Eigen plekje voor gehandicapte wintersporters

Afgelopen zaterdag was het op sportief gebied feest in Huizen. In het bijzijn van veel leden, sponsoren, de betrokken ambtenaren en diverse gemeenteraadsleden mocht ik op het mooie nieuwe hoofdveld van HSV de Zuidvogels de aftrap doen voor het nieuwe seizoen. Het hoofdveld is nu van kunstgras, compeet met nieuwe dug-outs, een beregeningssysteem en wedstrijdverlichting. Er zijn ook nog twee nieuwe miniveldjes in kunstgras aangelegd. Kortom, een prachtige accommodatie, waar we allemaal trots op mogen zijn. Bij dit feest was ook de nodige pers aanwezig, dus hierover gaat vast nog wel het een en ander gepubliceerd worden.

Daarna mocht ik de opening verrichten van een ‘keet’ voor materialenopslag voor de vereniging van gehandicapte wintersporters. Ik was dubbel verbaasd: de ‘keet’ zoals die genoemd werd, bleek een heel mooi gebouwtje te zijn, geheel in stijl van een skihut. Maar hoewel hier behoorlijk wat mensen aanwezig waren om ‘hun’ nieuwe gebouw in gebruik te nemen, zag ik niemand van de pers bij dit evenement. Het zal toch niet zo zijn dat gehandicaptensport door de media minder interessant wordt gevonden dan sport door gezonde mensen?

Wat mij betreft dus zeker even de aandacht in mijn weblog voor deze bijzondere vereniging. De leden komen uit het hele land, maar de vereniging heeft haar vaste plekje in Huizen en daar mogen we als gemeente Huizen gepast trots op zijn. De vereniging van gehandicapte wintersporters bestaat dit jaar al weer 30 jaar. Zij organiseert reizen naar wintersportgebieden, maar geeft ook al 14 jaar les op de skibaan in Huizen. Met de bouw van een ruimte waar hun materiaal kan worden opgeslagen is deze vereniging enorm geholpen. Dankzij vele sponsoren kon dit project tot stand komen. De gemeente Huizen zorgde voor een toegangsweg, waardoor mensen in een rolstoel niet meer het hele terrein van de skiclub over hoeven. Ook werd via de WMO bijgedragen aan een aangepast toilet, zodat men niet meer afhankelijk is van het voor rolstoelers toch wel veraf gelegen gebouw van de skiclub Wolfskamer.

Zaterdag was het groot feest, inclusief een balonnenwedstrijd en een officiële opening door mij als wethouder, samen met de 16 jarige Eva, zelf ook een enthousiast wintersportster.

 

Projectleiders Diek Scholten en Rob Thijssen werden in het zonnetje gezet, maar ook voorzitter Jeep ter Heide werd voor zijn inzet geprezen. Met de realisatie van deze ‘keet’ zijn namelijk vele honderden uren vrijwillige inzet gemoeid geweest.

Ik heb zelf vaak met eigen ogen gezien hoeveel plezier mensen met uiteenlopende beperkingen beleven in de sneeuw. Zij kunnen hier gewoon ‘meedoen’ met andere wintersporters. Of het nu gaat om kinderen of volwassenen: de vereniging van gehandicapte wintersporters maakt dit voor heel veel mensen mogelijk.

Het was voor mij echt een belevenis om eens binnen te kijken in het nieuwe gebouw. Ongelofelijk wat daar allemaal aan materiaal beschikbaar is! Samen met revalidatieartsen en in overleg met de skileraren van de vereniging wordt dit materiaal heel nauwkeurig afgestemd op de behoeften van de gehandicapte wintersporters. Die extra ondersteuning is dan ook de kracht van deze vereniging!

Voor meer informatie over deze vereniging verwijs ik graag naar hun website: www.vgw-online.nl

10 jaar voedselbanken in Nederland

In de afgelopen week was ik te gast bij de voedselbank in Huizen, waar een persconferentie werd georganiseerd rond het 10 jarig jubileum van de voedselbanken in Nederland. Inmiddels is de voedselbankorganisatie uitgegroeid tot 135 vestigingen in Nederland, met 6.500 vrijwilligers en ruim 30.000 cliënten.

Het is natuurlijk heel eervol dat deze landelijke persconferentie in Huizen werd gehouden. Maar het is beslist geen ‘feestje’ te noemen dat er nu al 10 jaar voedselbanken in Nederland zijn. Want het bestaan van voedselbanken wijst ons er toch steeds weer op dat er enerzijds mensen onder de armoedegrens moeten leven, terwijl er anderzijds op grote schaal voedsel wordt weggegooid. Daarom wordt de komende tijd vanuit de voedselbankorganisatie met de slogan ‘Iedereen aan tafel!’ in iedere regio, maar ook op landelijk niveau, een debat gestart over deze problematiek.

