hebben rekenwerk gedaan. De juridische afdeling heeft met heel korte deadlines mee moeten adviseren. Ik heb zeer veel respect voor al die mensen, die met deze enorme betrokkenheid en inzet aan dit dossier hebben gewerkt. We hebben met elkaar in enkele weken tijd een enorme klus geklaard. Chapeau!