Tijdens de persconferentie werd informatie gegeven door Sjaak en Clara Sies, oprichters van De Voedselbank en door Leo Wijnbelt, voorzitter van de voedselbanken Nederland. Tijdens de bijeenkomst werd René Froger, na het overlijden van de vorige ambassadeur van de voedselbanken, Antonie Kamerling, nu officieel de nieuwe  ambassadeur van de voedselbanken. Hij onthulde en ondertekende daarvoor de poster ‘Mag ik je aan tafel uitnodigen?’

De bijeenkomst werd afgesloten met het zingen van het lied ‘Samen’. René Froger deed dit samen met het Goois voedselbankkoor. Het lied is speciaal voor de voedselbanken gemaakt, maar kan ook door andere koren worden gedownload en aan het eigen repertoire worden toegevoegd.

Ik ben onder de indruk van de professionele organisatie die de voedselbank is. En nog steeds werken er alleen maar vrijwilligers. Mensen die zich voor anderen willen inzetten en verspilling willen tegengaan. Als overheid moeten we mijns inziens niet voortdurend roepen dat voedselbanken er niet zouden moeten zijn, maar moeten we juist zoeken naar mogelijkheden om samen met al die vrijwilligers op te trekken in de strijd tegen armoede in ons land. We hebben elkaar daar hard bij nodig.

Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) bezoekt WMO loket Huizen

Zo langzamerhand is iedereen weer terug (of bijna terug) van vakantie. Ook voor mij zit het er weer op. Terug in Nederland heb ik overigens nog wel een paar redelijk rustige weken gehad, maar nu loopt de agenda langzamerhand toch weer vol.

In de vrije tijd die ik vooral in de avonduren had kreeg ik de kans om een aantal verkiezingsdebatten aan te horen. Zo ook gisteren, het debat tussen Rutte, Roemer, Samsom en Wilders. Ik moet eerlijk zeggen dat -zodra het over gezondheidszorg gaat- ik tot nu toe nog geen enkele partij (zelfs mijn eigen CDA niet) een echte oplossing voor de stijgende zorgkosten heb horen aandragen. De teneur is dat ‘links’ vooral wil snijden in de bureaucratie (maar hoe dat dan concreet moet, daar hoor ik niemand over) en dat ‘rechts’ het vooral zoekt in het snijden in voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de VVD die wil snijden in de thuiszorg. Ook dat lijkt me een heilloze weg, omdat er nu eenmaal mensen zijn die deze zorg hard nodig hebben en die echt niet zomaar zelf kunnen bekostigen.

Ik heb wel eens gezegd: “Kom nou toch eens naar Huizen”. Wij hebben hier in Huizen een manier gevonden om met zorg en ondersteuning van mensen om te gaan, die aansluit bij de behoeften van mensen, maar toch kostenverlagend werkt. En die werkwijze wordt ook nog eens door alle partijen, van links tot rechts, gesteund.

En ja hoor, eindelijk kwam er vandaag een kamerlid naar Huizen om te zien hoe wij dat hier in Huizen toch fiksen. Pieter Omtzigt (CDA) heeft zich uitgebreid laten informeren over het Huizer WMO beleid. Hij is geen zorgspecialist, maar wel een financieel specialist die overigens tijdens het bezoek liet blijken goed op de hoogte te zijn van de pijnpunten in de zorg. Ik hoop dat hij zijn collega’s in de Tweede Kamer nog een beetje bij kan praten voor het op verkiezingen en formeren aankomt.

Pieter Omtzigt bezoekt WMO loket Huizen

Wat doen we in Huizen anders? In de kern ligt het antwoord in het feit dat wij niet bezuinigen op voorzieningen. In Huizen dus geen bezuiniging op maatschappelijk werk, op trapliften, op sportrolstoelen, op mantelzorgondersteuning. Niets van dit al en dat is ook helemaal niet nodig! Wij luisteren naar de vraag die burgers hebben. We noemen dit ‘vraagsturing’, wat wil zeggen, dat mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben, zelf het beste kunnen overzien of en tot hoever zij dit zelf kunnen regelen waar ze  ondersteuning vanuit de overheid bij nodig hebben. Is dat dan ‘u vraagt, wij draaien?’ is dan onmiddelijk de reactie. Waarop ik steevast antwoord: ‘Ja. En dat is veel voordeliger dan wat we nu doen, namelijk al draaien voor er een reële vraag is’. Immers, het aanbod schept vaak de vraag. Zo is het in de economie. Zo is het ook in de gezondheidszorg. In Huizen is de vraag -en dus niet het aanbod- bepalend. Samen met de burger de beste oplossing zoeken, daar gaat het om.

Toen we dit gingen doen, had niemand daar bezwaar tegen. ‘Wij werken al lang vraaggestuurd’ lieten tal van instellingen ons weten. Maar toen we het ook ‘vraagvolgend’ gingen financieren veranderde die houding wel enigszins. We betalen inmiddels geen subsidies meer aan instellingen voor dienstverlening aan burgers, maar betalen wel pér geval keurig alles wat de burger echt nodig heeft en wat hij/zij niet zelf kan organiseren. De omzetten van zorg- en welzijnsinstellingen liepen drastisch terug, maar de tevredenheid van onze burgers ging met sprongen vooruit. Dit hoeft niet alleen in Huizen zo te zijn, maar dit kan in heel Nederland. Het CDA heeft vraagvolgende financiering dus ook voorgesteld voor de hele AWBZ en wat mij betreft moeten we in de campagne dit uitgangspunt ook veel beter aan Nederland uitleggen. Doen wat nodig is (en dus niet waar we recht op hebben), wie wil dat nou niet? Niemand wil toch in ons welvarende land bezuinigen op noodzakelijke zorg? Kom op politici! Wees helder in hoe we in Nederland de stijgende zorgkosten gaan aanpakken. En wie zoekt naar een voorbeeld van hoe het ook kan: wees welkom in Huizen!

 

CDA congres stemt in met actief donorregistratiesysteem

Heel blij ben ik dat het CDA congres afgelopen zaterdag de resolutie heeft gesteund die oproept tot het wijzigen van het beslissysteem in de wet op de orgaandonatie.

In de toelichting op het afwijkende standpunt van het bestuur van het CDA zei Mirjam Sterk: “de overheid gaat niet over uw organen”. Die opmerking ging mij door merg en been. Natuurlijk gaat de overheid daar niet over en dat weet Mirjam Sterk ook best wel. Waar de overheid wel over gaat, is het wettelijke beslissysteem voor orgaandonatie. Nu is het zo, dat de meeste Nederlanders zich niet laten registreren. Als dan het moment daar is dat iemand orgaandonor zou kunnen zijn, weet de familie vaak niet wat de overledene zou hebben gewild en wordt meestal door de familie besloten om niet voor  orgaandonatie te kiezen. Heel begrijpelijk, want het is een emotionele keuze, op een heel moeilijk moment.

Het actief donorregistratiesysteem (ADR) waar door het CDA congres voor is gekozen dwingt mensen niet om orgaandonor te zijn. Integendeel. Het dwingt mensen wél om een beslissing te nemen. Die beslissing bij leven wordt na het overlijden altijd gerespecteerd. Bijkomend voordeel is dat ook nabestaanden dan weten wat de wens van de overledene was.

Veelal -zo blijkt ook uit onderzoek- blijft donorregistratie achter uit onverschilligheid of omdat mensen er liever niet over na willen denken.  Bij een ADR systeem is het zo dat, als iemand na herhaalde oproepen niet tot registratie overgaat, hij of zij geacht wordt donor te zijn. Dat is een logische gedachte, want als je het echt niet wilt, dan is het niet zo lastig om dat te laten registreren. Je hebt dan ook de garantie dat je na het overlijden ook geen orgaandonor bent, zelfs niet als familieleden er anders over denken. Overigens heeft iedereen een heel leven de tijd om desgewenst op een eerder genomen besluit terug te keren. Maximale zelfbeschikking dus, maar wel in een solidair systeem.

De overheid gaat niet over organen. Maar de overheid mag wel aan mensen vragen om, vanwege de grote maatschappelijke problematiek van het tekort aan orgaandonoren, tenminste uit te spreken welke keuze zij maken.

Ik zie het besluit van het CDA congres als een enorme steun in de rug voor al die honderden mensen die op de wachtlijst staan voor orgaandonatie. Op dit moment overlijden jaarlijks nog steeds ruim tweehonderd vaak nog jonge mensen terwijl ze op de wachtlijst stonden voor een donororgaan, omdat voor hen niet tijdig een donororgaan beschikbaar was.

Dank CDA-ers voor de getoonde solidariteit met deze groep mensen. Ik ben er trots op om bij dit CDA te horen!

Verplicht pubergesprek?

Deze week las ik het nieuws over de maatregel van het verplichte pubergesprek. Om pubers bekend te maken met de problemen van overgewicht moeten alle kinderen vanaf 14 jaar in het voortgezet onderwijs vanaf volgend jaar een gesprek krijgen met een arts of verpleegkundige. Niet alleen de risico’s van overgewicht, maar ook andere problemen zoals pesten of eenzaamheid kunnen aan bod komen. Ook kunnen de leerlingen informatie krijgen over veilig vrijen en de gevaren van alcohol en drugs. Het ‘pubergesprek’ is een onderdeel van een actieplan van minister Edith Schippers en staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten (beiden Volksgezondheid).

Tsja, wat moeten we hier nu van vinden? Is dit ultieme bemoeizucht van de overheid? Of zal deze maatregel tot positieve effecten voor onze kinderen leiden?

Ik ben als wethouder gezondheidszorg al jaren een groot voorvechter van preventie van overgewicht bij kinderen. Het is bekend dat kinderen met overgewicht sneller medische klachten krijgen (zoals gewrichtsproblemen) en ook meer kans hebben op ernstige aandoeningen in de toekomst (zoals diabetes, hart- en vaatziekten etc.). Ook leidt overgewicht bij kinderen vaak tot psychische problemen. Kinderen worden gepest met hun overgewicht en hun zelfvertrouwen neemt af.

Dé oplossing  bestaat niet. Het zijn vaak meerdere acties tegelijkertijd die moeten leiden tot het terugdringen van overgewicht bij kinderen. Om kinderen op een gezond gewicht te houden, promoten we als gemeenten (i.s.m. onze GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin en de betrokken scholen, gezondheidscentra en maatschappelijke organisaties) de zogenaamde ‘BOFT’ boodschap. Dat staat voor:

Borstvoeding heeft de voorkeur

Beweeg elke dag (kinderen en jongeren een uur per dag)

Ontbijt elke dag

Fris water uit de kraan. Laat zoete dranken staan.

TV en PC, zeg wat vaker nee.

U ziet: een combinatie van bevorderen van gezond gedrag, maar ook verbieden van ongezond gedrag. Dat heet dus ‘opvoeden’.

Dat opvoeden niet altijd gemakkelijk is, dat weten we allemaal. Daarom is het ook prettig als overheidsbeleid ondersteunend is voor ouders. Zo vind ikzelf bijvoorbeeld de boodschap: ‘tot 16 jaar geen druppel alcohol’ aan mijn 15 jarige puber heel helder en die wordt ondersteund door overheidsbeleid, dat verkoop van alcohol aan jongeren onder de 16 verbiedt. Maar als je kind dan eenmaal 16 is? Het huidige beleid geeft eigenlijk het signaal: ‘dan mag het!’. Terwijl we allemaal weten dat de hersenen van pubers dan nog volop in ontwikkeling zijn en dat alcohol daar een schadelijke invloed op heeft. De maatregel die het CDA voorstaat om de leeftijd voor het verbod op de verkoop van alcohol op te trekken tot 18 jaar zie ik dan ook als een ondersteunende maatregel voor ouders.

Ik heb me in de afgelopen week afgevraagd of het ‘verplichte pubergesprek’ nu ook zo’n ondersteunende maatregel is. Mijns inziens is dat niet het geval. In de eerste plaats moeten we het probleem van overgewicht in een veel vroeger stadium aanpakken en op jonge leeftijd investeren in gesprekken met kinderen én hun ouders over het belang van een gezond gewicht. Dat begint al bij de consultatiebureau’s. Als de kinderen al 14 jaar oud zijn, is het wel erg aan de late kant. In de tweede plaats zijn er, om deze groep op gezond gewicht te houden, op dit moment ook al veel goede initiatieven op middelbare scholen, zoals o.a. ‘de gezonde kantine’ en de aandacht voor sport en beweging. Dit soort initiatieven kunnen ouders heel goed ondersteunen bij de opvoeding.  In de derde plaats ben ik van mening dat, als het gaat om voorlichting over alcohol en drugs en veilig vrijen, de leeftijd van 14 jaar erg laat is. Heus, pubers in die leeftijd weten dan inmiddels echt wel hoe het zit. Tenslotte kan een gesprek over pesten of eenzaamheid mogelijk voor de puber van toegevoegde waarde zijn, maar moet dit met een arts? Ook daarvoor hebben de meeste scholen al een beleid en een contactpersoon.

Mijn voorlopige conclusie is dat deze maatregel de samenleving veel geld kost, terwijl het beoogde resultaat gering zal zijn. Als ouder ervaar ik deze maatregel ook niet echt als ‘ondersteunend aan de opvoeding’. Ik zie er persoonlijk dus niet zoveel in, maar misschien kan iemand me van het tegendeel overtuigen?

 

Verplicht schatkistbankieren?

In de afgelopen week verscheen in de Staatscourant het bericht dat decentrale overheden al per 1 januari 2013 moeten ‘schatkistbankieren’. Dit houdt in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.

Het verplicht ‘schatkistbankieren’ wordt ingevoerd voor gemeenten, provincies, waterschappen, en gemeenschappelijke regelingen. Dit heeft een positief effect op de omvang van de staatsschuld. Decentrale overheden krijgen een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. De komende maanden zal dit besluit verder worden uitgewerkt, waarbij de benodigde aanpassing in wet- en regelgeving zo spoedig mogelijk in gang wordt gezet.

Hoewel het er al een tijdje aan zat te komen zijn we in Huizen nogal geschrokken van de vaart die kennelijk achter dit onderdeel van het lenteakkoord wordt gezet. Voor Huizen (en vele andere gemeenten) betekent dit nogal wat.  Hoewel het alleen om nieuwe afspraken gaat en langjarige beleggingen dus nog wel kunnen doorlopen, zal voor Huizen het totale effect van het verplichte ‘schatkistbankieren’ op termijn toch uitkomen op een structurele tegenvaller in onze begroting die varieert tussen de € 750.000 en € 1.250.000.

Ik vind dat we ons als gemeenten niet zonder meer moeten neerleggen bij eenzijdig vanuit het rijk bedachte plannen, die een vergaande inperking van gemeentelijke autonomie betekenen. Natuurlijk moeten overheden op alle niveau’s met elkaar samen de schouders zetten onder oplossingen die het beste zijn voor Nederland, maar die horen niet eenzijdig vanuit den Haag gedicteerd te worden.

Zoals helaas vaak het geval is, zijn ook nu weer de gemeenten die hun begroting netjes op orde hebben en die zuinig omgaan met gemeenschapsgeld, het meest de dupe van het verplichte ‘schatkistbankieren’. In Nederland gaat het om ongeveer 45 gemeenten, die door deze voorgenomen maatregel echt fors  gedupeerd worden. Huizen hoort daar dus ook bij. Inmiddels heb ik contact gezocht met mijn collega wethouders van financiën in de meest gedupeerde gemeenten, om te bespreken hoe we gezamenlijk met deze voorgenomen maatregel moeten omgaan. Samen met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) die hierover ook al overleg met de provincies heeft gehad, willen we bezien wat we kunnen doen tegen de negatieve gevolgen van deze voorgenomen maatregel voor onze gemeenten. Het wrange is namelijk, dat die negatieve gevolgen voor gemeenten een onbedoeld neveneffect van de voorgenomen maatregel zijn. Maar daarin schuilt misschien ook een begin van een oplossing. 

 

 
 
 
 
 
 
 

Burkaverbod

Met verbazing heb ik de discussies aangehoord over het standpunt van het CDA m.b.t. het burkaverbod. Ik kan het niet laten om daar toch ook iets over te schrijven op mijn weblog, omdat het CDA hier altijd volstrekt helder over is geweest en er wat mij betreft geen enkele reden is om daar nu opeens onhelder over te communiceren.

Laat ik beginnen met een paar citaten uit het rapport “Kiezen en Verbinden” van het Strategisch Beraad van het CDA.

Het CDA steeft een samenleving na waarin mensen van elkaar mogen verschillen. Een respectvolle samenleving, waarin mensen niet meteen oordelen over dat wat anders is, maar proberen te begrijpen waar die verschillen vandaan komen. (…) Een samenleving die het CDA voor ogen staat geeft alle ruimte aan de beleving en uiting van levensbeschouwing en religie (…).

Het CDA is altijd duidelijk geweest over de burka. Die hoort niet thuis in publieke functies. Mensen achter een loket, buschauffeurs, verpleegkundigen, etc. horen geen gezichtsbedekkende kleding te dragen. Het dragen van dit soort kleding bemoeilijkt de communicatie.

Het meewerken aan een burkaverbod was voor het CDA dus ook geen heikele kwestie, want we stonden daar zelf ook achter. Echter, tijdens de periode Wilders is er een nare geur rond dit onderwerp ontstaan. Het burkaverbod zoals het CDA dat voorstond, werd in de beeldvorming één van de maatregelen om een bevolkingsgroep in ons land (de moslimgemeenschap) in een kwaad daglicht te stellen. Het CDA werd in die beeldvorming meegesleept, terwijl dit juist zo lijnrecht indruist tegen onze principes (zie ook de citaten van het Strategisch Beraad). Om die reden werd dan ook door veel CDA-ers meer dan opgelucht gereageerd toen Wilders de stekker uit dit kabinet trok. Met het vertrek van Wilders zijn we als CDA (maar hopelijk straks ook als Nederland) verlost van verdergaande polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Daarom dus ook maar even geen prioriteit aan het burkaverbod. Er zijn belangrijker dingen in ons land te doen.

Misschien werd dit in de afgelopen week niet altijd in even handige bewoordingen geuit, maar ik vind het wel begrijpelijk. Het CDA past niet bij de PVV en we willen als CDA-ers dit soort polarisatie en onverdraagzaamheid in ons land niet. Wat mij betreft was het avontuur met de PVV eens, maar nooit meer!

 

Nieuwe klus voor CDA

In het afgelopen weekend zijn we als Strategisch Beraad van het CDA nog een laatste keer in Lunteren bij elkaar geweest om de inbreng van de CDA afdelingen op ons rapport “Kiezen en Verbinden” te bespreken. Het was een inspirerend weekend, waarin we natuurlijk ook veel over de actuele politieke situatie hebben gesproken.

Strategisch beraad (niet helemaal compleet)

De inkt van het rapport ‘Kiezen en Verbinden is nog niet droog, of er moet al weer een volgende klus geklaard worden. Door de val van het kabinet moet er een nieuw CDA verkiezingsprogramma komen. De basis voor het nieuwe verkiezingsprogramma wordt gevormd door het rapport “Kiezen en Verbinden” van het Strategisch Beraad. Dit rapport is in de afgelopen maanden bij ruim honderd bijeenkomsten in het land besproken en kan rekenen op een breed draagvlak onder de leden van het CDA.

In het afgelopen weekend hebben we in het Strategisch Beraad de vele reacties vanuit CDA afdelingen uit het hele land besproken. Voor een deel hadden die reacties te maken met een verdere verdieping van de strategische koers. Voor een belangrijk deel echter waren het ook wensen en suggesties voor concreet beleid. De commissie die zich gaat bezig houden met het verkiezingsprogramma van het CDA zal nu ook die wensen en suggesties bij haar werk betrekken.  

Om de uitwerking van het rapport van het Strategisch Beraad in concrete punten voor het verkiezingsprogramma vorm te geven zijn een aantal leden van het beraad opnieuw gevraagd voor de programmacommissie. Ook aan mij is die vraag gesteld en ik heb daar direct positief op gereageerd. Voor mij is dit een mooie kans om de strategische lijnen die we als Strategisch Beraad hebben uitgezet nu ook écht concreet invulling te geven. Daarna is het natuurlijk belangrijk dat we aansprekende kandidaten voor de lijst én een aansprekende lijsttrekker krijgen, die het CDA geluid ook op authentieke wijze kunnen uitdragen.

Persoonlijk zie ik mijn rol in de programmacommissie vooral ook als een kans om het landelijke beleid van het CDA met betrekking tot gezondheidszorg, ouderenzorg en zorg en welzijn voor mensen met beperkingen nu ook écht vanuit onze CDA visie vorm te geven. Daarbij staat wat mij betreft centraal dat mensen zoveel en zo lang als mogelijk zelf de regie houden over hun eigen leven, ook als zij te maken krijgen met beperkingen door ziekte of ouderdom.

Voordeel van deze nieuwe klus is dat er een enorme tijdsdruk op zit. Qua tijd is het dus goed te overzien, maar er zal wel even heel hard gewerkt moeten worden. Met het oog op de verkiezingsdatum van 12 september 2012 heeft de programmacommissie tot opdracht in een zeer kort tijdsbestek het nieuwe verkiezingsprogramma van het CDA op te stellen. Het concept-programma wordt al op 31 mei a.s. al door het Partijbestuur vastgesteld. Daarna wordt het voor bespreking en amendering verzonden aan de CDA-afdelingen in het land. Het definitieve programma wordt vastgesteld tijdens het verkiezingscongres van 29 en 30 juni.  

Samenstelling programmacommissie:

Paul Doop, in het dagelijks leven vicevoorzitter en waarnemend voorzitter (2011/2012) van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), wordt voorzitter van de programmacommissie.

Hubert Bruls wordt de vice voorzitter. Hij is tot 21 mei a.s. burgemeester van Venlo. In maart van dit jaar is hij door de ministerraad benoemd tot nieuwe burgemeester van Nijmegen. Voor zijn burgemeesterschap was hij van 2002 tot 2005 lid van de Tweede Kamer.

De commissie bestaat op dit moment uit de volgende leden:

Mustafa Amhaouch, senior manager ASML
Peter Arensman, financieel directeur BAS Consultancy
Janny Bakker-Klein, wethouder Huizen
Lans Bovenberg, hoogleraar economie Tilburg University
Hans de Bruijn, hoogleraar bestuurskunde TU Delft
Guusje Dolsma, teamleider algemeen economisch beleid VNO NCW/MKB
Leonard Geluk, voorzitter College van Bestuur ROC Midden-Nederland
Marianne Luyer, interim-manager en organisatie-adviseur
Marnix van Rij, senior partner Ernst & Young
Michel Rog, voorzitter CNV onderwijs
Jan Schinkelshoek, communicatie-adviseur
Petra Tielemans, projectleider duurzame zuivelketen (NZO + LTO)
Jeroen van Velzen, oud-voorzitter CDJA

 

 

Toeristische netwerkborrel

Dat het vertrouwen in de politiek in ons land daalt, is niet verwonderlijk. Vandaag trok Geert Wilders (PVV) na maar liefst 7 weken onderhandelen de stekker uit een akkoord over voor Nederland noodzakelijke maatregelen. Wat een tijdverspilling in een periode waarin Nederland een krachtig bestuur nodig heeft! Als lokaal bestuurder kan ik hier op afstand alleen maar met verbijstering naar kijken. Een populistische partij als de PVV is kennelijk niet in staat om in het belang van ons land over de eigen schaduw heen te stappen. Nederland heeft een regering nodig die maatregelen durft te nemen om de economie sterker te maken en mensen zekerheid te bieden over hun baan, hun pensioen en hun woonlasten. Een regering die de overheidsfinancien op orde brengt, maar daarbij wel bescherming blijft bieden aan de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. VVD en CDA hebben de moed gehad om deze uitdaging aan te gaan, juist in deze moeilijke tijd van economische crisis. Maar helaas hebben we te maken met een gedoogpartner met slappe knieën. Wat een misrekening!

Intussen doen we in Huizen ons best om samen met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld naar nieuwe kansen te zoeken en nieuwe banen te creëren, o.a. ook in de toeristische sector. Gisteren hadden we daarom ook weer de jaarlijkse toeristische netwerkborrel, die we combineren met de botterborrel. Een succesvolle combinatie, omdat veel sponsoren van de Huizer botters het Huizer cultureel erfgoed hoog in het vaandel dragen en daarmee ook waarde hechten aan de toeristische promotie ervan. Dit keer waren we voor het eerst niet in de botterwerf, maar in restaurant de Kalkovens, temidden van het bruisende nautisch kwartier.

Botters in Nautisch Kwartier

In mijn toespraak heb ik aangegeven hoe belangrijk het is om als overheid, toeristiche ondernemers én vrijwilligersorganisaties nauw samen te werken om een optimaal toeristisch product te kunnen bieden. Als voorbeeld heb ik mijn wandeling over het Noord Hollandpad genoemd, in het afgelopen weekend. Ik wandelde van den Helder naar Driehuizen in 4 etappes, dus met drie overnachtingen. Fantastische bewegwijzering, goed onderhouden wandelpaden, verrassende B&B’s met uitstekende bedden, goede restaurants. Kortom: het kon niet beter. Tot we op de laatste dag een gesloten restaurant aantroffen en we bij het plaatselijke VVV gingen vragen of we ergens in de buurt konden lunchen. De ontvangst was een beetje stug. Men kende het Noord Hollandpad niet en men kende ook geen restaurants in de buurt. We moesten het maar uitzoeken. Na enig doorvragen konden we een kop koffie uit de automaat krijgen en daar moesten we het mee doen. Jammer, want alles was verder zo uitstekend op orde. Deze ervaring leert wel dat de toeristische keten zo sterk is als de zwakste schakel.

Tijdens onze netwerkborrel bleken voor Huizen alle ingrediënten voor een succesvol toeristisch product aanwezig te zijn. Wij hebben goede bewegwijzering, mooie brochures en nu ook, mede dankzij ons eigen Regionaal Bureau voor Toerisme (RBT) een duidelijke website waarop te lezen is wat er in Huizen allemaal te beleven valt. (www.vvvhuizen.nl). Maar we hebben ook ondernemers die alles op alles zetten om Huizen aantrekkelijk te maken voor bezoekers. We hebben goede horecavoorzieningen, zowel in het oude dorp als in het Nautisch Kwartier en we hebben ook nog eens prima hotels, B&B’s, voorzieningen voor campers en een uitstekende camping. Onze vrijwilligers in het VVV (bij het Huizer museum in het oude dorp) zijn gastvrij ingesteld. Zij vinden het leuk om bezoekers te woord te staan en weten werkelijk alles over Huizen te vertellen. In het Fletcher hotel is een VVV iPoint gerealiseerd. En de vele vrijwilligers die evenementen organiseren doen er alles aan om juist rond evenementen bezoekers met Huizen kennis te laten maken. En als mensen dan weer uit Huizen vertrekken, dan hebben we sinds gisteren ook nog eens een uniek streekproduct erbij om mee naar huis te nemen: een Erfgooiers bittertje of elixer (likeur), met echte Gooise honing.  

Kortom: alle ingrediënten voor een succesvol toeristisch seizoen. Waar het op aankomt zijn de mensen die het nu moeten doen en de samenwerking die daarvoor nodig is. Maar ook daar heb ik, gezien de goede onderlinge sfeer tijdens de netwerkbijkeenkomst, alle vertrouwen in.

 

Kom maar op met die AWBZ!

Als wethouder WMO ben ik momenteel vooral druk bezig met alle voorbereidingen op de komst van nieuwe decentralisaties, zoals o.a. de decentralisatie van de begeleiding (nu nog AWBZ) naar de WMO. Ik doe dit voor de gemeente Huizen, maar coördineer dit ook voor de hele regio Gooi en Vechtstreek, samen met alle WMO collega’s uit de regio. Beslist geen sinecure, want het gaat alleen al in Huizen om ruim 600 mensen (volwassenen én kinderen) die op dit moment vanuit de AWBZ begeleiding krijgen en waarvoor dus straks de gemeente verantwoordelijk wordt. U kunt dan denken aan bijvoorbeeld begeleiding voor dementerende ouderen, begeleiding voor psychiatrisch patiënten, begeleiding voor volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking, maar ook begeleiding voor bijvoorbeeld gezinnen met kinderen met een autistische stoornis.

Toch zie ik er niet tegenop dat dit naar de gemeente toekomt. Integendeel! Al jaren roep ik: “Kom maar op met die AWBZ”. Wat mij betreft zou het zelfs nog verder mogen gaan en zou alle ondersteuning (dus ook de persoonlijke verzorging) die bij thuiswonende burgers in onze gemeente wordt geboden via de gemeente mogen lopen. Daarmee zouden we veel ‘schotten’ in de hulpverlening kunnen wegnemen.

In de gemeente Huizen hebben wij hiervoor ook een goede basis gelegd, met de invoering van de ‘vraaggestuurde’ aanpak. Dat komt er kortgezegd op neer, dat mensen met beperkingen, die ondersteuning nodig hebben om maatschappelijk te kunnen functioneren, in een gesprek met de gemeentelijke WMO consulent zélf kunnen aangeven welke ondersteuning nodig is en ook zélf kunnen bepalen door wie (welke organisatie of welke hulpverlener) die ondersteuning het beste geboden kan worden. De regie ligt dus bij de burger! De gemeente is eindverantwoordelijk voor het resultaat, wat met zich meebrengt dat we er als gemeente dus wel voor moeten zorgen dat de ondersteuning die nodig is er ook daadwerkelijk komt. Wij financieren die ondersteuning vervolgens altijd via de burger die de ondersteuning heeft gevraagd, dus niet door middel van een subsidie aan een instelling. Dat noemen we ‘vraagvolgende financiering’. Dat kan door middel van een zogenaamd ‘persoonsvolgend budget’, maar ook door middel van een ‘persoonsgebonden budget’. Dit model werkt in de praktijk tot grote tevredenheid van burgers die ondersteuning nodig hebben. Als straks ook begeleiding een onderdeel van die ondersteuning wordt, dan sluit dit dus naadloos aan op onze werkwijze. Bovendien krijgen we als gemeente hierdoor meer mogelijkheden om nog beter in te kunnen spelen op de behoeften van onze burgers. Ik zie daar dus, net als ons hele team WMO, reikhalzend naar uit.

Onze aanpak is mijns inziens vooral succesvol, omdat die niet alleen bestuurlijk (College en Raad) wordt gedragen, maar ook ambtelijk, van directeur tot beleidsmedewerkers, van afdelingshoofden en teamleiders tot consulenten van het WMO loket, breed wordt gedragen. Ook onze WMO raad ondersteunt de vraaggestuurde aanpak van harte. En omdat alle neuzen dezelfde kant op staan, zijn de resultaten voor de betrokken burgers er ook naar. Het Huizer WMO loket scoort dan ook niet voor niets hoog in tal van landelijke onderzoeken. 

In de afgelopen week ontving ik een filmpje over de decentralisaties die het huidige kabinet heeft voorgesteld, die ik graag via mijn weblog met u wil delen. Twee van onze ambtenaren (Johan Cnossen en Jeroen Bigot) hebben hier actief aan meegewerkt en ik was aangenaam verrast over het resultaat ervan, dat volgens mij voor veel gemeenten bruikbaar is. De link is:

http://www.youtube.com/watch?v=jet4Wp7HVNw&feature=youtu.be